186 O L Y P H A N T . •O L Y P H A N T .
men hen geeft , en zelfs aan vleefch : het
voedzel van den kleinen Olyphant in de Diergaarde
te Verfailles , zonder ’er het geeile
onder te rekenen , dat hy van hen kréég die
hem kwamen zien, beftond dagelyks in vielen
twintig ponden brood, twaalf pinten toyn,
en twee emmeren gekookte groentens , waar
in vier o f v y f ponden brood was ; in plaats
van deze gekookte groen tens , gaf men hem
om den anderen dag , twee emmeren ryft in
water gekookt. Hy had mede dagelyks een
ïchoöf kdorn om zich te vermaken: want na
dat hy de granen uit de airen gegeten had,
zoo maakte hy willen van het ftroo , waar
mede hy de vliegen verdreef, en hy fchepte
vermaak öm de halmen in kleine ilukjes te
bireeken , *t geen hy zeer behendig met het
uiteinde van zynen fnuit verrichte; hy at boven
dit , noch de kruiden langs de wegen,
gedmirende de wandelingen die men hem dagelyks
doen liet;
Hoe verder deze Dieren van hunne natuur-
lyké luchtftreek verwydert zyn , hoé nood-
zakelyker het is , om hen in het leven te behouden
, dat men hen verwarment voedzel
geeft ,. dat hunne naauurlyke warmte onderhouden
kan.. Tbevenot zecht in zyne Reis-
befchryvingen , dat men zelfs te Delly , hen
niet alleen vleefch laat eeten, maar noch
brandewyn doet drinken , en een deeg van
meel,, fuiker en boter, geeft.
De wildé Olyphanten. leeven. van kruiden,
Vruchtèn , en zelfs van de takken der.boo-
inen , waar.van zy vry dik hout eeten. In
de maanden Auguftüs en September, koo—
inen zy in de velden die met granen bezaait
zyn , en in welke z y noch meer fchade veroorzaken
door het gé ene zy vertrappen , als
door het geene zy af eeten.. ' Dé Afrikanen
ontfteken om hunne Akkers te bewaren,
op verfcheide plaatzen vuuren door welkers
licht zy verfchrikt. worden. Deze ver-
fchrikkelyke eeters konnen het echter zeer
wel agt dagen lang , zonder eeten o f drinken,
uithouden. Hun drank is water , dat zy
altoos, getyk de Kameelen mede doen, troebel
maaken , voor dat zy het drinken: men
merkt het zelfde in de Ganzen ,. Uilen , en
eenige andere Vogelen op, welke kleine {teentjes
doorzwelgen, en dikwyls zand en gruis,
onder, het water mengen , ’t geen zy drin-
De wilde Olyphanten koemen zomtyds.
medé in de tabaksvelden die zy verwoefteni.
Wanneer de planten, nochjpng, en wateradfctig
zyn , zot» doen zy hen niet veel’ nadeel;
maar wanneer zy ryp , o f by na ryp zyn „
zoo maken zy hen dronken,en doen hen ver-
makelyke gebaarden aanrechten. Wanneer
ongelukkig, voor hen , dit kruid een weinig
te fterk is , zoo vallen zy in llaap, en de Negérs
konnen ziph met gemak aan hen wree-
ken, voor de fchade die zy door hunne fnuit
en pooten geleden hebben*. De drek van deze
Dieren , is niets waardig om het land te
meden, om dat hy veel Wortelen, kruiden,,
en zomtyds tabak voortbrengt, De reden
hier van is , dat de verteering nooit volmaak-
telyk in hunne wyduitgeftrekte maag gefchied,
en zy dus de zaden zomtyds zoo volmaakte-
lyk weder-loozen , als zy hen doorgezWol-
g.en hebben.
De Olyphanten zyn zeer gemeen, op de
Goudkuil , alwaar zy veel fchaden aan de
vfuchtboomen veroorzaken..
Schoon de Olyphanten alle andere viervoetige
dieren in de uitgebreidheit van he c
lichaam, overtreffen,. en dat zy in hunne fnuit
ën lange en geweldige tanden ,, verfchrikke-
lyke wapenen bezitten , zoo worden z y echter
door andere verfcheurendé dieren aange-
taft , en overwonnen ; onder welke eenige
de kracht met de vlugheit zamen paren. Hunne
vyanden zyn de T'ygers , dé Leeuwen, de
Slangen , ‘de Rhinocerojfen , en vooral de Men-
fcben , die verfcheide liften in ’ t werk {lellen
om hen te verfchalken , tot flaverny te
brengen,: o f hen-te doen fterven, om hen van:
hunne yvoire flagtanden te befooven.
De Rhinoceros bediend zich van den hoorn
die hy op zyn neus heeft, waar mede hy tracht
om de Olyphant de buik te doorboren.: fchoon
de Leeuw een- der gevaarlykfte. vyanden van
den Olyphant is , als met verfchrikkdykè
klaauwen , en fcherpe en fterke tanden gewa-
pent zynde , zoo ïtechc men echter , dat hy
minder voor hem , als de Tyger , te duchten
is , om dat deze ,, door zyne verbazende
vlugheit geholpen, hem , om dus te fpreken,,
aan alle zyden te gelyk aantaft. Wanneer de
Tyger flagen kan om zyn fnuit te grypen ,
zoo verfcheurt hy hem o f drukt hem zoo
fterk, dat hy de Olyphant dikwyls doet verflikken
, o f hy doet hem van honger fterven,,
wanneer hy de fnuit nutteloos door. hem.te:
wonden, gemaakt heeft..
Zeden’en vernuft: van den Olyphanti.
De Olyphant. bezit veel vernuft,, en leerzaamheit:
men zecht dat hy tot aankleeving,
genegenheit en erkentenis bekwaam is , en
zelfs zoo verre , dat hy van harczeer kwynt,
wanneer hy zynen beftuurder verlooren heeft.
Men maakt hem zoo gemakkelyk tam , en
men onderwerpt hem aan zoo veel verfchil-
lende oefténingen , dat men verwondert is,,
dat een zoo plomp dier, zoo gemakkelyk de
gewoontens aanneemt die men het leert. .
Deze Dieren zyn van een vreedzamen aart,
en worden niet vergramt als wanneer men
hen beledigt. Volgens het verhaal van hen
welke de Olyphant in de. Diergaarde te Ven-
failles opgepaft hébben , zoo fcheen hy ’er
begrip van te hebben , wanneer men hem be-
fpotte en het te onthouden , om zich te
wreeken, wanneer hy ’er gelégenheit toe had.
Een man die hem bedroogenhadmetdefchyn
té maken van hem iets in den bek te Willen
werpen, gaf hy een flagmet zyn fnuit, waar
door hy hem twee ribben aan ftukken floeg,
hy trapte hem niet zyne pooten, waar door
hy hem een been brak, en hy zou hem zyne
tanden in den buik geftooten .hebben ,
maar gelukkig ftiet hy hen in de aarde, ter
wederzyden van de dye , die niet gekwetft
wierd. Een Schilder die hem in een buiten-
gewoone ftand wilde aftekenen , welke was
met de fnuit opgeheeven, en de bek geopent,
zoo wierp, hen de knecht van den Schilder
geftadig vruchten in den bek, om hem in dezen
ftand te houden , maar hy maakten hier
dikwyls alleen den fchyn van. Eindelyk
wierd de Olyphant hier door vergramt, en
even als. o f hy .de begeerte van den Schilder
ontdekte, die dit fpel alleen deed aanrechten
om hem af te tekenen,en waar door men
hem zoo .veel moeite aandeed., zoo deet hy
alléén zyn wraak op den Meefter vallen, en
moeide de Knecht niet; hy belpoot hem.door
zyn fnuit met een meehigté water, waar door
hy het papier verdorf, op welke hy tekende.
Dë> verwoedheit van deze Dieren is zeer
ge.vaarlyk ; maar vermits zy voor het vuur
beducht zyn | zoo doet mén deze woede bedaren
door brandende vuurwerken naar hen
toe te,werpen. -
Wanneer de Olyphanten door de liefde
verhit zyn , zoo worden zy verwoed ; maar
men zecht, dat dit de tamme zeldzaam over-
kOouit. Men heeft weinig zekerheit van de
tyd der dracht van de Olyphanten , en over
de duuring van dien geene, gedurende welke
zy hunne jongen zoogen ; eenige Schryvers
zeggen , dat de wyfjes van deze Dieren , alleen
alle zeven o f agt jaren ontvangen. De
gevoelens verfchillen mede zeer veel over de
wyze der paring. Men wil , dat het wy fje
bladeren met haar fnuit by een vergadert, en
’ er een fo.ort van bed van vormt, ’er zig op
den rug oplecht, en het mannetje roept, wanneer
zy het ontvangen w il; en dat hunne paring
alleen op de afgelegenfte en eenzaamfte
plaatzen gefchied. Alle deze Hellingen zyn
zeer onzeker, men heeft ’er geen waarnemingen
hier omtrent aan de tamme Olyphanten
konnen doen, om dat zy niet paren, en het
niet wel .mogelyk is, om de wilde Olyphanten
van zoo naby, en zoo lang te konnen volgen,
om diergelyke waarnemingen te doen. De
during van het leeven. van deze Dieren , is
niet beter bekent; eenige zeggen dat zy hon-
dert en twintig , en zelfs hondert en vyftig
jaren leeven ; andere hebben het leven van
deze Dieren, tot v y f hondert jaren verlengt.
Zoo men de during van hunnen aangroei wel
kende, zoo zou men hier uit over de during
van hun leeven befluiten konnen ; vermic.s
volgens de Waarneemingen van den Heer de
Bujf'on , de uitgefterektheit van het leeven.,
evenredig'met de duuring van den aangroei
is.
Het is een aanmerkelyke , en door de na-
fporingen beveiligde Waarneemingen, dat de
opening van de lyfmoeder in de wyfjes Olyphanten
op dezelve plaats niet is, alwaar men
haar in de andere dieren befpeurt. In de
Olyphant is zy in het midden van den buik-,
naby de navel ; zy was in de Olyphant van
de Diergaarde te Verfailles , welke men ontleed
heeft, aan het uiteinde van een geleibuis
geplaatft , die een verhevenheit vornv-
de , van den aars , tot aan de opening , die
naby de navel geplaatft is ; deze geleibuis
die twee en een halve voet lang was , bevatte
pen kittelaar van dezelve lengte ; in diervoegen
, dathy deze heele geleibuis , fcheen
te vervullen , gelyk zulks de roede van de
mannetjes in het grootfte gedeelte der,dieren
fcbynt te doen; deze vorming heeft altoo^
voor de ontlediging, doen gelooven, dat deze
Olyphant een mannetje was. De mammen
der Olyphanten zyn twee in getal, en
zy zyn aan de borft geplaatft , gelyk by de
vrouwen.
Men zou een wydlopige verhandeling be~
fchryven moeten , zoó men alles wilde by-
brengen , wat men van het natuurlyk begrip
van de Olyphant verhaald, en alle de om-
fchryvingen van de plechtigheden welke on-
A a 2 dér