den zoo veel zeïmtiwachtiger, en van een.
des te ft erker aart zyn , hoe' droger de grond
is op welke zy opgevoed zyn. Men laat de
Paarden geduurende. den geheèlen zomer in
de weiden , maar des winters fluitinen hen
in Rallen op , in welke men hen in vryheit
laat.: ; . : ' ‘ ' ' , ' : .
In dén ouderdom van twee jaren , o f twee
cri een half jaren , zyn de HengRen in Raar
om vóórt té teelen , en de Merriën zyn, ge-
lylc allé andere'wyfjes der Dieren , hier toe
nóch, . vroégtydiger bekwaam : maar deeze
jonge HengRen brengen alleen mis vormige
en kwalyk geRelde Veulens-voort. Men moét
aan een Trek-HengR het gebruik der Merrie
niet.toeRaan, voor dat hy vier jaren, o f iets
ouder is , en niet voor den ouderdom van zes
o f zéven jaren aan de fyne HengRen , om dat
de laatRe langer tyd nodig hebben om zich te
vormen. De Merriën mogen een jaar jonger
zyn. Z y zyn van het èinde van Maart, tot
aan het einde van Juny hengstig; de tyd der
RerkRe verhitting duurt niet langer als veertien
dagen , o f drie wèkeii. Mén- moet van
dezen iyd gebruik maken , om haar te laten
befpringen, nien moét hier toe HengRen verbiezen
dié fchóon, wel gemaakt, en gezond
over het- geheele lichaam zyn-, en d ié , be-
halven alle de fchoone uitwendige hoedanigheden,
noch alle de fchoone inwendige hoedanigheden
bezitten; namëntlyk-, moed; gedweeheid
en vuur ; want men merkt op,, dat den
HengR, dóór. de voórtteélihg, alle zynegoede
en kwade hoedanigheden , zoo wel. na-
tuurlyke als yerkregehe rhede deelt. In deze
Geweffén J brengt dé Merrie minder tot de
• fchbonheid van hét V e u le n a ls den'Spring-
HengR toe ; maar zy heeft mogelyk meer aandeel
aan dészelfs geReltheid; hier om moet
men Merriën verkiezen die goede ZoogRers,
en van een uitnemendé geR;éltheid zyn.
Wanneer meri1 een Sprmg-HenR gekozen
heeft die alle de vereifchté èigenfchappen bez
it , en dat d e Merriën die-men wil laten bespringen
by een vergadert zyn ,- zoo moet
men eenen anderen HengR by de hand hebben,
welke alleen diénen moet om de Merriën ter
ónderfcheiden , welke hengstig zyn. Men
leid de Merriën achter elkanderen vóorby dézen
HengR ; hy zal haar alle willen befpringen;
‘ maar die geene die niet hengstig zyn ,
lullen zich verdédigen;; en die geene die zulks
zyn, zullen hem alleen laten naderen ;• maar
men. belet d it, en laat haar door den Spring-
fcengR alleen befpringen. Men moet zorg,
dragen om zich voor de 'Merriën tc wachten, »
want men heeft ’er die kittelachtig zyn , en
die op het aannaderen van den Spring-Hengft
achter uit beginnen te Raan. Een man houd
de Merrie by het hoofdzeel , en twee andere
leiden den Spring-HengR aan twee . lange
koorden. Men koomt de vereeniging te hulp
met den Raart der Merrie , ter zyde te trekken
| want een eenig hair dat in den wegwas,
zou den HengR gevaarlyk konnen kwetzen.
Men ontdekt dat de vóortteeling geheel volbracht
is , wanneer in de laatRe pogenblikken
der paring, het vleezige gedeelte van den Raart
van den Spring-HengR , een fchommelende
beweeging na by het achter - lyf- heeft, want
deze beweeging gaat altoos met de uitfchie-
ting van het zaadvocht gepaart, die zeer overvloedig
in deze Dieren is.
Schoon een .goede Spri-nghenR in Raat is,
om dagelyks- geduurende de Springtyd een
Merrie te dekken,' zoo is het echter beter
dat men hem alle twee dagen maar een maal
laat fpringen, om hem des te meer te fparen.
Een SpringhengR kan dus vyftien o f agtien
Merriën dekken , en tien o f twaalf veulens
geduurende de drie : maanden voortreden.
Geduurende de tyd dat dé Merriën hengstrg
zyn , gefchied ’er een zamenRremming. vaneen
lymerig en witachtig vocht: het ris rdit
vocht dat de- Grieken het Hippomans van de-
Merriën noemden , en van welke men , zoo-
z y voorgaven , liefdens-dranken konde za-
menRellen , vooral om een Paard dol van
liefde te maken. Deze Hippomanes verfchik
zeer veel. van die. geen? die men in het om-
kleedzel van- het. veulen vind. Zie bet woord.
H ip p o m a n e s. . ' ^ '
Eenige Lieden laten hunne Spring-Hengs-
ten vry in de plaats loopen , alwaar men de
Merriën by een vergadert heeft; deze laatRe
brengen hier door met meer zekerheid voort,,
maar de HengR put zich hier door meer in
zes-weeken u i t , als hy in verfcheide jareo.
doen zal,, wanneer hy.met matigheid , en op
die wyze aan ge voert wbrd,g?lyk w y ggzecht
hebben ó:
Van de h-uijjingen der verfcbillende Ras~-
feny ;
Een van dé wezentlykRé-, wagmeemingen,
en die men volRrekt. in.- een PaardeRoetery
moet in acht neemen,. is , dat men- de Ras-
fen, gelyk men het noemt, .elkanderen doet
toiffen,pm de v.erbaftering voor, te. koomen*.
Daar
Daar is , zecht de- Heer de Buffori, in de
Natüur y ■ ëen algeméén .voorbeeld in ieder
foort, haar welke ieder byzonder wezen van
het zelve gevormt is , ■ maar het. geen in de
uitvoering door de omRandighedén wanRal-
riger öf volmaakter gemaakt word ; indier-
voegeni dat men , met betrekking tot zekere
hoedanigheden ; een verfcheidenheit in de opvolging’
van dé byzondere wezens opmerkt ,,
die wonderzinnig in fchyn is , en men be-
ipeurt te gelyk , een verwonderenswaardige
RandvaRigheid in het geheele foort. Het
eèrReDier, het eerRe Paard, by voorbeeld,
is het uitwendige voorbeeld , o f de inwendige
vorm geweéR , naar welke alle de reeds
geleefd hebbende- Paarden , alle die thans in
WéZën zyn , en alle die noch geboren zullen
worden , gevormt zyn ; maar dit voorbeeld
heeft wanRalligrteit en volmaaktheit konnen
verkrygen met zynen vorm mede te deelen,.
en zich. te verffleenigvuldigen............. Het
oorfpronkelyke afbeeldzel beRaat in zyn geheel
in ieder byzonder wezen : maar hoe veel
fchakééringen merkt men in de verfchillende
wezens niet.op , zoo wel in het Menfchelyke
geflacht , als in dat van alle .de wezens ,
die; hunnes - gelyken voortbrengen ! .............
HetzeldzaamRe van alle, is dat het fchynt.
dat het voorbeeld van goed en fchoon, o v e r
degehëele aarde verfpreid is ,. .en. dat ’er ie-;
dere luchtRreek maar een- gedeelte van bevat,.;
’t geen geRadig ontaart zoo nien. het .niet.
mét ’ een ander, gedeelte: vereenigt,, dat van
Verre gehaalt is'; in diervoegen, dac men om
goed graan , fchoone bloemen, enz.. te verkrygen
| men ’er de zaden van verwiflelen
moet, én- haar nooit in dezelve grond- za'aök
jen dié haar heefc voortgebracht, dus,.moet
men mede om fchoone Paarden , goede Honden
, enz. te bekoonien , de wyfjes van z.yn.
Land , met vreemde mannétjes paren , en mede
aan de mannetjes van zyn L an d v re em de
»wyfjes geeven: zander dat zullen de. Granen,
Bloemen,, en de Dieren ontaarden , o f
Kever een zpo Rerk kenmerk van de luchtRreek
aanneemen, dat de Roffe over de.gedaante
zal heerfchen , en dezelve fchynen te-.
yerbaReren:. het indrukzel blyft , maar het.
is in alle de trekken misvormt | die h.et niet.
wezentlyk zyn.. Wanneer men in tegendeel
de raflen mét elkanderen verniengt, en .Vooral
, met hen altoos door de vermenging met:
vreemde raifen; vernieuwt ,. zoo fchynt de:
vorm zich te volmaken , en- de Natuur zichi
te- verheffen. „ en. alles, te verfchaffen.,, .wat
zy ihet béRe kan ' voortbrèngen.
De ondervinding heeft geieertdat de Dieren
en Planten , die naar de afgelegen Ge-
weRen overgebracht worden, dikwyls ontaarden,
en zomtyds volmaakter worden, ten
einde van eenige .gedachten. Dit uitwerk-
zel werd door het verfchil van de luchtRreek
en het voedzel uitgewerkt'; de invloed van
deze twee oorzaken, die altoos krachtiger
op ieder, nieuw geflacht werkt , , doet deze
Dieren , bevryd o f onderhevig zyn , aan zekere
gebreken- der vorming , en zekere ziek-
tens. De Spaanfche , en Barbaryfche Paarden,
worden in Vrankeryk , Franfche Paarden,
dikwyls by het tweede , en altoos by
het'derde geflacht,: ;men is. dus verplicht om
de raflen te kru iflen in plaats van hen te bewaren.
Men vernieuwt het ras by ieder geflacht
met Barbaryfche o f Spaanfche HengRen te
laten koomen, om ’er de Merriën van zyn
Land, door te laten befpringën ; een Spaanfche
HengR en Merrie, zullen in een ander
Land zulke fchoone Paarden niet vóórtbrengen
, als ’er vandenzelven Spaanfchen HengR
met een Inlandfche Merrie zullen voortkoo-
menJ Dit verfchyrizel kan. gemakkelyk be-
greepen worden , wanneer men acht: geeft
dat men in'een warm Land , by voorbeeld ,
alles tot. in het buiténfporige moet hebben y
% geen in koude Landen ontbreekt,- en dus
over en weder : : men vind een gélykRelling
van het geheel, wanneer men Dieren van deze
tegenRrydigë GeweRen te zamën voegt.
Men moet? dan in de kruifling van de raflen ,
hét . eene-gebrek door het andere verbeteren ;
en aan een Merrie, die een zéker gebrek heeft, ’t zy in de uitwendige vorming ,, ’t z y in den
aart , eeiii HengR geeven die aan een vlak.
tegengeReld .gebrek , onderhevig is , en de
luGhtRreekéni zoo- veel tegens elkanderen doen)
Rvyden. als. mogelyk is.; aan ?en Spaanfche
Merrie ,, by voorbeeld * een. HengR uit een.
koud Land geeven'*.
Deze- gewoonte om de raffen te kruiRen T
vind men zelfs in het Menfchelyk geflacht..
Men kan-denken-,, zecht de Heer de Buffion ?
dat.door eeii ondervinding , waar van het geheugen
geheel verlooren- is., - de menfehen
voormaais het onheil gekent hebben ,, dat uic
de verbinteniflèn van het zelfde bloed voort-
kOomt,. vermits- het onder de mioRbefchaaf-
de Volken-, zeldzaam geoorloofc. geweeR is-,
dat een Broeder met zyne ZuRer ,. trouwden..
Déze gewoonte die by ons vanéén Godde--
D d. 3^ lyköi
S