zwart omtrent het onderlte gedeelte : de rug
is geheel graauw, de punt van het borftfchüd
rood, de pooten ros, enz.
6. De Spitze graauwe Wandluis : deze is
in ’ c algemeen veel bleeker ais de voorgaande.
7. De Roode Wandluis die twee vleugelen
beeft; men vind deze op de Netelen , gelyk
mede op andere Planten : haar geheele l i o ’
haam is rood ; de fchilden zyn met een pür-
perachtige vlak geflipt.
8. De Koper achtige blaauwe Wandluis: deze
heeft een roode vlak op de fchouvvderen:
men vind haar op de groote planten.
9. De Zwarte Wandluis : deze heeft drie
o f vier witte vlakken : men vind haar op de
Planten:die van de Hazelnotenboomen heeft
geen vlakken.
10. De Wandluis-Plieg: deze heeft een eironde
gedaante , en een witachtige afchver-
wige kleur, die met zwart en bruin gevlakt is.
11. De Roode en gefchakeerde Wandluis^ :
men vind dpze op de bladeren van het Bil-
fenkruid.
12. De Bruine en met wit gemengde Wandluis
: men vind deze op de Hammen der Po-
pulierboomen: haare pooten zyn lang, zwart
en wit.
13. De Wandluis wier fchilden met geel ge-
fpikkèlt^yn : men vind haar op.de Dcnne-
boomen: haare pooten zyn ros.
14. De Springende Wandluis : deze is donker
zwart; zy fpringt gelyk de Krekels: men
vind haar aan de oevers der Zee , der Meeren
en Rivieren : zy heeft geele vlakken op
den Haart.
15. De Witachtige Wandluis : deze vind
men- in de Weiden.
16. De Geelachtige: o f Bruinachtige Wandluis;
deze bewoond de Velden : haare fprie-
ten zyn z w a r t z y heeft een witte Hreep
langs den rug: haare fcheden zyn veel langer
als die van ëenig ander foort van Waadluis.
17. De Mug-WatidlufooïWater-WandTuis:
deze loopt over het water, en leeft in de flik
flaande wateren: dit Infeét is wit aan de oi>
der. zyde, en zwart aan de boven zyden.
18. De Boom-Weegluis : het lichaam van
deze, is zoo recht als een lyn, en haare pooten
zyn zyachtig.
19. De Wat er-Wandluis Rugzwemmer , of
Wandluis met riemen, JVotoneöta: men noemt
dit infed dus om zyne groote overeenkomft
met de Wandluizen, en om dat het wanneer
het over het Water zwemt, het zich van zyne
pooten, en vooral van de acbterfle , even
als van riemen bedient, om zich in een zon-»
derlinge wys van zwemmen te befluren, vermits
het altoos op den rug lecht. Dk Infect
dat men in het zoete water der Meeren vind,
is zeer levendig : het heeft zes pooten , die
de vorm van vinnenhebben, en plataehtig zyn:
de achterfle zyn met kleine hairen aan een
van hunne zyden geboort. Men ón.derfcheid
twee foorten van deze Infedten, de groote
en de kléine, die: van het eerfle hebben een
rondachtige kop, en zeer groote oogen aan
het voorfle gedeelte van hun kop, is een zeer
fcherpe fnuit geplaatfl , die zich tuiïchen de
voorfle pooten omkromt:. aan de zyden Haan
zeer kleine fprieten. Het borflfchild is breed,
kort en glad, geel aan de voorzyde y enzwarc
aan de achterzyde. Het fchild is groot , gelyk
mede de fcheden die gekruifl zyn,. en een
nevelachtige kleur hebben.
Die van. het kleine foort vertonen zich gelyk
een graauwe Hip in het water. Deze In-
feiten zyn des te zonderlinger, om dat zy
noch fcheden noch vleugelen, hebben ;.indier-
voegen , dat men. hen voor een Nymph zou
aanzien \ voor ’ t overige gelyken zy naar de
voorgaande.
20. De Rivier-Wandluis, dit is hét zelfde
Infect, ’ t geen men .Water-Schorpioen noemt.
Zie dit woord».
W A N D L U I S K R U I D , S t i nk e n *
d.e L i s cel, Xyris. Dit is een Plant die. op
de vochtige plaatzen , langs de heggen ,
tuffchen de, Wynftokken ,. in het kaphout,
in de flruiken en in de fchaduuwaehtige val-
lyen groeit ; men kweekt haar zomtyds mede
in de Tuinen aan.. Haar wortel is bolachtig,
en ten naaflen hy zoo rond als een
ajuin: wanneer hy noch jong is, zöo is hy
alleen veaelachrig; maar hy word grooter,
naar mate dat de Plant opfchiet ; hy word
ktïobbelachtig , en verkrygt lange en door
een gevlochte vezelen , zyn ftnaak is zeer
fcherp, gelyk die van het gemeene Lifch :
hy fchiet een groot getal bladeren uit, die
een 'en een halve voet lang , zoo fpits als
een ponjaard o f degen, en zwartachtig groen
en blinkende zyn , zy hebben een Hinkende
reuk als Wandluizen, wanneer men hen verbreekt
o f wryfc: tuffchen deze bladeren verheffen
zich verfcheide Heelen, die een middelmatige'dikte
hebben, recht en glad zyn:
zy zyn ieder aan hunne toppen met een bloem,
bezet, welke naar die van het Lifch gelyken,
uit zes blaadjes zamengeflelt zyn, en
een bemorfle purper kleur hebben , die op
het blaauwachtige trekt: op deze bloemen,
volgen langwerpige en hoekachtige vruchten,
die zich openen wanneer zy. ryp zyn , en
rondachtige zaden vertonen, die de groote
van kléine erweten hebben, roodachtig zyn,
en wier fmaak fcherp o f brandende is.
Deze Plant bloeit in July, en hare vruchten
zyn in den H erf ft ryp. De voornaam-
fte kracht van het Wandluiskruid, is in des-
zelfs wortel gelegen, die gefchikt is , om op
een krachtige wyze, het water uit te dry-
ven, en om de lymerige ftoffen te ontbinden
, die dikwyls de ingewanden verflop-
pen.
W A N S C H E P Z E L , M ons t e r ,
Monftrunu Dit jvoord betekent gemenelyk
een Dier 5,' wiens vorm' tegens de- gewone
order der Natuur flryd , en waar van de
fchikking der deelen zeer verfchillende is ,
van die'gene die het kenmerk van het foort
uitmaakt, die het voortgebracht hebben ;
want zoo het voorwerp geen verwondering
baart,, zoo ’er maar alleen een gering en oppervlakkig
verfchil plaats heeft , zoo geeft
men de naam van Wanfchepzel o f Monfler,
aan het Dier n ie t, in welk deze verfchei-
denheden der vorming plaats hebben. Volgens'de
aanmerking van Lemery, zyn ’er verfcheide
foorten van Monflers , ten opzichten
van de fchikktng der deelen; eenige heb-'
ben zekere deelen, o f te weinig, o f te veelr
tot deze behoren de Monflers met twee hoofden,
en die gene die geen armen o f beenen
habben , andere zyn Wanfchepzels door de
vreemde o f ongemeene vorming, de wanflal-
lige groote , de aanmerkelyké verplaatzing-
van een o f meer deelen , en door de zor-
derlinge plaats , die deze verplaatzing hen
dikwyls doet hekleeden ; andere eindelyk,
o f door de vereeniging van deelen , die ,
volgens de order der Natuur, en ter verrichting
van de gebruiken , tot welke zy gefchikt
zyn, altoos van een gefcheiden moeten
zyn, o f door de verdeeling van eenige
andere deelen, die, volgens dezelve order,
en om dezelve redenen, altoos vereenigt moeten
blyven. Het is in de vier Memorien
van den Heer Lemery , die in de Hiftorie
van de Akademie der Wetenfchappen van Pa-
rys, 'voor de jaren 1738 en 17 3 9 , ingevopgt
zyn, dat men de verichillende wyzen zien.
kan -, op welke de Wanfchepzelen gevormt
worden. De Heer du Verneyf, heeft mede
een Memorie over het zelfde ondtrwerp gegeven.
u 'Xjy ./ ‘h<: .
De Natuur-Ondérzoekers geven mede, en
op een onverfchillige wyze , de naam van
Wanfchepzel o f Mo nft er, o f aan Dieren die
een ongemeene groote hebben, gelyk onder
de Viervoetige Dieren , die het vafle land
bewonen, de Olyphanten, en onder de Zee-
Dieren, de Haayen en Walviftchen zyn; o f
aan dé wilde en.verfcheurende Dieren, gelyk
de Leeuwen , Tygers en Pantherdieren
zyn; o f eindelyk aan Dieren die zonderling
om hun foort z y n , en van de paring der
Dieren voortkomen, die tot het zelfde ge-
flacht niet behoorem De Reizigers zeggen
dat Afrika vruchtbaar in dit foort van Wanfchepzels
is; de Befchryvingen van de Ooft-
Indiën zyn metbefchryvingen van Zee-Mon-
Hers vervult , die de Zee ons echter zeer
fpaarzaam vertoont :, gelyk , Zee-Mannen ,
Zee-Frouwen, Syrenen, enz.
Men heeft .mede Wanfchepzelen inhetR yk
der Planten: zy zyn zelfs mede gemeenzamer
en vreemder misvormt onder de planten
, als onder de Dieren., om dat de ver—
fchillende fappen zich ’ er gertiakkelyker in.
verwarren en ontflellen. In de Memorien.
van de Akademie der Wetenfchappen van Pa-
rysv.voor het jaar 1707, word van een wan-
fchapen Roos gewag gemaakt; uit het mid-,
delpunt van deze Roos, verheften zich een
Rozentak , die omtrent twee o f drie duimen
lang, en met bladeren bezet was. Zie.
mede dezelve Memorïèn, voor het j.aar 1749*-
W A S C H , Cera. Dit is een floffe die.-
uit de Planten getrokken, en in het lichaam
der Byën bereid is. Wy hebben op het
woord B y e , en in het artikel van de inzameling
van. de W a f c h en Foorwafch , de wy-
H hhhh 3 “