De Reftnüizen paaren in het- einde van cïe
Lente; werpen haare jongen in den zoomer,
z.y brengeu ’ er doorgaans vier o f v y f voort,
en. men verzekert dat zy maar. zes jaaren lee.-
ven. Eenige. Schvyvers zeggen, dat de jonge
Relmuizen haar vader en moeder .voeden ,
wanneer deze oud geworden zynde niet meer
uit haar hol ko.omen konneni
In Italië», alwaar het noch eëiip gewoonte
is om Relmuizen i te eëten , ma;tkt men kuilen
in de bofichen die men met. mos bekleed,
en met flroo-bedekt, en in welke.men eikels
lecht. Men verkieft hier tóe een drooge
plaats, die door een rots befchut wort, en
naar het Zuiden gekeert is .. De Relmuizen
begeeven zich in meenigte naar dezelve , en
men vint ihaar in .het einde van den Herflt
verdooft in dezelve ; , het is in deezen .cyd ,
dat z y het befte om te eeten zyn. Deze kleine
dieren zyn dapper , en verdeedigen. hun
leeven tot .het uitterfte : hunne voorfte. tanden
zyn zeer lang en zeer fterk; zy byten geweldig
: zy vreezen noch de. wezels , poch
dè klein'e roofvogels: zyoruwyken de Vollen,
die hen tot in de toppen der boomen nietvol-
gen konnen; hunne grootfte vyanden zyn de.
'wilds Katten, en de Marter. Zie deeze vioor-
den*
Het foort der Relmuizen -is niet zeer ver-
fpreid: men vint haar weinig elders als in gematigde
lnchtftreeken, en in bofchryke Landen,
De Noordfche Relmuis., van welk
verfcheide Natuurkundigen fpreeken-, is de
kleine. Hazelmuis-,. die , 'gelyk wy gezecht
hebben , de kleinfte van- de drie .foorten is.
D e vliegende Relmuis van her. Eiland Terna-
t e , is mogelyk niets anders als de Fdedermuis
van Ter na te.
Wat de wilde Relmuis.-van-Amerika betreft,
dit is de Bofih Rot van Juffrouw Me*
rjan-o? de Pbiiander van Indieu.. Zie op dit
sword. .
De groote Hazelmuis: is veel Jdeindjf als
de Relmuis-, en van een verfchillende gedaante
; het «nderfcheide kenmerk yan deze.
beide Dieren, beftaac.in de gedaante vander-
zelver ftaart. Die van de Relmuis is met lange
harren.van het eene tot het andere einde
b e z e t i n tegendeel heeft die van’ de groote..
Hazelmuis .-alleen zeer korte haireii aan het
grootfte-gedeelte -van deszelfs -lengte :' hy is-
ajleen aan deszelfs einde met een bos lange.'
harren bezet- -De kop en het lichaam, van-
de groote Hazelmuis is veel korter; ; de.-
o.orenJanger.,:^r,de.fno.et.veel..ipicïer als die
van de Relmuis-, Vermits decgroóte H a ze lmuis
veel gemeender alk de Relmuis is ei*,
dat de. naam van Relmuis veel bekender als
die. van Hazelmuis is , zoo- heeft men dikyvyls-
die van Relmuis aan de groote Hazelmuis ee-
geeven;. wy hebben derzelver uitwendige
yerfehillenthéderi b e fc h o u w te n zuilen nu-
tot derzelver verichil van zeden, övergaan,
De Relmuis ,, zeeht. de Heer de Tttffon ,
woont in;de.Bofichen,. emfchynt onze \voo-
ningen te ontvluchten; de groote Hazelmuis-
in tegendeel,.onthoud zich' in onze tuinen
en men vint dezelve zomtyds in onze huizen'.
Derzelver foort is mede veel talryker , meer
algemeen verfpreid ,.. en' weinig tuinen .zyn.
met dezelve niet befmet. Z y onthouden zich
in de reecen, der muuren : zy loopen langs de
leiboomen , en klimmen inde ftamboomen,.
kiezen de befte vruchten u it,en knagen -ftuk-
ken Uit alle , wanneer zy beginnen te rypen.
Zoo men de vruchten behouden w i l , moet
men trachten.om haar u-it te roeijen. . Wanneer
de.zo.ete vruchten haar beginnen te ont-
breeken, eeten. zy de amandelen , hazelnoo-
ten ,..no,oten .én zelfs de kernen der peulvruchten
: zy brengen.een.meenigte derzelver-
in haare fchuilplaatzen , die zy in de aarde-
o f holle boomen maake'n , in welke zy een
leger van kruiden .en mos bereiden. De koude
verftyft haar-ende warmte wekt haar weder
öp; men vint’er-zomtyds acht o f tien op-
eene plaats, alle verftyft, alle als een,bal in
een gerolt in hét midden van haaren.voorrad,
van noöten, en vruebtem -
De Lente is de tyd-in welke.-zy paa--
ren: zy werpen-- inrden zoomer , .en bréngen
doorgaans v y f o f zes jóngen voort | ' die
lehielyk groeijen-, - maar zelfs voor het volgende
jaar geen jongen -teelen-: zy hebbenden-
onaangenamen reuk van-de huis rot;-in plaats •
dat de Relmuis in ’t. geheel.geen reuk heeft..
Men vint groote Hazelmuizen in alle de gematigde
, landftreeken , doch het fchynt dat
men dezelve .in de.Nosrdelyke.Landen nicf
heefc.
De kleine Hazelmuis is-dëminftoflaange-
naame van alle rotten , zecht de Fleer de-
Bujfon: zy heeft, glinfterende oogen , een -
dikke hairige ftaart-, en haar hair is van- een
onderfcheide kleur: zy is veel eer blond als
ros ; onthoud zich nooit in dekhuizen, zeldzaam
in de tuinen , en bevind zich.gelyk de,
Relmuizen in de boflehen:, alwaar, zy zich in-
de holle boomen verbergt. Haaf foort is,
on-veebna.,, zoo. mèeiiigyuldig niet. als,dat;
vim' de groote- Hazelmuis. Men vint d è '
■ Kleine Hazelmuis byna; altoos alleen in
Haar hol. Dir kleine Dier is vry* gemeen in-
Italiëri^, alwaar men zeeht dat men ’er twee
foorten van vint ;-het eene is zeldzaam, ’t
geen een muskus reuk heeft; en het andere
dat het geene is van ,’t welk wy fpreéken,
Reeft epen reuk. Men vint dit Dier in-Zwe-
^De kleine Hazelmuis verftyft door de-koude
en rolt zich als een bal in een , ’-gélyk de.
Relmuis, en de groote Hazelmuis ; zy be-
koomt weder gelyk deeze, door de warmte,
Éii verzamelt meede een-voor raad van nooten
en andere-vruchten. Z y maakt haareri heft
op de boomen, gelyk de Eekhorentjes; maar
zy plaatft dezelven-gewoonelyk veel lager,
tuffehen de takken van een hazelnoóten-boom,
of in een heg. Haafneft beftaat uit in een
gevlochte kruiden: hy heeft "omtrent zes duimen
middellyn , en heeft geen opening als
alleen aan de boven zyde; hy is met kruiden
e*n mos omringt : men vint dfie:of vier jóngen
ifldenzelven. Zo o ras| 'zy groot zyn ,
verlaten zy de neft ,. en_ verfchuilen zich in
de reten der oude. boomen; en het is hier dat
zy ruften , haar en voorrad verzamelen , en.
door de. koude verdooven,
R E N D IE R ’, R h end ter , Rangifer;-
dit is èen Dier-van het geflacht der Harten,
men vind'het in- Noorweegen en- Zweden,
on in andere Noordfche Landen , . dié niet
verre van den-Noordpool vèrwydert zyn,*
BefcBryving'van hei Rendien
Dit viervoetig Dier , is -het voornaamfte-
tamme D ier, dat de Laplanders bezitten: het
Herkaauwt gelyk alle Mieren van zyn foort r
lï'et heeft de geftal-te van het Hare, maar ltec
is veel-grooter en-dikkeralle deszelfs léden
bézitten noch -meer radhèit; zyne beide hoor-
nen, die achterwaarts overgebogen zyn, zyn-
groot ,- getakt , rond omtrent hurinëh, oor-
%oi)g , en plataehtig uitgebreid aan de uiteinden;,
enr zy eindigen in punten. U ith e f
midden van de hoornen van dit Dier koomr
dikwyls een tak voort, die zich in een mee--
uigte zy takken verdeelt: hy is naar de voor--,
^d.e gekeert; 'en hy kan , om deze gefteld-
heic voor een derde hoorn gehouden worden..
Het gebeurt mede dikwyls , dat iedèr van de*
g’oote hoorneh een- tak-uitfehiet, en dat ’er.
fSI zich-even. als. vier. hoornen-.vertoonen
twee die' achterwaarts, gelyk die der Harteir
'gekromt zyn , en twee voorwaarts , ’ t geen
byzonder in de Rendieren is. De wyfjes*
Rendieren hebben mede hoornen , maar z y
.zyn veel ld einder als die van de mannetjes y
en zy zyn te gelyk noch zoo breed, noch-
zoo getakt. Deze hoornen zyn gewoonelyk?
met een foort van dons bedekt. Dit gebeurt
wanneer zy weder uitfpruiten, na dat de eer—
fte- afgevallen zyn ; want wanneer zy in de
Lente beginnen uit te fchieten , zoo zyn z y
teder , wolachtig , en inwendig met bloed-
vervult ; en wanneer zy hunne natuurlyké
grootte Verkreegen-hebben „ zoo valt ’er het1
hair in den herfft.af.
De beenen der Rendieren gelyken naar diender
Buffels , zy zyn korter als die der Harten
, en- veél-dikkèr. De hoornen van hunne
voeten zyn in-twee déelen gefcheiden ,
gelyk die der Koeijen; en het zy de Rendieren
langzaam voortgaan o f fnel loopen , zoo-
maken dè zamenvoegzelen van hunne beenen,.,
echter een geluit als keifteenen die op elkan-
deren vallèn ; dit geluit, doet zich hooren zoo
ras men het Dier ontdekt. ( Indien dezeby-:
zond er heit waar is , zoo is het vreemd dat de-
Heeren Linnceus en Maupgrtius ’er geen roet--
ding van gemaakt hebben). ; De kleur van-'
het hair dézer Dieren, dié volgens de jaarge—
tyden verfchilt , is graauw afchverwig, uit--,
gezöndert onder den buik, aan de zyden, en*
óp dé fchouders, alwaar zy wit is: het heeft
w y lange hairen L, dié aan- deszelfs hals afhangen.
1, eU'die geheel gelykvormig met die
der Bokken en Geiten zyn. In plaats van*
een galblaas heeft het maar een lange buis o f
zwarte vezel in de lever, .waar van de bit—
terheic geenzins , met »die der gal „ over een-
ftemt. ■ •
Het Rendier heeft van natuure , een wilden
aart; en mén heeft'een groot getal wilde*-
in geheel Lapland; maar de Inwoonders hebben
het middel-ontdekt om hen tam te^ maken.
Dekjongen die van tamme Rendieren*
veortkóbmen zyn-mede tam, én men ziet ’er"
in dat Laiid'groote kudden van; 'Men heeft'
noch een derde fo or t, dat door de wildemannetjes
en de tamme wy fjës,*o f door de.*
'Vilde wyfjes-en- de tamme, mannetjes voort—
gebracht word , en ’ c geen een middelfoorf:
tuffehen de tamme en tvilde uitmaakt. De"
wyfjes der Rendieren dragen veertig weeken.,
en* werpen in de maand Mey : zy brengen-'
maar een jong te gelyk vo o r t, en men beef®