poen naauwlyks in hecht, en 5er ligtelyk weder
uitfchiet: dit is de reden, dat men zeldzaam
op dezen Vifch jacht maakt; maar men
ontmoet hen gaarne , om dat men zyne ontmoeting
als een voorteken van een overvloedige
Walvifchvangft befchouwt. Martefis
fpreekt, in zyne Reisbefchryving naar Spitsbergen
, mede van dezen Walvileb.
W I T T E A M B E R . Men noemt dus,
edoch oneigentlyk, het Walfchot, o f de Sperma
Ceti. Zie op bet 'woord W a i v i s c h ,
achter het artikel Kazilot dat van Walfchot o f
Sperma Ceti.
W I T T E B E T O N I E , zie S l e u -
T ELBLOEM.
W I T T E E G E L . De Heer de Reau-
inur geeft dezen naam aan een der vreemdfüe
Wohnen die de Plamluizen verflinden ,. om
deszelfs byzondere gedaante. Zyn geheele
lichaam is met zekere witte en langwerpige
pluimen bedekt, die even als- de pennen van
een Stekelvarken gefchikt zyn : dit zyn draden
o f borRels die in het verband in zes ryen
geplaatR zyn. Men heeft eenige van deze
ïnfecten , wier borflels veel langer als die
van andere zyn : zy verheffen zich in geen
rechte lyn , maar krommen zich eenigzins
haakswys , ' en voor- een, gedeelte naar den
flaart; de haakjes van de zyden van den buik
krommen zich buitenwaarts, die van den kop
vallen op de oögen neder r ’t geen dit Infecl
veel overeenkom!! met de Waterhonden doet
hebben', wier óogen door de boffen hair bedekt
worden. De Heer de- Reaumur verklaart
den oorfprong van deze katoenachtige
pluimen,, in het derde Deel van zyne Memo-
riën.
Deze Natuurkundige ze^ht, dat hy dit In-
feét in de maanden Juny en July op de bladeren
de! Pruimboomen gevonden heeft, die
met Plantluizen bevolkt waren ; hy voegt ’ er
by , dat het fchynt dat deze Plantluizen der
Pruimboomen behaaglyker aan deszelfs fmaak
z yn , als een der andere foor ten-zyn. Gedurende
deszelfs. geheele- leeftyd , is het met een
overvloedige voorraad van Wild voorzien*
Wanneer deze Witte Egels ’er een blad van
ontvolkt hebben, zoo gaan zy op het naburige
blad over* Deze kleine Infeéfcen komen,
in minder als veertien dagen, tot hunne volkomen;
g r o o t t e z y veranderen, in een Popje,.
’ t geen weinig, van dat der ronde Torren,
verfchilt. Na dat het Infeét omtront drie?
maanden in. dezen ftaat gebleven is , zoo verlaat
het dezelve, om in een klein Torretje
te veranderen.
W I T T E K O O L , Brafpca alba. Haar
wortel is vezelachtig', en fchiet een Re el uit.
die met, rondachtige bladeren bezet is , zy
zyn roodachtig groen , malfch , op eenige
plaatzen van hunne randen , met zenuwen
vervult, die zich door elkanderen vlechten y
en aan lange Reelen vaflgehechc: hare bloemen
zyn w i t , kruiswys gevormt* en uit
vier bloembladen te zamen geflelt; op deze
bloemen volgen lange Peulen , die inwendig
niet rO'ndaehtige zaden vervult zyn : de geheele
Plant word onder het groeijen w i t , en
verkrygt een zekere bla-auwachtige en groenachtige
kleur : hier om noemt men haar
zomtyds meede , Groene Kool, en Gemeene
Mooi.
W I T T E K R U L K O O L , BraJJica at-
ba Crispa. Hare bladeren zyn rond, gerim-
p e lt, even als met blaasjes-bezet, en hebben
een groenachtige geele kleur ; zy zyn
. met ribben doorRfeept, en aan korte fleelen
vaRgehecht; z y verzamelen zich aan het
boven gedeelte, en vormen mede een rond,,
klein , en witachtig hoofd. Hare bloemen
zyn- geel , kruiswys gevormt , en veranderen
zich in Peulen ,. die met zaden vervult
zyn*
W I T T E M A A N K O P , Heu l , P a p
a v e r - album. Dit is de Plant die den Opium
uitgeeft. Haar .wortel heefc de dikte van
een pink, en is , gclyk mede het overige van
de Plant, met een melkachtig en wit fap
vervult* Z y fchiet een fleel u it , die drie
o f vier voeten lang, getakt, en met langwerpige
bladeren bezet is, deze zyn breed;
getant, gekronkelt, en hebben een zeer zachte
Zee- groene kleur. Hare bloemen1 die. aan
de toppen voortkomen , zyn rööswys-, en
doorgaans uit vier witte blaadjes zamenge-
Relt, die in het ronde gepl&atft zynr zyval-
len zeer fchielyk- af/ De kelk beflaat uit
• twee bladen ; ’er koomt een klein hoofdje
uit vo o r t, ,’t geen eerfl met een menigte
kleine helmflyltjes bezet is , en zich vervolgens
in een eironde fehaal verandert, die
maar alleen uit een zaadhuisje beflaat, en
mc.t
nvét een Rarswys’ kruintje gekroond is ; zy
is ieerfl groenachtig, en word vervolgen? wit
najar mate dat zy ryp word : zy heeft de
groote van een Oranjeappel, en is inwendig
met yerfcheide in de lengte lopende
plaatjes bezet, die in het ronde aan hare
wanden vaflgehecht zyn. Aan deze plaatjes
zyn een groot getal zeer kleine, rondachtige
en witte zaadjes vaflgehecht, die een zoete
, olieachtige en . meelachtige fraaak hebben.
Dit zaad is verzachtende, borflzui veren de
en weinig o f niet flaapverwekkende. Men
bekoomtdoor uitperfling èen olie uit ditzaad,
die nuttig is om de huid te zuiveren, glad en
zacht te maken.
De Heer de Tournefort die door de Levant
gefeill heeft, zecht dat men in ver*
fcheide Landfchappen van A z ia , de akkers
met Witte Maankoppen bezaait, gelyk wy
zulks met granen doen. Zoo ras de koppen
zich beginnen te vertonen, zoo maakt mep
’er een geringe infnyding in, en ’er vloeit
eenige droppelen van een melkachtig vocht
uit, ’ t-geen men laat ftremmen, en vervolgens
inzamelt. Dezê Natuur-Onderzoeker
zecht mede, dat de grootfle mepigte Opium
door de kneuzing en uitperffing van deze kóppen
bereid word. Belon en Koempher , die
drie foorten van Opium onderfcheiden, welke
alleen door de infnyding bekomen word,
zeggen , dat men in Perfiën wonden in de
gedaante van een X op den kruin der hoofden
maakt, wanneer zy byna ryp zyn. Het
mefch dat men hier toe gebruikt, heeft v y f
punten, en het maakt met eene fnede, v y f
lange en evenwydige fneden. De volgende
dach verzamelt men met fpatels het fap dat
uit deze kleine wónden vloeit, en doet het
in een vat, dat men aan zynen gordel draagt,
vervolgens maakt men dezelve infnydingen
aan de andere zyde van de koppen. De tranen
die het eerfte uitvloeijen , worden Go-
baar genoemc, déze Opium is het hoogfle
in prys; hy word voor dé befte gehouden,
om het brein te flillen. Hy is eerfl bleek
geel, en word vervolgens rosachtig. Na dat
men dus den Opium ingezatnelt hééft, zoo
bereid men hem eenigzins, met hem met een
weinig water o f honing te bevochtigen. Men
roert dit mengzel eenigen tyd, op een plat
houtè bord met een Rerké fpatel, tot dat
het de zelfllandigheit van pik verkregen heefc.
Men maakt ’ er vervolgens kleine kegelvormige
balletjes van, die men in dat Land
verkoopt. Wannéér ’er de koopers maar
kleine Rukjes van begeren , zoo fnyd men
ze ’er met een fchaar af. De Perzianen noemen
dezen Opium Theriaack. Malideh , o f
Afiuun, dat is te zéggen, Theriakel die met
Opium bereid is; hier door onderfcheiden zy
hem van den Theriakel van Andromachus ,
die zy Theriaack Faruuck noemen. Deze Volken
befchouwen den Opium als een middel
dat geruRheit, vrolykheit en 'genoegen ver-
fchafc: met deze roem vereerden men vpor-
maals de Theriakel van Andromachus.
Deze wyze om den Opium te bereiden is
het geRadige werk van de Kramers op de
kruisflraten. Maar dit is de eenigRe wyze
n ie t, op welke het fap van de Maankop
bereid, word , dikwyls mengt men ’er een
zoo groote hoeveelheit honing onder , ' om
deszelfs bitterheit te matigen, dat .men hem
belet te drogen, en dit is het gene men by-
zonder Babrs noemt. De aanmerkelykRe
bereiding van den Opium , is die gene die
men verricht , wanneer men naauwkeurig.
met dit fap, muskaatnoten, cardamon, faf-
fraan, kaneel en foelie , tot een zeer fyn
poeder gebracht zynde, vermengt: dit is het
gene men Perziaanfche Polonia o f Pbilonium
noemt. ^Behalven deze bereidingen , waar
van men alleen gebruik in pillen maakt, Rellen
de Perzianen noch een vocht van dei*
Opium te zamen , ’t geen zeer beroemd is*
onder de naam van Coconar, .en waar van,
zy een groote hoeveelheit, by tuflehenpo-
zingen, drinken :. maar men bekoomt deze,
foorten van Opium zeldzaam in Europa.
De Opium o f Meconium der Winkels, is
een harRachtige en gomachtige zelfllandig-
heit, die zamengepakt, hard, en zwartachtig
ros is , zy heeft een onaangename verdovende
reuk , en een bittere en fcherpe
fmaak; zy is tot rondachtige en platte koe*
ken gevormt, die de dikte van een vuiR
hebben, en in de bladeren der Maankop be-
wonden zyn. W y bekomen di: geRretnde
fap uit Natoliën , Egypte en Indiën. De
Geneesheeren hebben de Opium van Tbebes
altoos zeer hoog geroemt, men verzamelde
deze in Egypte naby Thebcs; maar voor ’t
overige van wat plaats de Opium ook komen,
mag, mits hy van een goede hoedanigheit
-is, zoo,is zynen oorfprong onverfchillig. Hy
word voor een gedeelte gevormt-: door het
fap ’ t geen natuurlyk uit de infnyding vloeit
die men in de hoofden der Maankop maakt,
en voor eén gedeelte van die gene die men
P p p p p 3, . óoqc