5. De W i l d s P e e r d i k , Lapatbuin
acutum♦ Men onderfcheid van deze plant j
drie Poorten; te weeten, 1. Die geene welkers
bladeren rondachtig zyn. Haar wortel
is diep in de aarde ingedrukt, haare bladeren
hebben de breedte van een palm van de
hand, en zy zyn twee malen zoo lang, bog-
tig , even als gerant, met zenuuwen geädert
en bleek groen. Haare fteelen zyn twee voeten
hoog , en mergachtig. Haare bloemen
vormen een Poort van airen, en zyn wervels-
wys gefchikt, en haare zaden zyn bruinachtig
en driehoekig : men vind deze Peerdik in
de omliggende ftreeken van Parys,nabyMont-
morency. 2. Deze is gekrult, en verPchilt
van de eerde alleen door haare bladeren, welke
gekrult, en veel klèinder, maar langwerpiger
zyn; haare bloemen zyn mede veeltal-
ryker. 3. De Gemeene wilde Peerdik; haare
bladeren zyn veel korter als die van het
voorgaande Poort; haare fteelen zyn zomtyds
bochtig ; de ringen der bloemen verder van
elkanderen verwydert, en kleinder; de zaden
mede kleinder. Men kweekt haar in de tuinen
aan , en gebruikt haar dikwyls in plaats
van de wilde gekrulde Peerdik : men bedient
’er zich in alle de kwalen van die uit verftop-
pingeh ontftaan. •
6. De V i o ol P e e r Di k , Lapatbum Sinu
athum. Haar wortel is dik ; haare bladeren
zyn talryk, twee duimen lang , en de
helft minder breed, zy zyn omtrent het midden
uitgeholr , en aan de twee einden ftomp , in
diervoegen dat zy het dekzel van een Viool
•verbeelden. De Inwoonders van Provence
kweeken deze plant onder hunne moeskruiden
aan, en eeten haar geduurende den winter
.D
e Zuuring, Algoede , en Spinagie , van
welke planten vvy op haare plaatzen fpree-
ken , worden door het grootfte gedeelte der
Kruidkundigen als een Poort van Peerdik be-
Pchouwt.
P E E R E N B O O M , Pyrus. De Pee-
renboom is een boom die by een ieder bekent
is : men onderPcheid ’ er in ’t algemeen twee
Poorten van Peerenboomen , een tamme o f
aangekweekte, en een wilde.
De Peerenboomen hebben rooswyze bloemen,
die met twintig helmftyltjes bezet zyn,
in ’ t midden hebben z y een ftamper , die uit
een vruchtbeginPel en v y f ftyltjes is te zamen
geftelt. Dit'vruchtbeginPel word een vleezige
en Pappige vrucht, welkers gedaante, kleur
en Pmaak, volgens het Poort, verPchillen. De
bladeren der Peerenboomen zyn glad , niet
o f een weinig aan hunne randen getant, geheel,
door vry lange fteelen onderfteunt, en
beurtelings op de takken geplaatft.
Men vind in de Boiïchen een meenigte
wilde Peerenboomen , die van zaden o f pitten.
voortgekoomen zyn , en welke men uittrekt
, om ’er de Boomkweekeryen van te
voorzien : men verzorgt zich mede een groot
getal wilde boomen, met de droeflem die uit
de perflen koomt, over de aarde te verfprei-
den. Deze opflag verfchaft ftammen , op
welke men Peeren griffelt, die men tot tafel-
peeren aankweeken , o f haar gebruiken wil
om ’er peerendrank uit te perflen. De Peerenboomen
die op wilde boomen , o f opflag
-.geënt zyn , geeven zeldzaam vruchten , als
wanneer zy in de vólle lucht groeijen , en
altoos veel later als zy op Kwee-boomen geënt
worden, om dat deze laatfte boomen,
minder in ’t hout fchieten als de andere; de
griffels flagen mede op de Mispelbopmen, en
Doornboomen.
Men word bekoort wanneer men deze ver-
fcheidenheit van Peeren befchouwt, welke
in Pmaak van elkanderen verPchillen , en van
welke de eene Poort aangenamer als de andere
is , en beurtelings op elkanderen volgen
om onze tafelen te verfieren. De optelling
van alle de Poorten van peeren , zou hier te
wydloopig zyn : wy zullen alleen die geene
.optellen welke het hoogfte , om eenigê by-
zondere hoedanigheden , gePchat worden.
De Muskaat-peer, deze is het vroegfte in
den zomer ryp ; zy heeft een zeer aangename
Muskus-reuk ; zy is in Juny ryp , en men
moet haar aan leiboómen aankweeken.
De Bon-Chretien-peer o f Goed-Cbrifien-peer,
is zeer zuikeragtig, en goed in warme gronden*
Men heeft verfcheide andére Poorten
van Zomer-peeren, welke men hoog fchat,
als de Blanquette, de Mufcat-robert, de Zo-
mer-bergamot, de Pappige Muskus-peer, enz.
Vermits deze Peeren van geen langen duur
z yn , en dat zy maar alleen in vruchtbare ja-
ren voortkoomeh , zoo plant men haar niet
meenigvuldig in de tuinen , én men leebt
zich voornamentlyk toe om Herfft-Peeren,
en die geene die noch langer duuren , aan te
kweeken.
P)q. Roujfelet-peer, is een der hopgft-gewaardeerde
, om haar geurig Pap, waar van de
geur haar alleen byzonder eigen is ; zy is in
ï ;' het
het laatfte van Auguftus ryp. Z y word aan
de leiboomen groot, maar verlieft haar
geur. Haar eenigfte gebrek is , dat zy aan
zagt worden onderhevig is ; het is dit Poort
van Peeren dat men in de omliggende ftree-
ken van Tours en Reims, droogt, en welke
men onder de naam van Poires tapé e s , verkoopt,
De Herfji-Bergamot heeft een zagt vleefch,
en een zoet en Puikerachtig Pap : zy is in hét
einde van Oétober ryp ; men onderPcheid ’er
verPcheide Poorten door haare kleuren van.
De ZwitzerPche Bergamot onderPcheid zich
door haare fchakeeringen.
De Boterpeeren zyn uitneemende; geen andere
foorten^konnen met haar vergeleeken
worden; zy overtreft hen in fappigheit, fyn-
heit, en aangenaamheit van vleefch, *t geen
in den mond Pmelt, en noch door de uitnee-
mendhe.it van haar Pmaak. Z y heeft behal-
ven d it, noch het voordeel-, dat zy het gezicht
bekoort, zoo wel door haare grootte,
en fchoone gedaante ,. als door haare kleur.
Behalven d it, is zy..zeer vruchtbaar , cn de
takken der bodmen zyn ’er tot brekens toe
mede beladen.
DeDoyennèheeft een bevallige kleur, maar
zy heeft maar een zekere tyd , geduurende
welke zy gegeeten kan worden; want, voor
en na dezelve , heeft zy geen aangenaamheit
meer.
De Mejjire Jean Peer is breukig, zy heeft
een fuikerachtige Pmaak; deze vrucht is goed
om Peèredrank te perflen.
De Virgouleufe is een uitneemende Peer,
wanneer men haar rechttydig plukt; zy heeft
alsdan een fmeltend vleefch, een zoet en Pui--
kerachtigfap, eneenfyne en verheeve Pmaak.
De boomen die deze vruchten voortbrengen,
fchieten zeer weelig uit.
De St* Germain Peer , heeft een malfch
vleefch, een aangename Pmaak, en zeer veel
Pap, deze vrucht is dik en langwerpig, en zy
heeft een korte fteel.
De Winter Bon-Chretien Peer\\% een der
fchqonfte vruchten , om haare dikke , lang-
werpige,en kegel vormige gedaante, en vooral
om haare fchoone roode blos , wanneer
zy op een voordeelige ftandplaats gegroeit is.
Wanneer zy ryp is*, zoo is zy uitnemende
om raauw te eeten, en verftrekt tot een fie-
raad van het nagerecht. Deze vrucht heeft
mede het voordeel , dat zy een van de befle
Peeren om te ftoven is , en dat zy tot in de
Lente duurt.
II. D e e l .
fier ei ding der Peeren om baar lang gedroogt
te bewaren.
Deze Bereiding welke van die geene verPchilt
, die w y op het woord V r u c h t e n
befchryven, beftaat hier in, dat men de win-
ter-peeren afplukt, een weinig voor dat zy
ryp zyn. Men moet hiertoe een fchoone dag
waarneemen, en haar derzelver fteelen laten
behouden ; men laat haar in een ketel met
kookend water kooken, tot dat zy eenigzins
zagt zyn; vervolgens lecht men haar op horden
om uit te lekken, hierna doet men ’ erde
fchellen a f , en plaatft hen op een Pchotel
met de fteelen om hoog ; zy geeven alsdan
een firoop van zich , die men afzonderlyk
bewaart; men zet de Peeren alsdan wederom
in denzelven ftand op borden, en plaatft hen
dus in een oven , uit welke men het brood
neemt, o f die ten naaften by dezelve trap van
warmte heeft; men laat haar hier twaalf uu-
ren in ; men neemt haar ’er alsdan u i t , om
ze in de Siroop te doopen, die men met PuL
ker,.zóet gemaakt heeft, waar by men zomtyds
een weinig kaneel o f kruidnagelen, en
brandewyn voegt: men plaatft de Peeren dus
weder in den oven , die een weinig minder
warm als de eerfte maal zyn moet; men herhaald
dit drie malen ; dat is te zeggen, dat
’er twqe laagen Siroop op de Peeren leggen
moeten, en dat zy drie maaien gedroogt worden
; men laat haar de derde maal zoo lang
in den oven, tot dat zy genoegzaam gedroogt
zyn , ’t geen men hier aan ontdekt, dat zy
een heldere koffykleur hebben , en dat het
vleefch vaft en doorfchynende is: eindelyk,
nadat zy volkoomen koud zyn, plaatft men
haar in fpaane doozen , tuflehen wit papier,
en bewaart haar op een drooge plaats.
De Peerenboomen met dubbele bloemen,
dóen een bevallige uitwerking in de Lente
Luftbofchjes. In de Franfche Landfchappen
in welke de Wynftokken niet flagen , maakt
men van de Peeren een drank , die men Pee-,
ren-drank noemt , met deze vruchten op dezelve
wyze als de appelen uit te perflen , om
den Appeldrank o f Cider , te vervaardigen.
De verfchepeerendrank is zeer aangenaam;
hy gelykt naar witte wyn, maar is zoo duurzaam
niet als den appeldrank. Echter bereid
men ’er een goede Brandewyn van , en byzonder1
van den droeflem die men onder in de
vaten vind. Het óverblyfzel der Peeren dat
men uit de perflen neemt, is goed om klompen
van te vormen die men branden kan; dat
K k van