nuttig voor het eene foort van akkers, en
andere wederom voor andere.
Het flyk der ftraten en groote wegen *, het
opveegzel der keukens , en een menigte andere
onreinheden , zyn , na dat men ze op
een hoop heeft laten droogen , van veel nlit
aan de Hammen der boomen , als mede voor
de uitgeputte gronden. Het is dus mede met
de aflchen gelegen vooral voor de vygeboo-
inen, en het ftroo en ftoppels die met de onkruiden
der tuinen verbrand zyn , nuttelooze
bladeren, peulen, en vooral fchoruen, fchoor-
ïleen ro e t, oude vodden , hair van dieren ,
affchaafzel van hoornen, (hippers van leder,
en van de vellen aller foortcn van dieren ,
droelïem van wyn , van olie en bier , de
overblyvende Holten in de leertouweryen ,
verweryen , en zelfs in de wolfcheerdery-
en en zeepziederyen, alle deze doffen kon-
nen tot meft gebruikt worden.
De Inwoonders van Ardennes, hebben geen
andere hulpmiddelen om hunne akkers vruchtbaar
te maken , als de afïclien der (brinken-,
mofch, varen, heide,'doornen , dunne takken,
en in een woord, alles wat mede werkt
om een land namurlyk onvruchtbaar te maken.
Z y nemen de graszooden weg, met alles
wat aan dezelve vaflgehecht is , om het
op kleine hoopen te verbranden ; zy ftrooi-
jen vervolgens de aiTchen die ’er van voort-
koomt over hunne ontbloote velden , en maken
dus van hunne onvruchtbare en moeije-
lyke landHreken, bebouwbare en nuttige akkers.
De nieuwe aarde , en vooral die geene,
welke zich naby de oppervlakte bevind, is
uitmuntent om de uitgeputte , te verbeteren.
Deze Melt is beuendiger als de Voorgaande,
die maar voor een tyd duurt. Het Mergel is
een zeer duurzame mefting , deze doffe vind
men in beddingen op verfchillende dieptens,
het lyfc zich langzamerhand met den grond in.
Zie M e r g e l . Men heeft witte kleiaarde
en leemaarde , die geen mindere mefting is.;
het zee-zand, zee-wier , dë zee-flerren , en
een menigte andere ftóffen , konnen mede
dienen om de aarde vruchtbaar te maken : de
menfchelyke vemufcigheit weet ’er zich volgens
de omstandigheden van te bedienen.
M E S T I S E N en M U L A T T E N .
De Meftifen zyn een foort van Menfchen
die van een Blanke vader en een Indiaanfche
moeder gebooren worden : zy worden door
geheel Spaanfch Amerika , met de naam van
Meftizos genoemt; en die geene welke vail
een Blank man en een Negerin gebooren worden
noemt men Mulato , en in de Holland-
fche-'bezittingen Mulatten : in Brazil geeft
men de naam van Mamelus, aan de kinderen
van een Europeaan en een Indiaanfche vrouw,
en deze noemt men mede Mefiifen in Peru:
zie op het woort M en sch.
M E T A A L - A D E R E N o f Metaal-
groeven , Vena Metallce* Men geeft deze
naam aan' de dikke, takken welke onder de
aarde voortfchieten , en met heele o f halve
metalen , • en zomtyds met kri ftalfc h i e tin gen
vervult zyn; het gebeurt zomtyds meede dat
de aderen ledig zyil. De groef is in de taal
der Mynwerkers , de voornaamfte ader van
de M yn : men moet haar met de vezelen o f
kleine aderen niet verwarren , welke kleine
takjes vormen ; dus maakt de afbreking van
een rots in haare bedding , welke met Myn-
ftoflén vervult is , een vafte ader, die men
een groef noemt. Dïkwyls zyn de groeven
diep in de aarde ingedrukt, en ’er. gaan takken
van uit welke zich in aderen fmaldee-
len, volgens de hoeveèlheit en middellyn der
onderaardfche 'barften o f veezelen.
- Men kan'de groeven befchouwen ,. ï zy
in opzicht van haare richtingen , o f van haare
uitgebrëidheit, o f van haare ftpffe. De
Mynwerkers befchouwen de richting van de
groeven, betrekkelyk tot de vier,hooft winden;
het kompas bepaalt hen: maar wanneer
de groef noch onbekent is , zoo ontdekt men
deze richting uit die der lagen, o f beddingen
der rotzen, die tot omkleedzelen aan de groeven
verftrekken.
De legging der. groeven , ten opzichte van
dë gezicht-einder, verfchilt meede. Dit is
een andere oplettenheit van de Mynwerkers;
en dit is het geen men de helling o f buiging
van de groeven noemen kan. Men bepaalt
dezelve door een Quadrant; hoe nader de
groeven by het loodlynigec koomen , hóe
dikker en ryker zy zyn. De groeven' die
evenwydig met- den gezicht-einder, voortloo*
pen , zyn gewQonelyk arm. Het, gedeelte
dat het oppervlak- der aarde nadert werd
het Hooft genoemt, en dat geene dat ’ er zich
van verwydert, do ftaart.
De uitgebreidheit o f kracht van de groef,
bepaalt zich door haare dikte en uitgeftrekt-
heit. De Natuur heeft geen volftandige regelen
in dit opzicht, voortgebracht. Men
heeft plaatzen op welke de groef eensklaps
ophoud ; op andere werd zy door -een vally
o f rivier afgebroken ;. maar zy vertpont zich
alsdan aan de overzyde, en vervolgt zomtyds
ia een uitgeftrektheit van verfcheide uuren.
Men heeft plaatzen_, op welke de groef niet
meer als eenige duimen dikte heeft, en op
andere heeft z y een breedte van eenige voeten
, en zelfs van eenige roeden , hier is een
groef uitgezet; en daar is het een verbazende
klomp die als een afgrond inzinkt. .
De rykdom van een groef, hangt van de
meenigte van de' delfftof a f , die zy bevat.
Op zekere plaatzen vervult de delfftofyde ge-
heele groef; op andere beftaat zy uit afgezonderde
ftukken o f klompen. . In eenige ge-
deeltens vind men onvruchtbare en porieachtige
fteenen ; ergens elders mynvloeijingen,
drufen, en ertzen , die op verfchillende wy-
zen door het water , o f door de . onderaardfche
, o f minerale uitwaaflemingen ontbonden
zyn. Het is' in evënredigheit .van hunne
uitgebreidheit, dat de groeven voordeelig
zyn ; hoe meer aderen ’er aan eindigen , hoe
ryker de 'groef is , en hoe meer men haar volgen
moet*
De ftoffe o f het voortbrengzel van de delffto
f , ‘is het metaal zelfs , ’t geen men uit de
ertzen' door de metaal kundige bewerkingen
trekt. De ongelykflachtige deelen , en de
zwavelachtige en arfenikale deelen , welke
men in de ertzen vind , doen dit voortbrengzel
verfchillen.;; Hierom wérden de groeven
koftbaar en edel, ongemeen , onedel en onvruchtbaar
genoemt, na dat zy meer Blend»,
Pyritén , Kriftallifatien ,; enz. bevatten , zie
het artikel M yn. ,Men kan over alle deze
onderwerpen , de Werken.' van de Heeren
Schlutter, Lehman , Cramer ^ Agricola ^ enz.
raadplegen. :
Waarnèemingen over de Metaalgroeven♦
I. De Mynen die uit groeven beftaan zyn
gevvoonelyk veel ryker als die geene welke
,uit lagen zamengeftek zyn. 2. Men kan de
groeven in Voortlopende Groeven , Zwakke
Groeven, Verhoren Groeven, en Wedergevon-
d.en Groeven , onderfcheiden. 3. De rots is
geheel, wanneer het bed dat zy vormt, o f ’t
geen zy aan de groef vèrfchaft, niet afgefchei-
den ,. en door barften , o f affnydingen , o f
openingen afgebroken word. 4. Men noemt
de ledige plaatzen Barften o f Spleten ; ën. de
met Kriftallifatiën van Spath
° '^e^ eed zyn , Neften van Drufein
- Ad» D ékia •
5» Zoo men in de Barften ftoffen van metaal
ertzen en ledige plaatzen .heeft, zoo zyn dit
edele Barften, welke de nabyheit van de goede
Erts aanduiden. Zoo ’er water door de
barften vloeit , en water van de oppervlakte
van de aarde inwaarts ftroomt, zoo zyn dit
onvruchtbaare barften, in welke men nooit
metaal zoeken moet. 7» Zoo de doorzype-
ling van het water inwendig is , zoo duiddes-
zelïs kleur en fmaak , zelfs de Gurb die het
voortbrengt , ’u zy door inzuiging o f door-
zinking , dikwyls den aart van het mineraal
aan; en men noemt alsdan deze Spleten Waterachtige
Barften♦ 8, Zoo de Barften met
leemaarde o f mergel achtige aarde vervult zyn,
zoo is ’er hét mineraal noch zeer verre van
verwydert, en deze Barften werden Aardachtige
Barften genoemt. 9. De Barft is regelmatig
, wanneer zy haar richting behoud;
en men noemt haar onregelmatig , wanneer1
zy van richting verandert. 10. Wanneer verfcheide
barften in een eenige eindigen, o f ’er
na toe lóopen , zoo is deze de voornaamfte;
en het is naar déze toe dat men het mineraal
zoeken moet. ‘
, Men geeft aan de Metaalgroeven noch andere
benamingen , welke thans gemeenelyk
in het groptfte gedeelte der mynen gebruike-
lyk zyn ; te weten, Volle Groeven, wanneer
zy de geheele uitgeftrektheit van de barft ,
zonder tuflchen ruimte beflaan ; Gekorrelde
Groeven, wanneer de Erts uit korlen als zand
beftaat: men geeft de naam van Platte Groef
aan die geene die evenwydig met den gezicht*
einder loopt; en Diepe Groef, aan die geene
die loodlynig lo o p t, en zich in den Berg indrukt;
en zoo zy fchuins is , zoo ontleent zy
haar naam van die geene, naar welke zy het
meefte helt: men zecht eindelyk dat de Groef
afwykende is , en in het getal van de graden
die haaren hoek met het vlak van den gezichteinder,
o f met de loodlyn maakt.
Alle , de Groeven zyn gewoonelyk hellende,
en zeldzaam loodlynig: zy zyn gewoonelyk
van een fchors o f zoom van de rots vergezelt
, die men Salbande noemt. Zie dit woort.
Het opperfte gedeelte van de Groef werd
D a k, en de ondérfte, Steun genoemt. Wanneer
men in dezen zoom Spath gewaar word,
zoo is dit een bewys dat de Groef, wanneer
men dezelve v o lg t, ryker worden zal. Zoo
men ’ er fcheuren o f fpleeten in ontdekt, die
met Quartz o f Kriftalfchietingen , in een te
groot aantal vervult zyn , zoo vermindert de
hoop.
L ' Wy