word voor zeer vergiftig gehouden ; en men
zecht, dat alle die geene , welke ’er van ee-
ten , op ftaande voet fier ven.
M A N G L E o f M A N G L I E R , Man-
gue ; dit is een van de gemeenfte boomen,
welke op de aan zee gelegen plaatzen van
Amerika wallen. Lemery zecht, dat men ’er
drie foorten van heeft.
De eerfte word Cereiba genoemt. Dit is
■ den Witten Manglier : hy gelykt naar een
kleine Wilgenboom. Zyne bladéren, die te-
gens elkanderen overftaan , blinken wanneer
’ er de zon op fchynt, om dat zy op hun oppervlakte
met een zeer wit zout, even als be-
ftrooit zyn , dat door de dampen der zee voortgebracht
word, welke ’ er door de hitte der
zonneflralen op uitdrogen; maar wanneer
het vochtig wêer is , zoo fmelt dit zout. ([Dit
verfchynzel verdient eenige oplettenheit van
de fcheikundigen, om dat het bewyft dat het
zee-zout met haar water tot een zekere hoogte
, in den dampkring opftygt). Alle de
planten van een ander foort , welke meede
in de nabuurfchap der zee groeijen , zyn ’er
insgelyk byna altoos meede bedekt. Zyne
bloemen zyn g e e l, en hebben een honing
reuk.
De tweede foort van Manglier noemt men
Cereibuna. Dit is een klein boompje , welkers
bladeren rond, dik , en fchoon groen
zyn. Zyne bloem is w i t , en zyne vrucht die
de groote van een hazelnoot heeft, is zeer
bitter. "
De derde, word door de Indianen Gu,apa-
reiba , en door de Portugeezen, Mangue ver-
dackiro Groene Manglier , genoemt. Dezen
boom is veel hooger, en meer uitgebreid, als
de vöorige. Deszèlfs wys van groeijen , is
zeldzaam , en verwonderensw^ardig ; want
zyne takken krommen zich , na dat zy opge-
fchootehzyn, en zich uitgefpreid-hebben, naar
de aarde , alwaar zy wortelen fchieten , en
tot boomen groeijen , die zoo groot zyn als
die geene, welke hen heeft voortgebracht, hebben.
Zyn hout is hart en zwaar ; de Timmerlieden
gebruiken het tot het bouwen van
huizen, Zyne bladeren gelyken naar die van
den Peerenbpom : zyne bloemen zyn klein;
op dezelve volgen peulen , welke uitwendig
naar de Pypkaffie gelyken , en een merg. bevatten
dat naar oilen merg gelykt, en een
bittere fmaak heeft. . Eenige Indianen eeten
het by gebrek van ander voedzel. Zynen wortel
is zeer zagt; .de Viflchers bedienën ’er zich
van , om de beeten der vergiftige dieren en
viffchen te geneeZen.
De Heer Froger zecht, in zyne Reisbe-
fchryving , dat de moeraffen op Cayenne ,
met Manglieren bedekt zyn, en dat de oeflers
zich aan hunne flammen vaflhechten. Deze
boomen zyn. zoo dicht, en hunne wortelen
fchieten voor het grootfte gedeelte weder uit,
groeijen opwaarts , en ftcengelen zich zoo
vafl in een , dat men ’er op eenige plaatzen
twintig uuren ver overgaan kan, zonder dat
men een voet op de aarde behoeft te zetten
.M
en ziet in eenige Natuurkundige Kabinetten
, Hukken van de takken o f wortelen
der Manglieren ; met oeflers bekleed.
M A N G O U S T A N o f M A N G O -
S T A N i dit is een boom die in het Koning-^
ryk Siam groeit, en vruchten voortbrengt:,
die de groote van kleine oranje-appelen hebben
, en welkers fmaak zeer uitnemende is.
Deze vrucht is in een foort van doos beflo-
ten, die uitwendig graauw, en inwendig rood
is , zy is een'halve duim dik, en gelykt ee-
nigzins naar die van de granaatappelen , en
is vry bitter : het bovenfle gedeelte is met
een kroon van verfcheide flompe punten bezet
, welke- aan zoo veel ftralen beantwoorden
, en nooten bevatten die met een zeer
wit vleefch omringt zyn , dat den aangena-
men , en verfriiïenden fmaak van de oranjeappelen
, en kerffen , heeft. Het afkookzel
van zyne fchors , is nuttig tegens den buikloop.
- ;
De Mangouftan hééft veel overeenkomfl
met den Citroenboom. Zyne bladeren zyn
langer, en Haan tegens elkanderen over : zyne
bloemen zyn geel en rooswys. Hiftorie
van de Akademie der Wetenfchappen van Pa-
■ rys, en Natuurlyke Hiftorie van Siam.
M A N G O U S T A N . Dit is een appelboom
van de Molukfche Eilanden, maar die
men op Java overgebracht heeft, men kweekt
hem meede te Maiakka , in Siam , en op de
Manillifche Eilanden aan. Zynen kruin is
zoo regelmatig, zoo fchoon , en zoo gelyk,
dat men hem thans te Batavia , oneindig ge-
fchikter oordeelt, om een tuin te verzierën,
als de Indiaanfche Kaflanjeböom zelfs. Z y ne
vrucht is uitmuntent, verfriffent, en zeer
gezond ; zyne fchors heeft dezelve eigen-
fchappen als die van den Granaat-appelbóom.
Dit is een hulpmiddel tegens den buikloop :
men
men verkoopt dit te Batavia , en verbergt
zorgvuldig wat het is •: wat zyn hout betreft,
dit is alleen goed om te branden, Hiftorie
van de Akademie der Wetenfchappen van Pa-
rys, voor het jaar I73°*
M A N I C O U . Dit is een zeer bevallig
dier , , dat men op het Eiland Grenada2vind:
men noemt het Qpajfum in Virginië ,• het is
de Philander o f Didelphus der Natuurkundigen,
of de Wildé Rel muis van Amerika. Zie
k-I ILANDE'R . '
M A N I K IN , dit is een foort van groote
Aap , die men/ op de Goudkuil heeft. Zyn-
hair is zwart,, en heeft de lengte van een vinger
: zynen baart is w i t , en zoo lang dat
men hem de naam van Monki gegee ven heeft,
1 ’ t geen Monnikje betekent. De Negers bereiden
van zyne huit, hunnen Fetis , ’t geen
een foort van mutzen zyn , met welke zy
hunne hoofden dekken*
M A N I L ,, dit is een boom die vry gemeen
in Guijana is i hy brengt ge woon el yk
op zyne oude takken een harfl voo rt; die-de
Inwoonders tot een teer verftrekt. Hy be- -
waart het hout vry wel dat men ’er mede be- _
ftrykt. Om hem te bekoomèn , moet men
dikwyls de boomen af kappen , welkers hout
'gelukkig, tot andere gebruiken, dient. Men
kapt hem in de lengte , en fplyt het verder
verfcheide malen om ’er duigen tot vaten
van te maken ; de dekplanken van dit h o u t,'
duuren tien jaaren: M a if Ruft. de Cayenne..
M A N IM A , dit i s . een Waterflang van
' Brazil : z y kooint zeldzaam o f nooit uit het
water ; men heeft ’er welke dertig voeten
lang zyfi : zy zyn met verfcheide kleuren gevlakt
, welke onderling zeer van elkanderen
verfchillen, De Wilden zeggen , dat hunne
gewoonte om het lichaam te befchilderen,
hier door is yoortgekoomen : zy hebben een
zoo grooten eerbied voor deze Slang, dat zy
gelooven , dat die geene , aan welke zich de
Manima vertoont, zeer lang zal leeven.
M A N IO K o f M A G N G K , Jiica fi^
Mis cannabinis : dit is een klein boompje dat
in Amerika groeit, en van welkers wortelen
men een meel maakt, waar van men een foort
van brood bakt, dat menCajfave noemt* Alle-
de-Amerikanen,. van Florida tot aan deflraat.
van Magellaam,, kweekem dit. boompje zorg*
vuldig aan , en fchatten de Caflave hooger.
als het Indiaanfch o f Turks kooren dat zy in
overvloed hebben. Dit boompje fchiet van
de hoogte van drie tot negen voeten o p ; zynen
flam is rood, houtachtig, bochtig/breu-
kig en gelykvormig aan dat van den vlierboom,
Zyne bladeren zyn gevingert gelyk
dïe van den hennip ; zyne. bloemen beflaan
uit v y f bladeren van een bleeke geele kleur,
zyn zaad gelykt naar dat van den wonderboom,
en is alleen goed om te zaaijen. Dit
boompje, gelyk alle andere welke merg bevatten
, kweekt men met gemak door afzet—
zeis aan. - __ .
Men heeft drie foorten van Maniokboo-
men op Cayenne: te weten, i . de Maille
welke uit het land der Indianen koomt,. die
men Mailjes noemt; zynen wortel is ten einde
van acht o f negen maanden bekwaam om-
uitgedolyen te worden; hy heeft de gedaante
van een beetwortel,, en mede deszelfs kleur
wanneer men yer de eerfte fchors afgenomen
heeft. 2, De Roode Maniok welke meer
fmaak als de voorige heeft,, en een jaar in de
aarde blyven moet. a- De Maniok Bacca-
cora; deze word alleen door de Indianen gebruikt*
In Guyane plant men de Maniok
van tyd tot tyd wanneer het regent: men vermeerdert
deze- plant door takken welke men.
ter lengte van zeven o f acht duimen affnyd.
Wanneer mén de wortelen der Maniok
raauw eet, zoo zyn zy een doodelyk.vergift,,
maar wanneer zy bereid zyn zoo kan men ’er
brood van bereiden , dat zoo goed is , dat
men zecht, dat de Europeanen het zelfs hoo—
ger als het brood fchatten dat van kooren gebakken
word. Op wat wyze men dezen wortel
ook bereid ,, zoo is het wezentlyke dat men
hem van een fcherp en bytent melkachtig fap
berooft, dat een wezentlyk vergift i s z i e
hier de eenvoudige wyze van welke zich de
Wilden bedienen. Na dat zy de wortelen
van de Maniok uit de aarde gedolven hebben,,
welke vry wel naar rapen-gelyken, zoo was-
fen zy dezelve, en ontdoen hen van hunnen
fchors: zy raspen en verpletten- hem, en doem
dit poeder in zakken van biezen welke zeer
los zamengevlochten zyn;. zy perfleh ’er ver-
■ volgens het fap uit, ’ t geen men als een doo—
delyk vergift voor menfchen en dieren weg;
werpt,, fcnooa deze ’ér zeer gretig paar zyn,.
Men droogt vervolgens dit meelachtig ftof op-
platen door middel van vuur, en men ver—,
dryfc ’e r hier door verder de vlugge deelden
uit* De: gedroogde en. fyn gemaakte ftukjes.
vaix