is in het ronde met kerke fchubben bezet,
haar kaart neemt trapwys af, en eindigt in
een punt. Seba Thef. Tab. S7*
i N IN Z I N of N I Z I : zie des.zelfs hi-
ftoriè achter het woort G i nz.i n g.
N I P T , 2/V KATTE KRUIDU.
N I R U A L A , dit is een boom van verfchillende
Indiaanfche Landfchappen, vooral
van de Malabaar , welkers bladeren, een
fiap uitgceven, dat, wanneer het op een kuk
linnen, gevangen , en op de lendenen geleclit
zyhde, aanftonds de waterloozing voort-
brengt.
N L A N N E T O N 'S , deze naam geeft
men aan Glinfterwormen , van het Komng-
ryk Siam. Z y zyn zeer fchoon goudkleurig
groen ^ zy gl inkeren des nachts met een veel
fchoonder licht als onze 'glinkerwormen |
en hunne eijeren. hebben de grootte, van er-
weten*
• N O A C H S - A R K , dit i*een fbort van
ïchelp , die , volgens de Heer cPArgenville.,
het naafte by het geflacht der harten koomr.
Haar holle gedaante, die een langwerpig hart
vertoont, waar van het- onderke gedeeke
plat is , heeft haar deze naam doen geeven.
De knepen dié haar rok bedekken, vormen
een ruitwerk, dat bruin op een witte grond
is.
• N O Ë R Z A r deze naam hebben*, eenige
Schryvers aan een foort van Wezel geg.ee-
vem, die in grootte met de Marter overeen
koomt;: deszelfs hair gelykt in kleur , naar
dat van den Otter s dit dier verbergt zich, in
f e dicbtke der boffehen,, en geeft een zeer
kwade reuk van zich. Agricola. zecht f dat
de Noërza zich. in- de wydukgekrekte en
donkere boflehen van- Zw a fe en en . <tan de
oevers van de Wyffel onthoud.
N O KT'HO^ De Siammers geeven deze
naam aan-een Vogel , die GrandGoziet- door
de Reizigers-, in Afrika, genqemt word, en
in Amerika de naam van pelikaan draagt, en-
Qnocrotalus, door de Natuurkundige^ ge.--
noemt word: zie P e„l e k a a n .
N O N N E ’ V IS C R , Monialh\tez<t naam*
heeft. men. aan. eenige viffpheji gegeeyen, welke
men meenigvuldig in Indiën eet, en die men
niet verré van Hylas vangt. De eerke is
licht blaau.w op de rug ; hy freeft een breede
fïreep , die een roodë kleur heeft ; zyn buik
is mee verfcheide.kleuren gevlakt;, de vinnen
die hy aan beide zydenvan. het lichaam heeft
zyn niet fpits* Zyn vlëefch is goéd om te
eeten, maar men moet hem alvorens openen,
en in de zon laten drogen , o f hem zouten..
De tweede , fchoon gelykvormig aan de vorige;
is echter zeer kenbaaf , om dat hy zes
doornen op den rug., en twee onder aan den
buik heeft,; benevens drie witte vlakken, en-
vinnen op de kieuwen: zyn kleur is geel. Dë
derde , verfchik van, de. voorgaande , alleen
door zyn geele , zwarcachtige , en blaauwe-
kleur, zyn kop is rooch
N Q 'Q R D K A P E R , dit is een.foort van
kleine Walvifch , dié men op de Kullen van
Noorweegen en Ysland vangt :, dit is de Ys-
Walvifch van Klein.. Zie op bet artikel W al-
VLS CH*.
N O O R D E R L I C H T . . Het Nbojcferr
licbt is een fóort van dunne, döorfchynendé
en lichtende wolk, die zich. vamtyd tot tyd,,
des nachts , in het Noorden vertoont. Zy
heeft de gedaante, van-de fnede van. een cirkel,,
die-aan bèt oog, oneindige verfcheidenhëden
vertoont :.men ziet ’er eerk lichtende böogen,
vervolgens kralen. en fcheuten van licht uit
voortkobmem Wanneer dit verfchynfél in
zyn volkoomen luiker i s , zoo vormh’er zich
een. foort van kroon van licht j omcrent het
toppunt., Om het.Noorderlicht op aene Natuurkundige,
wyze Te verklaren,, zoo konnen
wy niet beter doen.als hier. met weinig woorden.
het. keftzel van den Heer dë. Mair.an
over dit verfchynze! in te voegen..
De Zon is met een dampkring, omringt die
ons verlicht , en die zich zonxtyds meer als
durtig miljoenen uuren uftkrekt.. Wanneer
de laake lagen van. den Dampkring der .Zon,
niet meer als zeftig duizent uuren , van
de aarde vcrwyderx z yn , zoo worden zy naar
onzen kloot door de wetten van de weder-
zydfche, aantrekkracht dër liehaamen , ‘op
eikanderen , getrokken.. Wanneer dë lichtende
koffen van den dampkring., der zon , in
overvloed in den. dampkring; der aarde Val—
lën , zoo moeten zy Hier noodzakelyk Noorderlicht
voortbrengen. Niets is wetenswaardiger
, noch beter beredeneert, als dë. uitmuntend
Verhandeling van. den Heer’ Mi
■ Mairan , over het; Noorderlicht. Men' ziet
in deze Verhandeling;de reden , waarom het
gewoonelyk tien off twaalf graden naar het
Weken afwykt | waafom men ’eindelyk, ten
tyde van dit verfchynfel v pylaren van vuur,
icheuten van licht;, weerlicht, en een verlichte
kroon omtrent het toppunt ziet. - 8
. Het * Noorderlicht is voor ons alleen een
fchouwfpel dac de ©plëttenhek der Filofofen
tot zich trekt ; maar het is voor de Volken
die naby de Polen woonen, een fchadelqqs-
kelling voor de afwezigheit der Zon. Wanneer
dit Hemellicht hen begeevén Keek ,
zoo is - de aarde een akelige yerblyfplaats
in deeze Geweken ; maar de Hemel ver-
fchaft het fchponke fchouwfpel • aan dc oo-
gen, De Heer de Maupertius heef!: in deze
Landen, nachten befchouwt , die- de luiker
van de fchoonke dagen konden doen vergeten;
vuuren die duizent kleuren, en dui.zent
verfchillëndë^gedaantens hadden verlichte
den Hemel. Dit licht neemt verfchillende'
gedaantens aan , en heeft verfchillende bewegingen;
gewoonelyk gelykt dit naar vaan^
delen die men door de lucht laat vliegen;
en door de fchakeringen*der kleuren met welke
hét geverft is , zou men het voor de breede
kreepen van het T a f aanzien , dat men
Gevlamt I k / noemt. Zomtyds bekleed het
eenige plaatzen- van den hemel met fcharla-
ken, ’t geen een kleur is die men in dit Land
jseer ducht , om dat men haar voor een voorteken
, van eenig .onheil houd. Eindelyk ,
wanneer men deze verfchynfel en befchouwt,
zoo zal men zich niet verwonderen, dat die
ge ene die hen met andere oogen als de Filo-
ïpfen. befchouwen , ’er vuurige wagen en ,
ftrydende. heirlegers, en duizent apdere wonderen
in zien.
•Het Noorderlicht begint zich niet te ver-
toquen , als twee o f drie uuren, na dat de
zon onder gegaan is : het is zeer n^eenigvul-
digin Europa zedert het jaar 1716 gezien, en
zeer zeldzaam, voor dit tydperk. Het vertoont
zich menigvuldiger van den *22l>eceu>
ber tot den 2ujuny , als in de andere maanden
van het jaar ,. fchoon men het mede in
J.uny gezien heek.
N O O R D S CH E - K E R M E S , zzeCo-
e hè Ni e l je, (TPo o l .s.g h e J.- Men geeft
mede de naam. van Kermes aan een. bereiding
van.den Antimonie,. diemien voormaals Kar*
tsbuizer Poeder nogmde : maar deeze Kersjes
is,een. Minerale zelfkandigheit.. Zie het
Woordenboek der Scheikunde.
. ,. N O O T M U S K A A T , M u s k a a t n
o o t . y
N O O T E K R A K E R , CargocataStes..
Deze vogel, die de Picanucifraga van de Vo-
gelkundigen is, was in het jaar 1753, zeer gemeen
in den omtrek van Soiffons en Fontair
nebleau. Hy is een voet lang,, van den punt
van den bek tot aan het uiteinde der pooten
o f vleugelen. Zyne vlucht bellaat omtrent
een voet en negen duimen ; zyn bek is omtrent
twee duimen lang; het opperfle gedeeld
te is het langke , en heek geen punt; zyn
tong is kort en gevorkt ;, de regenboog van
zyne; oogen is nootekleurig : zyne neusgaten
zyn- rond en ruig; zyn keel ~en bork bleek
rood; het onderlte van zyn buik is,met eenige
roo.de vederen bëzet , waar van de punten-
wit zyn ; de fchachten van. de lange pennen
zyn- zwart, en de kaart heeft b y n a v y f duimen
lengte. Deze Vogel heek korte pooten ,
zy zyn., gelyk de voeten , donker vleefch-
klem’ig , zyne klaauwen zyn groot en krom.
Hy maakt zyn nek in. de holle boomen , en
vernaauwt derzelver ingang, en laat alleen
een kleine opening , om in en uit te konnen
gaan. Hy voed zich niet alleen met infe&en^
maar mede met nooten. Na dat hy ze uk
zyne bewaarplaats gekreegen h e ek, en haar
naauwkeurig in een fpleet. gqplaatk heek ,
zoo gaat hy/ ’er booven zitten,. de, kop naar
beneden hangende; hier na, pikt hy de noot
met zyn. bek, zoo hart als hy kan , en met.
een wonderbaare behendigheit, . waar door
zy open, bark, en hem gelegenhdt heefc’om.
’er de pit uit te eeten..
N O T E N B O O M ,. W a l n o t e n b
o o m , O k k e r n o t e n b o o m ., Ntix J ut
gulans. De Notenboom is een boom die
zeërr fchoon. bevallig om zyn. lo o f, en van
een- groote. nuttigheit is || zoo. wel om zyne'
vruchten ^ als om- zyn hout*.
Men heeft verfcheide foort en van-Noten-
Bpomen die yan eikanderen verfchillen,. ’t zy
((oor hunne vruchten r rt. zy door hunne bla-
dereni Men onderfcheid de ge.meene Notenboom
van. den Notenboom die gr00te yruchr
ten voortbrengt, zyne vruchten zyn by uit-
kek. groot, maar zyn nooit, vol , en hebben
weinig knaak: men heeft een Notenboom die
ingefnede bladeren heeft: een andere die tweemaal
in ’t jaar vruchten, voortbrengt: de No«-
1 3 , v tem