Indiën afgeteekent, en het fchynt uit de Befchryving
die ’er Ray van geeft, dat dit een
vliegende Haagdis is ; dat dit Dier zich op dé
takken der Vruchtboomen z e t , en zich met
Mieren, Vliegen, Vlinders en andere kleine
Infeóten voed; maar dat hetgeen nadeel noch
aan de Menfchen, noch aan eenig foort van
Dieren toebrengt. Men moet noch onderzoeken
o f dit het zelfde Dier is , dat men
vliegende Slang noemt. De Heer Linnaus
gelooft dat de Vliegende Draak van Seba, de
Afrikaanfche vliegende Haagdis is.
Volgens dezen Natuürbefchry ver , heeft
de Vliegende Draak, een foort van twee
gedachtige blaasjes onder den hals, die zich
uitzetten wanneer hy vliegt; zyne vleugelen
beftaan uit zes ftraalen , die zeer gelykvor-
mig aan die van een grooten Baars, en van
zyne voorfte pooten verwydert zyn : zy zyn
aan zyne dyen vaftgehecht, en beflaan de ge-
heele zyde van den onderbuik : zyne pooteh
zyn met v y f jpngelyke vingeren bezet, waar
van de nagelen fcherp en krom z yn ; de Haart
van dit D ie r , 'fchynt uit gewrichten te za-
mengeftelt, en zoo lang als zyn lichaam niet
te zyn, hy is met gegroefde en ruitswys ge-
fchikte fchubben bezet: die van het lichaam
zyn ftomp i de kleur van dit Dier trekt op
het blaauw , en heeft zwarte ftreepen ; zyn
hals is metruuwheden, en een foort van kraak-
beenige kap bezet, die dedienft vaneenlucht-
blaas doet. Inderdaat, het Dier kan deze
kap naar zyne begeerte met lucht opvullen,
9t zy om zich- in zyne vlucht behulpzaam te
z yn , o fte beletten, dat het niet te diep in
het water inzinkt; het kan ’er mede de lucht
uit doen gaan, en tot op den grond van het
water onderduiken : uitgezondert deze kap,
gelykt de kop van dit Dier,naar die van een
Haagdis. De openingen der ooren zyn rond
en hol, die der neusgaten zyn bol: men merkt
naby de oogen een eeltachtige Wrat op , en
ter zyde van den muil een kam; die in vier
deeien gefcheiden is: eenige Schryveren willen
, dat dit -de Bafiliskus is.
Hoe het ook zyn mag, Seba zecht, dat
dit Dier , zoo wel in het water als op het
land leeft, dat het zwemmen en vliegen kan,
en dat het zyne vleugelen , volgens zyne be-
hoeftens , zamenvouwt., o f uitfpreid : men
heeft zeer weinig Vliegende Draken in Europa.
W y hebben ’er maar een in alle onze
Reistochten gezien, en dit was in een Kabinet
der Natuurlyke Hiftorie in Holland. Se-
ba geeft de Befchryving van drie verfchilfende
foorten, die men , zoo hy zecht, i'n
Amerika en Afrika vind.
V L I E G E N D E H O N D , Men is zeer
onzeker ó f dit Dier niet een foort van Vle-
■ der muis van een ongemeene grootte is. Zie
dit woord. De Heer Brijfon maakt van den
Vliegenden Hond een byzonder foort, waar
van het kenmerk is , dat hy vier fnytanden in
iedere kaak heeft ; de genagelde vingeren door
•een vlies te zamen gevoegt, dat vleugelswys
aan de voorfte pooten uitgebreid-, en aan de
achterfte van een gefcheiden is. Uit deze
Befchryving blykt, dat den Vliegende Hónd
van de Vledermuis verfchilt door het getal en
de gedaante van zyne tanden, en door zynen.
muil, die veel langer is. Men heeft de Ter-
nataanfche Vliegende Hond, de Vliegende Hond
met een roode hals, en ^ Vliegende Hond van
-Nieuw Spanje.
Het eerfte foort is ros geel, en onthoud
-zich in de afgelegenfte deelen van de beide
Indiën: zy zyn zeer tot de voortteeling genegen
, en de wyfjes hebben borften , die
zeer veel overeenkomt! met die van de-wyfjes
der zogende Dieren hebben.
Het hair van het lichaam van die van het
tweede foort is bruinachtig , en dat van den
hals rosachtig; zy veroorzaken de menfchen
minder moeite als de vorige: men vind hen
op het Eiland Bourbon.
Het derde foort is zeer zeldzaam , het bewoont
de woefte plaatzen , en byzonder de
oude boomen: men vind het op Terre Neu-
ve.
V L I E G E N D E K A T , zie oph et woord
V l ed e rmui s.
V L I E G E N D E LUI S . De Natuuronderzoekers
maaken van een foort van zwarte
en Gevleugelde Luizen _gewach , die men
in den zomer op de moeraflige plaatzen vind,
en zich op de Varkens zetten , die zich in
den flyk wentelen: zy hebben de grootte van
Varkensluizén, en verfchillen van de gewo-
‘ne Luizen niet, als dat,zy vleugelen hebben.
Z y byten tot bloedens toe , en veroorzaken
ondragelyke jeükingen: wanneer zy door de
lucht zweven, zoo veroorzaken zy een zagt
■ geluit. Men wil-, dat deze Luizen-uit de lichamen
der Springhaan-eeters voortkomen die
zy verflinden, en van welke wy op het woord
L u i s gefprooken hebben.
VLIEV
L I E G E N D E P A D , z i e Geitenmelker.
V L I E G E N D E V A R K E N S . 'Men
geeft dezen naam in navolging van Sw am m e r -
darn, aan zekere Torren, waar van den hals
lang is , en om dat zy een foort van geknor
maken, dat éenige overeenkomft met dat der
Varkens heeft.
V L I E G E N D E V I S C H , Men geeft
dezen naam aan den E x c e e e tu s , die dezelve
Vifch als de Adonis is , en door eenige Natuurkundige
voor den G ew ie k te n H a r d e r gehouden
word. De Zee-Zwaluw, en Kiekendief,
die Z e e -V a lk genoemt word, zyn mede
een foort van Vliegende-Viflfchen*
De Vliegende V ifch , die gene die men men
meenigvuldig in de Natuurkundige Kabinetten
ziet, heeft gewonelyk de geftalte van den
Ha r i n g h y is aanmerkelyk om zyne zeer
breede en uitgerekte vinnen , die hem tot vleugelen
verftrekken om te vliegen. SchooiT
dezen vifch een kleine uitgeftrektheit door de
lucht vliegen, en in het water zwemmen kan,
zoo heeft men echter weinig Dieren , zoo
wel op het land als; in het water, die zoo weinig
vyanden hebben;,. Z y zyn alle oogenbjik-
ken in gevaar om door de Zee-Honden, Dol-
phynen, en andere Viflchen ingezwolgen te
worden. Wanneer dezen Vifch' zyne vyan-
de in de Zee ontvluchten w i l, met zich door
middel van zyne vleugelen in de lucht op te
heffen, zoo wordhy aanftonds door de Roofvogelen
aangevallen, Hy vliegt echter zeer
fnel, maar zyne vlucht duurt niet lang , om
dat hy genoodzaakt is , zich weder in het water
te dompelen , zoo ras zyne vleugelen droog
geworden z yn ; en de geweldige beweegin-
gen die zy maken , doen hen wel ras droog
worden; hy koomt dikwyls, wanneer hy weder
in Zee valt, in den muil van een van zyne
vyanden neder. Wanneer het regent,kan
hy langer vliegen. Om de Roofvogelen te
ontwyken , valt hy op de fcheepen neder,
of werpt zich op zyde , en in die houding
blyft hy langen tyd op zyne vleugelen leggen.
De Vliegende-Vifichen trekken altoos in
troepen voort, en vliegen zomtyds meteeni-
g<? honderden te gelyk uit het water. Men
heeft verfcheide foorten. van V liegende-Vis-
fchen, die door de vleugelen en kleur , on-
dorfcheiden zyn. Eenige hebben maar alleen
twee vleugelen; andere hebben twee kleine,,
die met een bruin vel bekleed , en met kleine
graten doorvlochten zyn , andere hebben
vier vleugelen, die lang, (mal, en glad zyn,
en geen graten hebben. Het vleefcn van deze
Viflchen is by uitnemenheit aangenaam,
en overtreft verre dat van den verfcnen Haring.
Het is alleen tuflchen de Keerkringen
dat men de Vliegende-Viflchen vind; men
vind ’er noch aan deze noch aan gene zyde.
V L I E G E N - E E T E R . Dit is een
foort van kleine Haagdis van de Antillifche
Eilanden, die zeer bevallig, en behendig is
om d e . V liegen te vangen ; hier om hebben
de Europeanen haar dezen naam gegeeven ;
de Caraïbers geeven haar de naam van Oulla-
ouna. Z y is weinig langer en dikker als een
vinger; de mannetjes zyn gewonelyk groen,
en de wyfjes graauw, en veel kleinder: men
heeft ’er onder, die met de fchoonfte kleuren
verziert zynv Men vind haar niet alléén in de
Boflchen , maar zelfs op de Boomen in de
Boomgaarden, en in de huizen : zy zyn ’ er
zeer gemeenzaam in , en doen geen nadeel.
Niets is geduldiger, als dit kleine D ie r : het
hout zich een halve dachftil rom zynen prooi
af te wachten. Het lecht kleine eijeren , die
zoo groot als Erweeten zyn, die het met een
weinig aarde bedekt, en door de Zon laat
Uitbroeden, Zoo ras men deze Dieren dood,
zoo verliezen zy aanftonds alle hunne fchoon-
heit, en worden bleek en blaauw.. Dit foort
van Vliegen-Eeter neemt , gelyk de Kameleon
,.de kleur van de voorwerpen aan naby
welke het;zich bevind: het fchynt groen,
naby de bladeren van de jonge Palmboomen,
naby, een oranje-appel geel, enz,
V L I E G E - N E T , T u i l t j e s - B loe -
men , Muscipula. Deze Plant groeit na-
tuurlyk op de drooge en onbebouwde plaatzen.
Het is een foort. van kleine Angelier,
waar van de bloemen op de toppen der ftee-
len, in kleine troffen geplaatft zyn, zy hebben
een fchoone roode kleur, en zyn eenigr
zins welriekende. Deze Plant is zonderling,
om dat ’er uit haren fteel', een lymerig vocht'
v lo e it, waar aan de Vliegen vaftkleeven ;
hier om heeft men haar de naam van Vliegen
net gegeeven. Men heeft een fóort, dat dubbele
bloemen van een fchoone roode kleur
heeft, en dat men in de Tuinen aankweekt,
zy bloeit in de maanden Juny en July. Men
kan dit foort door aflegging vermeenigvuldigen
VLIE