der verfchillende Volken,' in acht genoomen
worden, die zeer veel achting voor dit Dier
hebben. Men zou ’er uit zien konnen , dat
de liefde tot het wonderbare heeft doen geloven,
dat de Olyphant gebreken en deugden
bezit, da: hy kuifch, zedig, hoogmoedig,
“enz. is. Geheele Volken hébben bloedige en
wreede oorlogen gevoert, en duizende men-
fchen hebben elkanderen vennoort om de bezitting
van den witten Olyphant, die alleen een
bygevoegde verfcheidenheit van de Natuur
ïs. Hondert Amptenaren paffen een van deze
dieren in Siam op ; hy word uit goude
vaten bediend , men draagt een zonnefcherm
boven hem wanneer hy wan del d v en hy heeft
zyn verblyf in een prachtig gebouw , waar
van de befchietzelen verguld zyn. Verfcheide
Ooflerfche Koningen fchatten de eernaam
van Bezitter van den witten Olyphant, hooger
als alle andere. Eenige Reizigers zeggen ,
dat men in het Ooften de Olyphanten africht
om alle eerbied ~vöor de Vorft te betoonen,
die men aan de Koninglyke waardigheit ver-
fchuldigt is ; zoo ras zy hem gewaar worden,
buigen zy de knyen om hem op de wyze der
Oosterlingen, aan te bidden, en rechten zig
een oogenbli-k hier na, weder op.
Men heeft opgemerkt, dat de Olyphanten
die zich in de vlaktens, m de vruchtbare Landen
, en aan de oevers van de Niger onthouden
, die meehigvuldig door de menfchen bezocht
worden, veel zagtaardiger zyn, en ge -
makkelyker tam gemaakt konnen worden ,
als die geene die zich op de Bergen,en in de
woeftynen van Afrika onthouden , om dat
deze altoos onder de verfcheurende dieren
leeven, die hen zoeken te verraffchen, en te
verflinden , zoo worden zy zelfs veel wde-
fter en verfchéurender.
Het gebruik dat men van de Olyphanten
maakt.
Deze dieren verfchaffen dienften in everr-
redigheit van hunne flerkte. Z y dragen allerlei
laflén van een verbazent gewicht, Zelfs
kleine frakken gefchut op derzelver affuiten.
In Perziën en Indiën , reizen de Vrouwen
van. aanzien en- de gröote Heéren op deze dieren
: men maakt op derzelver rug , wydlufci-
ge zonne-tenten vafr , die zeer koftbaar ver-
ziert z y n , en in welke verfcheide perzoo-
n e , leggen o f zittpn konnen.
Men doet hen mede; toorns dragen in welker
men gewapende mannen-' plaatft.. Deze
toorns zyn , ten minften in eenige Landetï,
zoo lang en breed als een bedfteede, en worden
dwars over den rug van den Olyphant geplaatft
; zy konnen zes o f zeven perfoonen
bevatten , die op de wyze der Oofrerlingen
zitten. Een ieder weet dat de Oofrerlingen
de eerfte waren die deze Dieren in troepen ,
ten ftryd voerden. Z y verbraken de gelederen
, verfchrikten de Paarden, vertrapten dé
menfchen met hunne pooten, en konden 15e-
zWaarlyk gekwetfr worden. Men had hen
zelfs afgerecht om de menfchen met hunne
fnuiien op te vatten , en hen in de toorns te
werpen , die zy op dén rug droegen; deze
toorns waren van gewapende Krygsknechten
voorzien , die de werpfpieffèn aan alle zy-
den deeden regénen. Wanneer men de Oly-
phanten ten ftryd e voerde, zoo maakten men
een keten o f bloot zwaan aan hunnen fnuit
vafr , waar van z y zich zeer behendig tegens
de vyanden wiften te bedienen.
Men vond ëindelyk een. middel uit om
hen te wederftaan% ’t zy door vuur, ’c
geen hen v e r f c h r ik to f door wapenen die
de gedaante van fyffen hébben, waar mede
men hen de fnuit a f ï j ie è d o f wel, men frak
hen lange pieken oh der de ftaart in het lichaam
, pp plaatzen alwaar hunne huit zoo dik
niet is; eindelyk , men voerde andere Oly-
phanten tegens hén aan. Men zag toen de
verfchrikkelykfte van alle dieren deel in de
gefchillen der menfchen neémen, en élkan-
deren verdelgen om hen te verdedigen , of
om hen te wreeken.
Wanneer de Romeinen ’er eenige van hunne
vyanden bekoomén hadden , zoo verheiden
zy ’er hunne zegenpralen medé , en fpan-
den hen voor hunne wagens. Cefar deed
zich door veertig Olyphanten voorlichten^
welke fakkels voor hem in den kryg droegen.
Men deed hen zomtyds in de fchöuw-
fpeilen ftryden , en men zag dikwyls Olyphanten
die door een eenig man verwonnen,
wierdeh: een aanmerkelyk voorbeeld van
de meerderheit der behendigheit,. boven de
fterkte.
De fterkfre Olyphanten, konnen een. lafr
van drie duizent ponden dragen ; wanneer
men hem geftadig aanfpoort, zoo konnen zy
op eenen dag, zes dagreizen afleggen ; zy
konnen op een draf loop en.. Wanneer men
door een van deze dieren vervolgt word T.
zoo kan men het niét ontWyken als met wendingen
te maken, want' het kan zoo gemak-
kelyk niet omkceren,, als. vóortloopen^
O #
Om de Olyphanten te befruuren, zoo
plaatft men zich op hunnen hals , en men
heeft een dikke yzere roede in de hand, die
aan het eene einde ëen fcherpe punt, en aan
de andere , een fpitzë haak heeft. ‘ Men bedient
zich van de punt als van éen fpoor, en
den haak vérfrrekt tot een toom: want de
Leidsman dus geplaatft zyndé , prikkelt het
Dier in de ooren en in den muil, om zyn
gang te befruuren. Deze Dieren hebben een
gewifïe voet, en ftruikelen byna nooit: men
zecht dat de Romeinen ’er eenige afgericht
hadden om over een touw te gaan. De Olyphanten.
zyn de voornaamfre jjKrygsmachten
van den Grooten Mögol0 en te gelyk een der
aanmerkelykfrè ïieraden van zyn paleis. Hy
onderhoud ’er meer ais v y f hondert, en der-
zélver tuigen , zyn by uitnementheit prachtig.
Jacht der Olyphanten.
De Oofterfché Yorften., jagen met zeer
veel pracht, en ’er word zoo veel vólk toe
gebruikt, dat men zeggen zou , dat zy aan
net hoofd van een ,Heir uittrekken , om den ■
vyand te beftryden. Zie hier de Befchryving
van een jacht der Olyphanten van den Ko-
ning van Siam. Men tracht eerft om zoo-'
veel wilde Olyphanten als mogelyk is , in
een wyduitgeftrekte omtuining te dryven ,
deze is met zware palen omzet, in welke men
op zekere afftanden openingen laat: men lokt
hen hier in, door middel va'n eenwyfjes Olyphant
, en verfchrikt hen door het geluit van
trompetten en trommelen, en vooral door
vuuren die men op verfcheide plaatzen van 0
het bofch ontfteekt, om hen naar de omtuining
te dryven.
Wanneer zy ’er in aangekomen zyn, zoo
plaatft men ’er de Olyphanten om , die tot
den kryg afgerecht zyn , om te beletten dat
de wilde Olyphanten niet ontvlugten ; vervolgens
brengt men ’er ten naaften by zoo
veel van de fterkfre tamme Olyphanten in ,
als ’er wilde zyn V op ieder der tamme zitten
twee Jagers, welke dikke' touwen met door-
ïchietende knoopen hebbén , waar van dé
einden aan den Olyphant vaftgemaakt zyn.
De Beftuurders der Olyphanten , doen hen
naar een wilde Olyphant loopen , die aan-
ftonds de vlucht neemt, en naar de openingen
van dé ontruiming wykt, om te ontkoo-
xnen, maar hy word hier door de andere Oly-*-
phanten te rug; gedreeven. Terwyl zy dus
heen cn weder loopen , zoo werpen de Jagers
hunne ftrikken zoo rechttydig op de
plaatzen op welke de Olyphanten hunne pooten
zetten moeten , dat alle de wilde Olyphanten
in weinig tyd met touwen valt gehecht
'zyn : ftraks plaatft men hen tuflchen
twee tamme Olyphanten , en maakt hen aan
dezelve v a lt ; een derde gaat voor u i t , en
trekt den wilden Olyphant met een touw
v o o r t; een vierde volgt hem , en doet hem
door zvvaare ftooten met zyne tanden, voortgaan.
; Mem geleid dus de wilde Olyphanten
ieder in een byzondere ita l, alwaar men hen
aan een houte pylaar vafthecht, die gelyk de
kaapftand van een fchip omdraait; men laat
hen 'hier , om hen tyd te geeven dat hunne
woéde bedaart, en zy worden in weinig dagen
, zagtaardig, en zyn volkoomen tam.
Men gebruikt in Pegu meer konft, en minder
volk tot deze jacht: men lokt op dezelve
wys de Olyphanten in een omtuining, dié
met fterke en zware'paaien omzet is , zy zyn
in. diervoegen geplaatft , dat ’er een Menfch,
maar geen Olyphant door kan , uitgezonden
aan den ingang. Wanneer de wilde Olyphanten,
door de wyfjes gelokt, in het park gekomen
zyn, zoo fluit men de groote opening.
met een fchotdeur; de wyfjes Olyphanten^
welke de wilde gevolgt zyn , wykén in de
ftallingen , en men fluit de valdeuren achter
haar toe. Wanneer de wilde Olyphanten
zich alleen in het park zien, zoo worden zy
verwoed, en vervolgens de Menfchen die ’er
zich in bevinden om het nodige te verrichten
; maar zy ontfnappen hen tuflchen de palen.
Deze Dieren verwoed zynde;, geeven
fchreeuwen, fteenen , en doen pogingen te-
gene de palen, gedurende twee o f drie uuren,
om dezelve om te werpen ; eindelyk ontbreken
hen de krachten ; het zweet vloeit van
alle de deelen van hun lichaam a f , en zy laten
hunne fnuit op de aarde hangen. Wanneer
zy in deze ftaat zyn ,. zoo laat men de
wyfjes weder in het park koomen; aanftonds
'beginnen de wilde Olyphanten haar te volgen
; deze begeeven zich in andere ftallingen,
en de wilde Olyphanten volgen haar , maar
zy bevinden zich wel ras alleen , om dat de
wyfjes door een andere deur uitgaan. Z y
willen hier in de vier o f v y f eerfte dagen niet
eeten noch drinken , maar ten einde van dezen
tyd gewennen zy zich aan hunne fla-
verny.
Te Patana, ’t geen een Koningryk is dat
van Siam- afhangt, leidmcn maar alleen eenen
A a 3, ' fter