begrypt hy de Stekel-Varkens , de Eekhorentjes,
de Hazen, de Bever , .de Muizen,
de Rotten, het Indiaanfch Varken., de Mar-
meldieren, en de Philanders.
In den vyfden rang, die de Jumentes bev
a t, plaatft hy den Olyphant, de Rhinpce-
ro s , het Nylpaart, het Paard, den Ezel, de
Zebra, de Muilezel , de V arkens , en de
"Wilde Zwynen.
In den zesden rang , zyn de Pecoras begrepen
; gelyk de Dromedaris , de Kameel,
de Gazelle,de Herten,de Geiten,de Rheen,
de Steenbokken, de Eland, de Wilde Geit,
het Rendier, het Damhart, het Schaap, de
Bifon en den Buffel.
De Heer Klein brengt alle de leventba-
rende Viervoetige Dieren onder twee ge-
flachten : het eerfte bevat de g eh o e fd edat
is te zeggen, die hoeven o f hoornen aan de
voeten hebben, en hy maakt ’er vyfFami-
liën o f Gezinnen van ; de tweede bevat de
gevingerde o f genagelde, waar van hy mede
v y f gezinnen maakt: zie het Werk van deze
Schryver, ’ t geen te Leipfig gedrukt is , onder
de titel van Quadrupedum dispofito, hre-
visqufi Hiftoria Naturalis.
Deze Schryver heeft mede een klafïe van
de Viervoetige eyerbarende Dieren gemaakt,
in welke hy de Kikvorfchen, Krokodillen,
enz. plaatft, welke Dieren de Heer Linnceus,
in de Maffe der Halfslachtige Dieren be--
grypt, en die de yier;de klaffe van den Heer
jBriffon, onder de naam van Kruipende Dieren
uitmaken.
De Heer Brijfon heeft het geheeïe Ryk
der Dieren in negen Maffen verdeelt, die
hy weder in acht orders gefmaldeelt heeft,
waarvan de. kenmerken van het meer o f
min getal der tanden afgeleit word, 't zy
maaltanden, hondstanden, o f fnytanden, en
zelfs van hunne plaatzing en gedaante. Deze
Natuuronderzoeker voegt ’er mede de
vergelyking , o f de kenmerken by , dié de
voeten verfchaffen, zoo wel de gehoefde als
de genagelde , in de eenklaauwige , in die
gene wier klaauwen verdeelt z yn , enz. als?
mede het getal der achter en voorvingeren,
dat der mammen, en het verfchil van de
lengte der beenen.
Andere dier Befchryvers hebben de Dieren
verdeelt door hun foort van kleding,
woonplaats, levens wy s, wapenen, enz.
Hoe meer wy de Werken van deze Sy-
ftematifche Schryveren lezen, hoe meer lo f
w y aan hunne yver geven moeten , die hen
tot deze nafporingen aangedreven heeft, die
behaiyèn dit veel geleerdheit aaaduid , alsmede
veel fchranderheit in de vergelykini
van een zoo groote menigte Dieren, die zoo
veel van elkanderen verfchillen. Wy .zullen
’ er eenige tot een yoorbeeld van .aanhalen
, die genoeg zyn zullen om den Lezer
een rafreel van de verfcheidenheit der
geüachten van deze wezens te fchetzen.
De voornaamfle en uitwendige Verfcheiden-
heden van de Viervoetige Dieren.
Onder deze foorten van Dieren, zyn eenige
met hairen bedekt, en hebben in ft geheel
geen tanden, een dezer is den Mieren-
eeter; andere hebben panswyze en beweegbare
fchubben, gelyk het Schubdier, of niet
gekromt en vaftftaande gelyk de Krokodil;
andere hebben de huit met ftekels bezet, gelyk
de Egels en Stekel-Varkens ; eenige
gaan langzaam voort, en hebben alleen maaltanden
gelyk den Luiaard; andere hebben een
beweegbare fnuit tot een verdedigent wapentuig,
gelyk den Olyphant., o f een onbeweeg-
baren hoorn op de neus , gelyk de Rhino-
ceros, of op het hoofd, gelyk-het Hert en
den Os ; andere hebben gepalmde pooten *
gelyk den Otter, o f met hairen bezet en ge-
vingert, gelyk den Tyger, o f met hoeven bezet
en niet gefpleten , .gelyk het Paard ; andere
hebben vliezen die vleugels wys uitgebreid
zyn, dié de voorfte met de achterfte
pooten vere enigen, gelyk de -V leder-Muis;
andere hebben v y f vingeren aan de voorfte
pooten, en vier aan de ach ter (te, gelyk den
Hond; andere lenen op den hiel, onder het
voortgaan, gelyk den Beer, andere hebben
korte pooten, en leven onder de aarde, gelyk
de Mol.
De voorfte been en van eenige , zyn veel
langer als de achterfte , gelyk die van den
Kemel-Pardel ,■ o f van een gelyke hoogte,
geTyk die van het geflacht der Bokken * die
bchalven d it, de hoornen noch opwaarts gekromt
hebben; die van andere zyn zulks achterwaarts
, gelyk het geflaeht der Rammen,
o f ter zyden , geTyk het geflacht der Offen,
o f getakt gelyk het Hert; andere bezitten
weder niets van dit alles , maar hebben een
menfchclyke gedaante , dus zyn de Aap en;
andere hebben een platte ftaart, geTyk de
Bevers ; o f een lange die zeer ruig is, gelyk
het Eekhoren tje, o f een korte, gelyk de Kony-
nen; andere hebben een ronde kop, en hun»
vL v '1 , 'A ) \ " *■
ne nagelen fchoon krom zynde , konnen geheel
ingetrokken en verborgen worden ,
gelyk in de Katten. Eenige hebben een
plat gedrukte kop, en voeden zich met vruchten,
gelyk het geflacht der Konynen ; andere
voeden zich met Infeéten , gelyk de Miè-
ren-Eeter: men heeft ’er die zich konnen uitrekken
, en zich om dus te fpreeken te za-
■ uien trekken , om door kleine openingen te
gaan, gelyk het geflacht der Wezels, enz.
Men befpeurt reeds de tallooze meenigte
der omfchryvingen in de Syftematike rang-
fchikking der Viervoetige Dieren : deze dieren
beflaan maar een kleine uitgeftrektheit
op den aardkloot, en maaken maar een gering
gedeelte van de Natuurlyke Hiftorieuit,
en echter zyn wy noch zeer verre van dë
bezitting, van een naaüwkeurige rangschikking
van dit foort van dieren, verwydert, in
welke men niets zou konnen berispen.
Inhgt verwonderingswaardige Werk , dat
den doorluchtigen de Buffon , over dè Na-
mrlyke Hiftorie, in -t licht gegeeven heeft,
beflaan de Dieren die het noodzakelyfte 'en
het nuttigfte zyn , den eerften rang. Dezen
beroemden Schryver geeft den voorrang , in
de order der Dieren aan het Paard, den Hond,
den Os , het Schaap , enz. Is het niet beter
, zecht de Heer de Buffon , dat men het
Paard ’t geen eenhoevig is ; dooi^ den Hond
laat volgen , ’ die gevingerde voeten heeft,
en die de gewoonte bezit, om het inderdaat
te volgen , als door een Zebra, van welke
wy weinig kundigheden hebben, en die moge
lyk geen andere overeenkomft met het
Paard heeft, als dat hy eenhoëvig is? De
rangfehikking die hy aan de Dieren geeft,
behaagt de Heer Klein niet, welke wil , dat
de verdeelihg van de Viervoetige Dieren , in
gehoefde en gevingerde , de natuurlykfte en
eenvoudigfte i s ; maar in een Werk als dat
van den Heer de Buffon, ’ t geen gefchikt is
om door een ieder gelezen te worden , en in
welk den Lezer alleen zoekt om de zeden en
leyenswys van de dieren te lèeren kennen ,
geeft men geen acht op de fyftematifche order,
en dezen grooten Man, heeft voorzeker
gelyk, dat hy ’er geen in acht neemt. De
Syflematifche Orders zyn alleen nuttig vóór
hen die zich een byzondere ftudie van de
Natuurlyke Hiftorie maaken, en die veel
eerder Waarneemers als Hiftorie-Schryvers
zyn; zoodanige z yn , Gesner, Aldrovandüs,
Jónftpn, Ray, en de Heer Klein zelfs. Inderdaat,
in déze Schryvers, vind men alleen
Natuur-Onderzoekers , die zich toegelecht
hebben om ons de Dieren te leeren kennen,
gelyk zy dachten dat zy waren , en in den
Heer de Buffon in tegendeel , ziet men een
oplettent Waarneemer, die , na dat hy de
wonderen der Natuur nagefpoort heeft, de
konft bezit om ons dezelve, als een bekwaam
Schryver, onder de bekoorlykfte en aan ge-
naamfte afbeeldingen voor te ftellen. Uit
zyn zeldzame hoedanigheden in een Natuuronderzoeker
; byna alle die gene die over
, deze ftoffe gcfchreeven hebben , leiden zich
alleen toe , om de Dieren naauwkeurig te
befchryven, zonder dat zy zich veel over bevalligheid
van den fty l, bekommerde: dit is
een aanmerking die mén in het Woordenboek
van het Ryk der Dieren, leeft.
W y zyn niet bevoegt om dit gefchil te be-
flèchten: wy zullen ons alleen vergenoegen,
om met de Heer de Buffon te zeggen-, dat
dc Viervoetige Dieren, alleen tot gebruik
van den Menfch gefchapen fchynen; de T y ger,
de Lyn x , de Beer, de Eland , de Bever
en de Vofch, bezitten pelteryen, van welke
wy ons bevoordeelen: eenige foorten van
Honden dienen, om de Harten , Steenbokken
, Haazen , enz. te vangen , welke wy
tot ons voedzel doen dienen; de andere foorten
dienen om ons re bewaken , o f tot ons
vermaak; de Fret, doet het Konyn uit zyne
fchuilplaats’ voortkoomen ; het Paard , den
Olyphant, en de Kameel , fchynen gefchikt
om laften te dragen; de Stier om met het jok
te arbéiden, de Koe om melk te geeven , en
het Schaap om Wol te verfchaffen.
De Liefdens-bedryven , het Geluit , de Ver-
meenigvuldiging , de Woonplaats , de
Liften , de Gevechten en de
Verdelging der Viervoetige
Dieren.
W y hebben reeds gezecht dat de geweldige
drift om zyn foort te vereeuwigen opeen
verfchillende wys in ieder Dier ingefchapen
is. Onder de Viervoetige Dieren huilen de
Wolven enVoflchen in de Boftchen; de Honden
volgen de loopfche Teeven in troepen;
de Stieren hebben een donker en woeft aanzien,
gelyk mede de Herten , wier hoornen
alle jaaren afvallen, en na de liefdensbedry-
ven weder voortkoomen.
De wyfjes der Viervoetige Dieren , bewaren
haare vrucht in een gematigde warmt
e ; en men merkt op , dat zoo deze Dieren
V v v v 2 een