p a m b u s ; PAMP: P A N G -C : PANIK: PAN. -m .
te kattoeuachtig: hare bladeren geleken naar
die van den v y g en b o o in z y zyn ruuw in her
aanraken, en in v y f a tweelingen jgeleheklen:
de bloemen komen by wyze van lonnelehei-
men aan de toppen der takken voort j zy zyu
klein „ wit » en ieder uit vyt' onregelmatige
bladeren lamengeilelc, welee leliesvvys ge-
fehikt zyn: op deze bloemen volgen zaden ,,
c;e :n naren by elkaiideren liaan , 2V zyu
plat„ breed, eirond, aan de boven zyde uit-
gefneden , aan de achterzydc geftreept en
gedachtig , zy hebben een fterke reuk , en
een prikkelende iinaak.
Om uit deze plant de harli-gom te trekken,
die de saam van Oppopansx draagt, zoo
maakt men een infnyaing in het onderlle gedeelte
van den Heel en wortel: 5er vloeit alsdan
een wïtachdg vocht u it, st geen verdikt
en droog woni* het neemt aan de boven zyde
een gedachtige * en zomtyds een loodachtige
kleur aan- %
De Oppopanax is een gomachtig , harlt-
adhrig, korlachdg, v e t , en echter wryfbaar
Isjp9 \ geen zeer bitter en fcherp is , het
Been een reuk als fenegriek, en een imaak
die eenigzins walgingen verwekt. Deze barft-
gom isveeltyds met "onzuiverheden vermengt:
zv is zeer duur , en word veel gezocht;. wy
bekomen haar uit het Oolfen. Z y brand voor
een gedeelte, en het andere deel finelt in het
vraier, en maakt het melkachtig. De Oppo-
psnax inwendig gebruikt- zyixie, fmyden verdeelt
de taye vechten; z y verdryfx de winden
, en purgeert op een zachte wyze: zy is
a^nig in de ziekrensvtïn het brein,, en die der
zeeuwaB,. en zelfsvoor de verfloppingen en
opHoppingen der maandHonden uitwendig
anazki zv de gezwellen zacht verdunt de
Irnoeligezwellen en de klieren: zy is.een der
inmesgzeis van den grooten TheriakeL
? A M B U S. 3>1: is een breede en groen-
achdse vïfeb , die hoog gefchat word, en van
-welke men menigvuldig gebruik in de Ooft-
Icdiën maakt, en vooral op het Eiland Am-
%c:na. Om hen lang te bewaren is het ge~
jaoeg dat men ze in oe Zon droogt; en wanneer
men Ben eten w i l, zoo Iaat mes ze eeni-
gen tyd in water weken , om hen zacht te
maken; de fbtiepen die tot lange tochten ge-
fckikx z v s , nemen ’er een groote voorraad
ran mede. Deze kleine vifch is met doornen
gewaperz welke naar sien kop gekeert zyn,
Snoer vrdke een lange doom geplaatft i s ,
zé-’v wei op den rug ais za&.dea buik 3, aan
welke zyne vinnen gehecht zyn ,> tU-o zich tot
aan den ïhuirt uitbi'oidcn: zyne kleur is cqnigr
zius verunderlyk,
P A M P E L M 0 USE. Dit is de naam
die de Siammers aan een foorc van Oranjeappel
geven, die de groote van een menlchc
hoofd , en een fmuak als aardbeziën heeft,
zyne lehcl heelt de dikte van een vinger, en.
is zeer bitter:, hetJap van deze vrucht is zeer
verfriüende» QNaitturlyke Bijhrie van Stam'),
Men vind deze vrucht mede op Cayemre
alwaar zy uit Brazil is overgebragt. Barra
t,
P A N G - G O E L I N G . DeOoH-India-
nen geven dezenaam aan de Pholidotus o f Mams,
van welke wy op het woord Scbubhaag-
dis fpreken zullen..
P A N I K K O O R N , Panicum, Dit is
een plant die DJoscorides onder de foorten
van het koorn telt, en door Galènus. onder
de peulvruchten, geplaaril word: volgens Lemery
gelykt het Panikkoorn geheel naar de
geerll, uitgezondert dat deszelfs bloemen en
zaden in airen voortkomen welke zeerTmai
zyn ; daar die van de geerll in trosjes by een
gèfchikt zyn.. Het Pannikköorn brengt zeer
veel zaden voort, die veel kleinder. en ronder
als die van de geerll zyn , z y zyn . met witte
, geelachtige o f purperachtige vliesjes be-
dekt.. ;Iü ïi-j -■ = ■ o • II ■ ' .< J,
Men zaait deze-plant in dè- -velden1 im
Duitfchland, Vrankeryk en, Italië : zy bemint
een luchte;.zandachtige. en vochtige aarde.
Men maakte voormaals van dit. graan meer
tik tot brood als tegenswoordig :i men
eft echter, noch eenige lieden in Honga-
ryen, Boheme en Duitfchland, die van-hetzelve,.
wanneer het van de vliezen gezuivert
js , een pap bereiden, die.niét onaangenaam
is: men kookt het mede.in-melk, gelyk ryft».
Het is zamentrekkende, voed zeer weinig, en;
is moeijelyk te verteeren. De vogelen, afen*
9t i zeer gaarne op;. ?•
P A N O R P E . Deze naam' geven ver-•<
fcheide Natuurkundigen aan de Schorpu
cborpiocn~•
vlieg, welke dus om de gedaante van* haar
achterlle gedeelte genoemt word, \ geen gc-
lyk dat van een Schorpioen gevormt is:“ ditlis
dit'.is■
de ballaart wcfp van Swammerdam , die de
druiven befchadigt: zy onthoud zich rnenig-
r.uldizin.de weiden, en.heeft een harde cm
■ hoei'Jv
P A N TH E R . P A N T H E R .
hoomachtigo fnuit: haar lighaani is bruin, de
zyden geel, de Haart uit leedjes zamengeltelt,
de nypers ros en gevorkt gelyk die van de
Schorpioen; hare vleugelen zyn wit, en met
nets wyze vlakken o f banden getekent#
, P A N T A G A , dit is de boom die bet
roode Sandelhout verfchaft; zie op het 'woord
S an on l ho u t»
. P A N T I IE R , O N C A en LUIPAARD.
yVy zullen in dit artikel, in navolging van
den door.luchtigen de BuJTon, deze drie foor-
tem van dieren met elkanderen vereenigen, die
niet alleen de een voorde andere door de Natuurkundigen
genomen zyn , maar die zelfs
pet eenige foorten van het zelfde gedacht
yerwart zyn, welke men in Amerika heeft.
Deze dieren zyn byzondcr aan de oude Wereld,
en aan de warme geweflen van A zia;
zy hebben zich nooit in de Noordfche Landen
verfpreid, noch zelfs in de gematigde ge-
.weften nier.
. „ Het eetHe foort van dit gedacht is de
groote Panther, die wy alleen Pantber noemen.
Het lighaam van dit dier is v y f o f zes voeten
lang, wanneer het volwaffchen i s , van
het. uiteinde van den fnuit tot aan het begin
van • den Haart ^gemeten , welke twee
yoetén lang,is. Zyn huit is , met hairen van
een vaalrode kleur bezet, die meer o f min
donker op den rug en aan de zyde, en witachtig
onder den buik zyn: het is met zwarte
vlakken by wyze van ringeiiof rozen gevlakt;
deze ringen zyn zeer wel van elkanderen ge-
fcheiden aan de zyden van het lighaam, en in
Jiet midden uitgeholcen het groodle gedeelte
heeft in het midden een o f meer vlakken,
die dezelve kleur als de ring hebben; deze
zelfde.ringen , waar van eenige eirond, en
jmdere volkomen rond zyn, hebben dikwyls
meer als drie duimen middellyn: hy heeft alleen
volle vlakken op den kop, aan de borll,
|ian den buik, en op de dyen.
Het tweede foort is de Onca, Dit dier is
veel kleinder als de Panther, zyn lighaam is
niet meer als drie en een half voet lang: deszelfs
hair is veel langer als dat van den Parr-
theï, e‘n zyn Haart heeft de lengte van drie
voeten , ;cn is zomtyds noch langer. De
grondkleur van het hair der Onca is witach-
tig graauw op den rug, en aan de-zyden, en
noch witter graauw onder den buik; zyne
vlakken hebben ten naaHen by dezelve gevan
daante en groete, '
Pttitbc-
Het derde foort.
Luipaard, f)
een dier dat men {
nee , en andere zulticlykc Lzn<i?n vind. r.y
is een weinig grooter ars Ie Onca, maar ve^l
kleindcr als de Pantber, vermits hy niet meer
aU vier voeten lang is ; zyn Haart h: oft dê
lengte van t w e e ot' twee tn een halve voet;
de grondkleur van zyn hair is op óen rug en
aan de zyden , vaalrood , dat meer o f mm
donker is : het onderHc van den hsak h witachtig;
de vlakken vormen ringen en rozen %
maar deze ringen zyn veel kfeinder aM die.
Van den Pantner en Onca, en het grootHe
gedeelte beHaat uit v k r o f v y f kleine volle
vlakken ; by heeft mede volle vlakken, die
onregelmatig gelchikr. zyn.
Deze drie Dieren zyn , gelyk men zie t,
zeer onderfcheiden van elkanderen. De Bontwerkers
noemen het vel van het eerHe, Pare-
tbervel; dat van bet tweede Afrïkaanfch T jfer
v el; en eindelyk geeven zy onexgentlyfc
e naam van Tjgervël, aan dat van bet Dier
dat wy Luipaard noemen.
De Panther die wy Ieevendig gezien h
be , vervolgt de Heer. de Bujßm . had <
woefle gedaante , een cnnrflïg gez
wreed aanzien , en plotzelyke beweggingen,
zyn geluid evenaarde dat van een toornige
dog. Zyne tong was rouw , en zeer rood,
zyne tanden flerk en fpïts, de nagelen fchern
-en hart, het vel fchoon , het hair vaalrood",
dat meer o f min donker, en metviakken dcor-
zaait was , die de rondte van ringen hadden.
De Panther heeft de geltalte eo gedaante van
een Dog van een flerk ras, maar zyne pooien
zyn zoo hoog niet.
De Panther fchynE een trotzen en onbnig-
zamen aart te hebben , men bedwingt hem veel
eerder dan dat men hem tam maakt; nooit
lecht hy zyvten woeilen aart geheel s f : men
bediend zich echter van hem tot de jacht,
maar men moet veel zorgen aanwenden om
hem af te rechten, en noch meer voorzorgen
gebruiken om hem aan te voeren en te oeSe-
nen. Men voert hem tot de jacht op een kar
in een kooi beüooten. meece; waar van men
de deur opent wanneer he c Wlid zich vertoont;
hy fchiet op het Dier aan, 't geen hy ïowoc-
nelyk met drie o f vier iprongen achterhaalt,
werpt het neder en verworgtT.et: maar warneer
hy het tnttl. zoo word hy verwoed, en
vak zomtyds zyn meetier aan ^ die g^woone-
lyk dit gevaar voorkoomt, mee lluiken
vleefch, Dieren. die hy rcec zich voert;