Oor -U il, die mede een geboomde Kat-Vil
ïs. Men onderfcheid ’ er twee foor ten van;
de vederen van derr eerften zyn afch'verwiger
eti witachtiger; de andere is vaalrooder., en
heeft meer een ligter xoeftkleur : hun kop is
ronder, gelyk die van alle Vogelen, die des
nachts op buit uitgaan : de oorén beftaan uit
twee hoornen van vederen: het geheele aangezicht,
van de wenkbraauwen a f , tot aan
de neusgaten , en alles wat om de oogen en
den bek is , is met kleine vederen veruert en
omzet, deze zyn zoo fyn als hanen: ditfoort
■ van kraag o f kroon van vederen, is , o f vaalrood
, o f witachtig afchverwig: de oogen
zyn groot, de oogappels zwart, de omtrek
geel: 'de bek is zwartachtig bruin, maar zoo
krom niet als die van den Uil: de pennen van
de vleugelen zyn groot en gejaspift; -die van
den ftaart zyn niet veel langer als die van de
vleugelen: de klaauwen zyn groot en fterk,
en met fchoone^, zwarte,- fcherpe , en gekromde
nagelen bezet; de beenen zyn. fterk:
zy die geel o f vaalrood zyn hebben dezelve,
gelyk mede-de klaauwen tot boven aan de
nagelen,met eenige vederen bezet.
Het derde foort is de kleine Oor-Uil^ hy is
kleinder als devoorige enals het Boom-Uiltje:
zyne vederen , hoornen, aart, en geneigt-
heden, kodien met die van den groot en Oor-
'Uil overeén, van welke hy maar alleen door
de kleinheit fehynt te verfchillen. De Vederen
van de verfchillende foorten van Ooruilen
, zyn met vi-y ftandvaftige vlakken ver-
zieft , de kleur der tuffehen gemengde vederen,
is zulks niet minder.
Men bedient' zich van dit foort van. roofvogel
om de andere- vogelen te lokken : men
plaatft hem op een kruk na by een alleen
: liaan de- boom , en niet verre van een veng-
fter, uit welk men met gemak op de vogelen
fchieten kan, die in meenigte van alle zyden
‘ toefchieten- om hunnen gemeene vyand te beoorlogen.
Ó P A A L , Op alm > Deze edele Steen,
die door Plinius onder de naam van P ceder os
beteekent word* heeft een melkachtige blaau-
we kleur, hy is byna geheel doorfchynend,
en heefc de; èigenfehap , om. alle de kleuren
van den regenboog te gelyk te rug te kaat-
zen, o f dezelve, te veranderen, volgens dat
men ’er het licht op laat vallen , by welk
men hem befchouwt : m.en onderfcheid. ’er
verfcheide foorten van..
iv De M e l k k l e u r i g e O p-a a .l-
s t e en , ■ Op alm ireos Lacteus ; deze is een
Orientaalfche Steen. Boetius de Boot, Schry-
ver van den yolmaaktenjuweellier,befchouwt
hem., met reden , als de koftbaarfte van alle
Opaalfteenen , en zelfs als de wonderbaarfte
fteen die de Natuur in- dit foort voortbrengt:
hy.is hart,blinkende, doorfchynende,_glans-
ryk , en fchoon melkachtig, w i t , uit welke
kleur, al kittelende, hef vuur der Robynen,
het purper van den Amethift , het geel van.
den Topaas-, het blaauw van den Saphier, en
.alle-andere kleur,en van de luifterrykfte edele
■ gefteentens voortkoomen.Deze grootfche lof-
1'praak is alleen ëene vertaling van een be-
fchry ving die Plinius van den Opaalfteen geeft.
Deze Heen, waar van in de Openbaringen
van Jobannes in. bei XXIfte boofdfiuk gewag
.gemaakt word, onder de naam vam den aller-
koftelykflenft een (* } • , was voormaals in een
zoo groote achting by de Romeinen , dat de
Raadsheer Nonius liever zyn. Vaderland verlaten
wilde, als zynen Opaalfteen aan Anta-
nius afftaan , die dezelve van hem vorderde.
Deze Orientaalfche Steen , werd op het Eiland
Cylon gevonden, alwaar men hem Eler
ment fleen noemt: men flypt. hem niet met
ruiten, maar knopswys.
- 2r., De W es ter sch e.Q p-aa-lstee
: Opalus Oecidentalis , is , o f geel achtig, o f
.zwartachtig: in de perfte die men op.Cyprus
en in Arabiën vind, heeft, het gèël de overhand
, door. welk men een-lgé zwakke fleuren
gewaar word ; die geerie die zwartachtig
is , geeft een glans als de karbonkel van-zich;,
meirzou zeggen dat het éen zwarte kool wasdie
aan de eene zyde gloeide.| men vind hem
.in Egypte.
Het is zeer zonderling dat alle de fchoone
kleuren van den Opaalfteen onderhevig, zyn
om te verdwynen o f van wyzingen te veran-
deren wanneer men hem in flukkem verdeelt:
de ondervinding die dit verfchynfel meer,als
eenmaal betoogt h e e ft, doet geloöyen , dat
de geheele glansryk.e fpeeling van den Opaalfteen
alleen van de breking der lichtftralen
op deze fteen afhangt, die natuurlyk zoo ge-
. fchikt is ,. dat hy deze ftraalbreking voort-
, brengt : mogelyk zyn dé Kat.- Oogen , het
Werefds-Oog , en . de Solis Gë.mma , niets-
anders.als foorten van den Opaalfteen, voor
’ t overige is deze Steen die geene, welke j p
konft a zoo gelukkig niet, heeft konnen naboot
In da Nederduitfche Overzetting., van den Bybet, ftaat Jaspis blinkende ah KriflaL
OPPOCALPASUM. OPREMENT.
bootzen, als de andere edele gefteentens.
O P IU M of A M P H IO N der IN D
I A N E N : zie op, het artikel W i t t e
Ma an kop .
O P P O C A L P A S U M o fO P O C A R -
R A SU Ma dit is een harftachtige, gomachtige
zelfftandigheit, die veel overeenkomft
met de befte Myrrhe'heeft, en die men in de
tyd van Galenus , met de Myrrhe zelfs vermengden:
het was, volgens dezen Schryver,
moerjelyk om haar van elkanderen te onder-
fcheidén, zoo zulks niet door haare uitwerkzelen
was, het was- een vergiftig fap, ’t geen
bezwyming., en een plotzelyke verftikking
veroorzaakte: hy zecht, dat h y ,, Lieden gezien
heeft die ftierven, na dat zy Myrrhe gebruikt
hadde, in welke * zonder dat zy zulks
wiften, Opocarbafum gemengt was : mogelyk
was dit niets anders als een fap , dat
uit een ontbinding van Eupborbium beftond,
in welk men Opium in tranen had laten wecken.
De vergiften van dit foort, hebben altoos
mede in Afrika in. gebruik ge weeft.,, ’t
geen in Amerika dat van de pylen is, die met
het fap van den Mancelier vergiftigt zyn. Zie
deze woorden.
O P P O P A N A X : zie deszelfs artikel op
bet wootrt P a n a x .
O P P U N T I A , 2/fi I n DI AANSCHE
V yg,
O P R E M E N T , G e e l. R o t t e n -
k r u id , Auripigmentum : dit is een Minerale
zelfftandigheit die groenachtig. g eel, o f
roodachtig * o f citröenkleurig, is , zy is van
een Arfenikale* wryf bare * en. echter zamen-
gepakte zelfftandigheit *.. die met talkachtige
en goudkleurige flippen,én fpathachtigé, aderen
vervult is , zy zyn blinkende in de. breuken,
de Oprement geeft een geringe witachtige
,'blaauwe vlam , die van een zeer dikke
rook , en een verilikken.de Zwavel en Look
reuk vergezelt, is. .
Men vind het natuurlyke Pprement. in 'Hukken
van verfchillende grootte , en in beddingen
gefchikt, in de Liusnitz in het.gebieH
van Neuhfol, in Servie en Piemont, byzon-
der in Aziatiefch Turkyen , en in Myfien.
Jüe Engelfchen Hollanders , Duitfchers ,
tweeden en Italianen.* d?yven.Koophandel
ia QpceflienL - ' ' ■ • '
Men vind in de Drogiftwinkels een foort
van door konft gemaakt geel Rottenkruid,
dat men op eenige plaatzen in Duitfchland
van Arfenikale Pyriten maakt , die meer o f
min levendigheit bezit; men noemt deze
Rood Rottenkruid. Zie R ood R ottenkrui
d.
Men maakt van het Oprement verfcheide
gebruiken * zoo wel gefmolte als gepolyft
zynde ,. in de Schilder- en Glaskonft; de
Kooplieden, in gekleurde houten , bedienen
’er zich van om het witte hout te kleuren.,
van welk men kammen, enz. maakt, om het
. de kleur van palmhout te geeven. Deze be-
driegery is gevaarlyk en ftrafwaardig, om dat
veele Lieden gewoon zyn om hunne kammen
zomtyds in den mond te neem en. Men
moeft zelfs verbieden om het in de Schilder-
konft te gebruiken : want het verderft niet
alleen de kleuren met welke men het vermengt
, en alle die ’er naby zyn , maar het
waatïemt dikwyls een gevaarlyke reuk uit die-
het hooft ontftelt, en voorzeker op de gezondheid
invloed heeft.. De Hpeffmits mengen
het onder hunne zalven, voor de korften
der paarden. Men maakt van Oprement en
Kalk , een vocht dat het hair doet uitvallen
’ t geen by een groot getal baardfeheerders-
in Duitfchland in gebruik is. De Oofterlin-
gen bedienen.’er zich. van om hunne Rusma
. te vervaardigen. Zie Rus ma. Het Oprement
en de Ëalk , verfèhaifen eenen Sympa-
thetifchen inkt* en een vocht om de wyn.te
beproeven. Zie het Woordenboek der Scheikunde,
en myne Mineraalkunde. Men heeft
het Oprement uit de Geneeskonft als een boos
vergift verbannen.
O P S L A G .: deze naam geefc men aan esn-
klein, boompje ,dat natuurlyk voortgekomen
is. Men ent andere, bóomen op deze ; dit
gefchied gewoonlyk op die van de Amandelen
Kweeboom.
O R A N G - G U T A N G . Deze naam,
geeft men in de Ooft-Indiën aan het Wild-''
M è n f c b ’ t geen een foort van Aap is. Zier
deze. woorden_
O R A N j E B O O M , Malus Auvantra.
D e ' Oranjeboom is een der fchoónfte boa-
men , om de witheit en licffelykeix reuk van
zyne bloemen, om zyne fchoone groene bladeren,
van welke hy nooit ontbloot is , om
zyne. goudkleurige vruchten en vooral om
B,h 3, . ' hut .