Ï38
achtige , en eenigzins wrange fmaak hebben*
Deze vrachten groeijen, zoo men -zecht,
op een boom welkers bladere.n kort en fyn ,
gelyk die van het Varenkruid, ingefneederi
zyn. De Indianen , bedienen zich van de
Afchverwige Myrobalanen, om het Ieder te
löoijen , hetzelve groen te maken , en om
itikt zamen te Rellen: zy gebruiken haar me-:
de in pekel ingelecht, om den eetluft te verwekken.
Deze vruchten groeijen in Ben-
gale.
Het water, in welk men de Myrobalanen
heeft laten weeken, maakt het blaauwe papier
rood : zy purgeeren zonder gevaar , en
toen bedient ’er zich in de gevallen van , in
wélke men ter zélfder tyd , zamen trekkende
middelen nüódig hééft. . Haar afkookzel is
zeer nuttig om de lösftaande tanden, vaft te
maken* De Myrobalanen waaren voormaals
alleen , alzoo veel in gebruik , als de Se-
hebladéren en Tamarinden, thans te zaamen
zyn.
De Hobus der Amerikanen , -is mede een
föort van Myrobalaan. De Inwoonders bedienen
zich van de malfchte toppen der hoornen
die haar vóórtbrengen , als mede van
deszelfs fchórs, Oto een welriekend water te
Vervaardigen ’t geen nuttig is om de vermoeide
leden ’té verfterken, zy gebruiken dezelve
mede in hunne badftoven. De vrucht, die
een fóort van pruim is , heeft een purgeeren -
de kracht. Wanneer men infnydingen in de
wortel van den böom maakt, die haar vöort-
bre’ngt , :zèó vloeit ’er een water uit dat goed
Om te drinken is.
De B é n g a a l s c h e B o o n , FabaBen-
galenfis, is mede een vreemde vrucht, die Sa-
inticl Dale denkt de Geele Myrobalan te zyn,
dte óntydig voörtkoomt, óm dat zy door het
ten ó f ander Infect gedoken word. Deze
vrucht heeft de gedaante van een navel- * zy
is een duim breed, uitwendig bruin, en inwendig
zwartach tig.
ïn de zéven en twintigfte Verzameling van
de Stichtelyke Brieven, vind men’er een van
den Vader Coeurdoux, benevens de Nafporin-
gen van den Heer Poivre, waar itt gezecht word.
dat de Cadoucas, waar van dè Indianen zich
in hunne verwereijen ‘bedienen , wezentlyke
'Geele Myrobalanen zyn, welke zy met Buf-
fels-melk verlengen , en die hen diend om
zwart te verwen, door behulp van een vi-
trioliefch water.' Z y noemen de half rype
ïklyrobalwiwPttidfw Cddnucaie; en
caïpou: de Galnoot der Myrobalaan: toen' bediend
zich in Indië van deze , toet de Chaya-
vér gemengt, dat een foort van wit walftroo
van de Malabaar is , om g e e l, groen , en
blaauw te verwen , en te fchilderen \ door
een voegzame mengeling van deze verfftof-
fen te maken.
M Y R R H E , Myrrbd , dit is een gomachtig
en harftachtig ,fap. p dat by de Arabieren
, onder de naam van Ler- mur- mor bekent
is : men brengt dezelve uit dat gedeelte
van .Ethiopië , ’t geen men voormaals het
Land der. Trogloditen noemde. In den Koophandel^
beftaat.de Myrrhe uit ftukken , die
in gróótte,, zelfftandigheit, kleur , reuk ,
fmaak, en doorfchynentheit,verfchillen. .De
fchoonfte Myrrhe is in tranen o f ftukken ,
dié de grootte van een N o o t , een geele o f
rofle kleur, en een weinig doorfchynendheit
hebben. Wanneer men dezelve verbreekt,
zoo ziet men ’er aderen in , die w it , gelyk
de wortelen der nagelen zyn , hierom noemt
men deze Nagelswyze Myrrhe, zy heeft een
bittere fmaak die eenigzints fcherp en fpe-
ceryachtig is, zy veroorzaakt walgingen , en
heeft een fterke reuk. M aar w-ahneer men
haarftampt o f verbrand, zoo-geeft zy een y ry
aangename reuk van zich i zy moet eêu weinig
wryfbaar en vet zyn. De zeer doorfchy-
nende ftukken , welke inwendig; niet 'bitter
zyn, zyn niet/anders als een Arabïfche Gom;,
'men moet dezelve verwerpen , eii die geene
mede uitfchieten, die bruinachtig en lytoerig
i s , en een onaangename fmaak heeft. ' Deze
laatfle | is dikwyls -niet anders als Bde-
lium.
Men zecht niets zekers omtrent de boom
uit welke de Myrrhe vloeit ; en men weet.
niet o f zy ’er door infiiyding. ui-tgetrokken
word. Eenige willen dat wy de goede Myrrhe
der Ouden niet hebben , 'om 'dat zy de
uitnemende reuk niet heeft van die geefie ,
van welke alle de Schryvers -gewag maken t
men maakte ’er de aangenaamfte wynen geurig
medé-, en; men bood de Myrrhe , als een
•zeer dierbaar reukwerk den Zaligmaker dér
Wereld aan, wanneer hy nog in de kribbe
lag. Maar men kan hier op antwoorden^,
dat het met de reukwerken , e ven als met de
fmaken en kleuren gelégen is , over welke
men niet twiften kan. De Menfchen zyn
even zoo onftandvaftig, ten opzichte van
de reuken : de Muskus , de C iv e t, enz. lem
e n hieromtrent klaare bewyzen uit- De
Oudea
Oudeö önderfcheidden twee foorten van Myrrhe,
een vloeibare, die zy Stacté noemden; de
andere was hart; deze gaven zy de naam van
Trogloditifc.be Myrrhe» Z y bekwamen de
Myrrhe Stacté door infnydingen ,. en lieten
haar in vaten yloeijen , welke zy zorgvuldig
toeftopten* Zomtyds zyn de grpote ftukken
der Myrrhe , éven als met een olieachtig fap
y er vult, ’t geen de.latere Schryvers zomtyds.
mede Satcté noemen. . 1
De Myrrhe , als een harftgom zynde , is
voor een gedeelte brandbaar , en. kan voor
een gedeelte , in water ópgelofcht worden,
Men.fchat haar , inwendig gebruikt zynde,
uuttig tegens de verftoppingien der lyfmoeder;
zy verwekt de maandftonden , en de zuiveringen
;derKraamvrouwen; zy dryft de moederkoek
, en de doode vrucht a f : maar wan«
neer ’er, zwangere vrouwen, onmatig gebruik
van maken, zoo loopen zy gevaar van een
miskraam te krygen. Men fchryft dezelve
met nut teegens de amborftigheit, de
hoeft ,• 'de geelzucht, en de fcorbutike kwalen
voor ï z y i s ' mede nuttig voor de maag :
men pryft haar als, een zonderlinge balzem
voor' de verzweeringen aan, zoo wel inwendige
als uitwendige ; men gebruikt haar in
zelfftandigheit van een half vierendeel loots,
tot een vierendeel loots,. , als een flikmiddel
o f pillen, en zomtyds ontbonden zynde: uitwendig
opgelecht befchut z y voor de verrot-
t-ihgen, de kanker en de verderving-der wonden
: maar zoo men maar eenigzins aan het
bloedwateren , o f andere bloedftortingen onderhevig
is , zoo moet men ’er weinig gebruik
.van maken. In dé Artzeny-be.reiding
maakt men., van de Myrrhe , verfcheide za-
menftellen en bereidingen , welke in alle de
boeken befchreven zyn, die over deze Konft
handelen: zy behoort mede tot het zamenftel
van den Theriakel, en in de bereiding van
de Hyacintheu.
M Y R T U S , Myrthus. Dit is een hee-
ftcr, van welke men verfcheide foorten on-
derfcheid, onder andere de Myrtus met grob-
tc'bladeren, gelyk de-Roomfche ex\ Spaanfchc
Myrtus % de Myrtus met gefchakeerde bladeuren
; de Myrtus met kleine bladeren , en de
groote Myrtus met dubbele bloemen; deze laat-
fte is zeer bevallig , door. het groot getal van
deszelfs bloemen , die zeer lang duuren»
De bladeren der Myrtus zyn altoos beurtelings
geplaatft ; hun reuk is aangenaam,
en zy vallen des winters in *t geheel niet af.
Deze bladeren zyn zomtyds klein en eirond j
zomtyds langwerpiger ; en op andere tyden
weder rondachtiger en fpitzer, volgens de
foorten: zy zyn glad en blinkende, -gelykdie
der Palm. De bloemen, komen uit den fchoot
der bladeren vo o r t: zy vormen roosjes , en
zyn wit en. welriekende; op de bloemen volgen
eironde beziën, die verfcheide zaden bevatten
, welke de gedaante van een nier heb-:
ben. .
Deze kleine boompjes, doen een bevallige
uitwerking in de winter en zomer luftbofcn-
jes y in dé Landen welkers luchtgefteltenis
zoo warm is ,- dat men hen in de volle aarde
aankweeken kan;. In onze Geweften kan meti
hen alleen in de Oranjehuizen bewaren, men
moet acht geven , dat men hen naby de deuren
en vengfters plaatft, om hen den invloed
der lucht by zagt en vochtig weder , te doen
genieten ; zonder deze voorzorg, laten zy
hunne bladeren vallen. Deze boompjes zyn
buigzaam , gedwee, en gefchikt om alle
vormen aan te neemen, die men hen geeven
wil.D
e bladeren eii de beziën van dén Myrtus
zyn zamentrékkende , en worden aangepre-
zen om de tanden vaft te. maken, die door
hét blaauwfchuit los geworden zyn. De beziënvan
den Myrtus , verftre-kten de Ouden
tot peper, voor dat deze fpecery in Indië
ontdekt'was* Men gebruikt haar in Duitfch-
land om ’er een blaauwachtige verf van za-
menteftellen , die echter weinig luifter heeft.
Men trekt uit de bloemen van’dén Myrtus,
door haar met Water over te halen, een zamen
trek kent water , dat men Engelen water
QEau d^Ange') noemt : dit werd zeer om
deszelfs aangenaame reuk gezocht. De Vrouwen
gebruiken het om zich te waftchen; want
de ondervinding heeft geleert dat het byzon-
der nuttig is om het vel te zuiveren , het
vleefch vaft , en welriekende te maken. De
Inwoonders van Illirië , Napels en Kalabria,
bereiden hun leder met de bladeren van den
Myrtus, gelyk de Macedoniers dit met die der
Sumach doen, de Egyptenaars, met de Peulen,
van de Acacia; de Bewoondërs van Klein Azia,
met de kelken van de Eikels der Eikenboomen ;
de Inwoonders van de Noordelyke deelen van
Europa, met de middelfchors van dezen boom
en de Phrygianen met de fchors van den Wilden
Pynboom zulks doen. Belon heeft opge-,
merkt dat men op de Myrtus een Scharlaken
Grein vind , ’t geen naar de Kermes gelykt,
en in zyn fthaal een klein levend Dier bevat*
S 2 MY T ,