vormen , niets anders als fpelingen der Natuur
zyn , die byna altoos van een kleiaarde
ofyzeraehtige aarde gevormt worden , en in
lagen-ónder een- meer offmin rónde gedaante
gelfchikc zyn: maar de Schryver van de An-
nales Typograpbiques antwoord op deze Helling,
dat het geval geen oorzaak is; en al was
het ’er eene, hoe kan menzich dan noch verbeelden,
zecht h y , dat eene zoo blinde oorzaak
geheele bergen van lichamen heeft kon-
nen voortbrengen, die uit een zelfde bepaalde
gedaante beftaaa, gelyk men ’er naby
Neuf-Chatel ,_ en in Piemönt, en elders-
vind?
Wat ons gevoelen over de Oolithën betreft,
het is zeker dat men onder deze bolachtige
zamenffremmingen , die meer o f min
volkomen naar vifch^eijëren, o f naar die van
Zee-Kreeften-, enz. gelyken, ’er heeft die kleiachtig
,- yzërachdg , en fpatachtig zyri, J en
naar afgebroken Hukken van fchelpen gelyken;
andere zyn uit lagen zamengeffelt, gelyk
de Bezoards ; eindelyk andere gelyken
zeer veel naar de knoppen der Zee-Starren.
A lle deze verfcheidenheden van gedaaritens
eft kleuren duiden noodzakelyk een verfchei-
dtenheit in de oorzaak, zoo wel als in het
YOOJftbrengzel aan. Zie de Memorie van den
lieer Desmarets over dit foort van Lichamen,
•welke- in de Vergadering van de Akademie der
iVetenfchappen van Parys , in het jaor 1761
voor gelezen is. Men-heeft-’er aan- deze fleen-
aeh-tiger lichamen namen ifcgeg^even dieover-
eênkomHig-zyn met de- zel'fsHandigheden, die
zy verbeelden; Orobii.eswanneer zy de gedaante
van öroben hebben ;- Pifólites-, wanneer
zy naar Erweeten- gelyken; Meconites,
wanneer zy met het Maskopzaad over' een
komen ; Cèncbrites, wanneer zy de grootte
van Gierff hebben., enz-;.
O O R L O G S C H I P V O -G E L : dus
noemt men een zwarte Vogel van Jamaika y
die anders Albatrofs genoemt word. AJbin
zecht, dat dit een Roofvogel is , en dat hy
zich doorgaans met de viflchen voed, die hy
een vogel' om v o e r td ie men Benei noemt.
Deze is-'zeer -behendig om de- viffchen te-
vangen- die een Dolfym voor zich uitdryft :
zoo ras hy ’er een doorgezwolgen heeft ,
koomt de Oorlogfchipvogel met veel geweld
op hem aan , en noodzaakt hem om zyn en.
prooi weder uit t é fpudwen , die hy nooit
mifl oiir te vangen , voor dat hy ih het water
valt.. AJbin zecht ,, dat hy hem- dit dikwyls
ijl dë Indifche Zee, heeft-zien doen*
De Heer Klein * plaarff. deze Vogel in het
geflacht der Vogelen welkers* pooten. gepalmt
zyn, en drie vingeren hebben..
O O R W O R M , Forficula, feu Auricu-
laria, dit is een klein langwerpig Infeét, dat
zeer vlug is-, en. zeer fnel- loopt.. Het heeft*
twee kleine hoornen aan den kop , en zes
pooten; zyn Haart is gevorkt, zyn lichaam
heeft de grootte van een kleinen worm, het
is plat ,. zeer glad, blinkende , en zoo lang
als de helft van den nagel. Het onthoud zich
dikwyls op de bladeren der k o o l, in de holle
boomen, in de Heelen der plantengelyk,
die van de wilde Paflinakelen,. Angelika, en
Hokachtige planten ; in de gaten der muuren
en in de aarde. Men onderfcheid- ’er ver-
feheide foorten van die in grootte en kleur
verfchillen. De grootHe zyn geelachtig ,
de middelmatige , en die te gelyk het ge-
meenfle zyn, hebben een KaHanje kleur, en
de kleinHe zyn wit en zwart. Deze Infec-
ten veranderen in Poppen, en vertoonen zich
vervolgens met vleugelen die in fchedeh be-
flooten zyn. Dit zyn een- foort van Torren.
■ Men heeft dit Infeét de naam van Oorworm
gegeeven, om dat het met veel-drift de ooren
zo ek t, in welke het zich met veel fnelheit
verbergt. Het byt en nypt de deelen aan welke
het zich vaHhecht; dit veroorzaakt veel'
fmerten en het~taH dikwyls het brein aan.
Het heugt my dat in myne jeugd , een van
myne Broeders -, ■ my een. van deze Infeéten-
in het oor-Hak, en dat ik ’er geduurende vier
dagen, even als dwaas door. was, ’t geen met;
een geringe hoofdpyn verdween. Om my
te wreeken , fpeeldc ik hem dezelve trek,
hy wierd ’er geweldiger, door aangedaan; als
ik ; want hy had oogenblikken dat hy zyn
hoofd in een emmer water dompelde; op andere
tyden begon hy uit de neus te bloeden,
en verbeelde z i c h d a t hy een Regenboog
zag.H
et is mede nuttig dat men den. Lezer van
een ander diergelyk geval onderricht:,; ’t geen
in de Epbemerides van, Duitfcbland, voor bet
jaar 1672 verhaalt word.. Een Vrouw die
v y f uuren van Neurenberg woonden , droeg
een; bos kruiden , zy zich vermoeid voelende
, lag zich neder met de doek. onder het
hoofd, in welke haaren laH: gewonden was,.
zónder dat zy ontdekte dat hy. met Infééten
vervult was , en- viel: in-, flaap.. De. Oorwormen,
men kroopen in haar rechter o or: een Wond-
heelder haalde ’er een ten eerHenuit, maar
de andere bleven ’er in , ondanks de konH
van de Geneesheeren die zy raadpleegden.
Deze Infeéten tót het- oneindige vermeerdert
zynde, en welkers getal van dag tot dag toenam
, hadden hun verblyf tufïchen het bekkeneel
en het brein genoomen , en maakten
het leeven ondragelyk voor deze arme Vrouw,
die fmerten tot in het uiteinde van de handen
en voeten gevoelden , wanneer deze Dieren
van plaats veranderden. Z y -kon geen be-
weeging met het hoofd maken , zonder dat
’ er inwendig een zeker geknap o f gekraak ge-
fehiede , ’t ' geen zelfs onderfcheidelyk gehoon
wierd door die geene, die -zich om haar
bevonden. Ten einde van twintig jaren begaf
zich deze Vrouw , die toen 68 jaren oud
w a s , naar den Beruchten Natuurkundigen
Volckamer te Neurenberg. Hy deet aljes
wat in zyn vermogen was, om haar eenige
vefligting.te verzorgen: hy liet haar Balfem
van Zwavel met Terpentyn in het oor fpui-
ten, die alleen een eenig van deze Infeéten
deed uitkoomen, en dit was noch dood; men
heeft redenen om te vermoeden , dat zy door
de tyd de gehoor-weg verHopt hadden. Do
Lyderes gebruikte ^dikwyls met vertrouwen
een roking van Gom Armoniak , om dat zy
gewaar wierd , dat ieder maal dat zy ’er gebruik
van maakten , de Oorwormen naar de
mond van het oor kwamen, en gereed fchee-
nen om hetzelve te verlaten : maar wanneer
•zy eindelyk zag , dat niets in Haat was , om
haar van dezelve te bevryden , zoo nam zy
oen befluit om dit ongemak tot aan het einde
van haar leeven te dragen. Een diergelyk
voorbeeld, behalven een-meenigte andere',
die door de Natuurkundigen en Geneesheeren
aangehaalt worden, leert, hoe onvoorzichtig
het is , dat men zich op kruiden , ó f
by fchoon weder, onder boomen te flapen
lecht,op welke tyd , alles van Infeéten krielt,
en die altoos gevaarlyk zyn wanneer zy zich
in de ooren , of- in de openingen van eenig
ander deel van het lichaam verbergen.
De Oorwormen brengen mede groote fcha-
de aan de bloemen toe. Om deze Infeéten
uit te roeijen , plaatzen de Tuinlieden Hokjes
nevens de bloemen. Op derzelver toppen
hangen zy nagelen van' de pooten der
Schapen. De Oorwormen verzuimen niet
om er zich by vochtig weder, en des nachts,
m te verbergen ; in diervoegen, dat men hen
ef des morgens noch in vind, en hen in water
verdrinkt o f ze verplettert: de Hoenderen,
eeten deze infeéten gaarne. Het kenmerk der
Oorwormen i s , dat zy hairswyze fpriêten3
een gevorkte Haart, halve fchilden, en bedekte
vleugelen hebben.
- O O R - U I L , o f G ehorende U i l ,
Bubo. Dit is een Nacht-Vogel , die door
de Heer. Linnaus aan het hooft der Roofvogelen
geplaatH word. Men onderfcheid
vericheide foorten van Oor-Uilen , welkers
kenmerk is , dat zy drie vingeren van vooren
en een van achteren hebben; de laatHe is ach-?
terwaarts gekromt : het opperfle gedeelte van
den bek is krom, van den oorfprong tot aan
de punt: de neusgaten zyn met vederen bezet,
die zoo hart als hair zyn : hy heeft de
Wafcb. om den bek niet die het grootHe gedeelte
der Roof-Vogelen hebben. ^
Het eerHe foort is de Groote Oor-Ujl, o f
Schuif-uit; dit is een foort van U il, die zeer
flerk , en de grootHe van alle Nacht-Voge-
len is , hy maakt een groote flachting onder
de Krayen, en brengt zomtyds den winter op
de daken der fchuuren door. Hy jaagt met
zoo vèel behendigheit, dat h y , zonder een
merkbaar gerucht te maken , -in eene nacht
zomtyds een aanmerkelyke roof verzamelt ,
’t zy van Vogelen , ,’t zy van kleine viervoetige
Dieren.. Men onderfcheid ’er drie foorten
van , niet door de. geflalte, die gelykvor-
mig is , maar door de vederen welkers kleuren
vry verfchilleDde zyn. De eerHe heeft
een kop gelyk een K a t ; zyn geluit evenaart
dat van een Dier dat fmerten heeft, het is
hier. om dat men hem Kat-Uil noemt: hy heeft
zwartaehtige vederen , die zich ter breedte
,van drie vingeren boven de ooren , by wyze
van»hoornen verheffen. De tweede verfchilt
van den eerffen door zyne pooten , die met
donsachtige vederen tot aan het uiteinde der
vingeren bezet zyn., welke mede kleinder
zyn : zyne vederen zyn alle vaalrood. De
derde heeft minder ruige pooten , en veel
zwakker klaauwen.
De Groote O o r -U il, verkieff zyne wyk-
piaats niet alleen in de akelige holen der
Bergen en Rotzen , maar noch in de holle
boomen , in vervalle en verlaten gebouwen ,
onder de daken van de groote huizen , in de
gaten der toorns en muuren , en eindelyk in
plaatzen die weinig door de menfchen bezocht
worden: het is in dezelve dat dit Dier
zyne eijeren lecht.
He t tweede fo or t, is het middelloon van
B b 2 Oor