waarts .geplaatft , gelyk in de gemeene Duikers
; indiervoegen , dat wanneer de Vogel
gaat, hy loodlynig pp zynen ftaart fchynt te
lenen: hem ontbreken echter vingers. Deze
Vogels leggen hunne eijeren zonder een pelt
te maken , en op de vlakke aarde : zomtyds
broeden zy in de holen der Konynen, die
zy ’er uitverdryven, om ’er zich meefter van
te maken. Z y leggen niet meer als een ei
tot ieder -broedzel, Zoo men dit ei wegneemt,
zoo leggen zy een ander , en dus tot het vyf-
de. Dit is zeer groot , ten opzichte van de
grootte'van het dier. Men ontmoet deze Zee-
Ekfters op de onbewoonde Eilanden , naby
Zee-kuften , omtrent Scarboroug, Tenby ,
enz. Z y vertrekken in den Htarfft , en kee-
ren-.in de Lente weder.
Albin zecht, dat men onder deze Vogels,
voorlopers heeft, die de plaatzen gaan bezichtigen
die zy gewonelyk verkiezen om te
broeden, en die acht geven o f ’ er alles in een
goede ftaat is. Zoo het gebeurt dat het jaar-
getyde^onftuimïg , o f aan ftormwinden onderhevig
, en de Zee ontroert is , zoo vind
men’er een menigte die op de ftranden geworpen
, en tot ftervens toe uitgehongert en
vermagert z y n ; want zoo de Zee niet bedaart
is , zoo konnen zy hunnen weg niet vervolgen,
noch hun voedzel bekomen, ’t geen
vifch is.
Z E E - E N G E L , Squatina« Dit is een
kraakbeenige en platte Zee-vifch ; hy word
zomtyds zoo groot als een Menfch , zyn lichaam
is fmal, zyn huit vry hard , en zoo
ruuw, dat men ’er hout en yvóir mede po-
lyften kan. De mond van dezen Vifch , is
met een zeer groote menigte kleine en zeer
fpitze tanden gewapent. Z y ftaan zoo vaft
tegens elkanderen, dat men zeggen zou, dat
het ’er maar een eenige was ; het opperfte
gedeelte van het gehemelte , dat gene dat de
tong aanraakt is mede met tanden bezet; hy
heeft doornen om de oogen, en andere op het
midden van den rug. Artedi befchouwt hem
als een foort van Roch. Deze Vifch verbergt
zich in het zand , en lo k t, gelyk de Tarbot,
door de bewegingen van zyne baarden , die
een foort van kleine ftroom vormen, de kleine
vifchjes tot zich, met welke hy zich voed:
zyn vleefch is goed, maar niet zeer aangenaam.
Z E E - F O N T E I N . Kolbe geeft, in
zyne befchryving van de Kaap de Goede
Hoop , dezen naam aan een Schelp-Vifch,
wiens fchelp, die een zeegroene kleur heeft,
naar een fpons , o f een ftule raofch gelykt,
en die zich zoo vaft aan de rotzen gehecht
houd , dat noch de winden , noch de baren
hem ’er van. affcheiden konnen. Wanneer
men een van deze fchelpen opent , zoo ziet
men een vleesachtige zelfftandigheit, die geen
de minfte fchyn van leven heeft-, maar wanneer
men haar aanraakt, zoo ziet men uit drie
o f vier gaatjes waterftraaltjes voortkomen,
die met fpringen ophouden wanneer men het
dier niet meer .aanraakt, en di.e telkens weder
beginnen wanneer men ’er de vinger ople
g t , tot dat het vocht uitgeput is : is deze
gewaande Schelpvifch een Plantdier o f de
kuit der Trompetten ?
Z E E - G N A P H A L I O N , Gnaphalium
maritimum.' Deze plant, die op den oever
der zee groeit, hee.ft een eenigzins fpeceryach-
tige reuk , die een weinig op die van het CV-
troenachtig Stichaskruid trekt, en een eenigzins
zoutachtige fmaak. Haar wortel is lang,
dik, houtachtig en. vezelachtig ; hare fteelen
zyn een voet hoog, dik, wolachtig, en met
een menigte langwerpige bladeren bezet,die,
wanneer zy verbroken zyn, zoo veel vlokjes
katoenachtige wol fchynen te z yn , ’ t geen
tot lemetten in de lampen dienen kan. Aan
de toppen der fteelen komen bloemen voort
die uit troffen van kleine bloempjes te za-
mengeftelt zyn, zy zyn ftarswys uitgefpreid,
en hebben een geele en witte kleur : ’er volgen
kleine witte vruchten op , die ieder uit
een gekromt zaad, en een foort van helm
dat het bedekt, te zamen geftelt zyn : deze
plant is zuiverende, opdrogende, en zamen*
trekkende.
Z E E -H A A S , Lepus marinus. Deze
naam geven eenige Natuur-onderzoekers aan
twee weeke Viffchen.
De G emeen é Z e e - H aas , die in Lan-
guedoc Lebre de Mar genoemt word , is een
Strand vifch., wiens huit glad is : zyn bek is‘,
gelyk die van een Land-Haas ge vormt, en
hy heeft twee kleine ooren. Rondelet zecht,
dat zyn kop gelykvormig aan 'die der Zee-
Schorpioen is , en dat hy twee' knobbels boven
de oogen heeft. Zyne tanden fluiten tegens
elkanderen : zy zyn klein en dik : aan
de boven' kaak heeft men ’er twee , die uit
de rei der andere uitkomen. De rug-vin is
gropt,
groot, en met zwarte vlakken getekent: de-
. ze V ifc h , onthoud zich gewonelyk ,in de
flyk.
De andere Z e e -H aas . is een foort van
ronde Vifch, die zeer gemeen in de Zee van
Bretagne en Bosniën is : hy is dik , en heeft
een misvormige gedaante. Zyn huit is ruuw
en met fpitze en zwarte knobbels bezet: hy
heeft aan iedere zyde, drie ryen omgekrom-
<le vinnen , en mede zoo veel op den rug.
Die van den buik zyn met de uit-einden aan
elkanderen gehecht, en vormen even als een
eenige rondachtige vin , waar van dezen vifch
zich bedient om zich aan den bodem der Zee
en Rotzen vaft te hechten, waar door hy het
geweld der baren wederftaat: men ziet ’er
een meenigte op de vifchmarkt in Londen,
en andere plaatzen van Engeland ; hun vleefch
is een vry goede fpyze.
• Men'geeft mede de naam van Zee-Haas
aan een infeéfc dat men in de Zee en moeras-
achdge kreken vind. W y zullen ’ er onder
de naam van Zee-Slak van fpreëken. Zie dit
-woord.
Z E E -H A N D , Manus marina. . Dit is
een foort van week en getakt Plantdier , dat
men in het getal der foorten van Madrepo^
raas plaatft. Zie 'dit wóórd.
. Z E E -H O N D , R ob , Qanis marinus.
Men geeft dezen naam aan veel foorten van
zeeviffchen , waar van.de grootfte onder het
getal van de fterkfte Cetacei geplaatft worden.
In ’ t algemeen , is de Zee-Hond een
boosaardig dier, en de vyand van alle andere
viffchen die voor zyn geweld zwichten moeten
: hy maakt jacht op hen , hy blaaft geweldig,
en wacht zynen prooi in de naauwe
doortoehten a f ; als tuffchen de Rotzen , alwaar
hy hem verflind.
De Zee-Hond behoort tot den rang der
viffchen die doornachtige vinnen hebben :
eenige Schryvers plaatzen ’er medemetkraak-
beenige vinnen onder. Men heeft de Blaau-
we Rob,.de Gladde-Haay, de Scherpfnoet,
de Melandryn, de Haai, en de Bönte-Haah
De Zee-Hond die men Jonas-Haai noemt, is
dezelve als de Haai. Eenige Natuur-onder-
zoekers voegen by dit getal , de Glaucus; de
Bon e t, de Z e e -K o e , het Zee - Kalf,. enz.
De Lezer kan over de geringe, overeenkomft
van deze Dieren oordeelen, met deze woorden
te raadplegen.
I I . D e e l . -
De Zee-Hond der Proven^alen en Langue-
dokkers is de Aguillat: zyn lichaam is lang,
heeft geen fchubben, en is afchverwig ; zyn
rug is met twee ontbloote doornen gewapent,
die fpits en fterk zyn, en waar aan zes
vinnen zyn vaftgehecht; zyn kop eindigt in
een fpitze punt, zyne oogen zyn groot, en
zyn muil is aan dé zyden met fterke tanden
gewapent: hy heeft twee gaten in plaats van
neusgaten ; kieuwen die aan de zyden ontbloot
zyn , gelyk die der lange en kraakbeenige
viffchen; twee vinnen naby de kieuwen,
en twee andere naby den aars ; zyn lichaam
eindigt in een gevorkte ftaart, waar van het
bovengedeelte langer als het onderfte is. Zyn
maag is groot en wyd , zyn lever dubbelt,
gelyk dié-van alle Zee-Honden , zy is gedachtig
, en de gal is ’er in verborgen. Het
w y f je bevat eijeren, eenige zyn reeds tot yol-
volkomenheit gekomen , en andere eerft ge-
vormt, en veel grooter als die der Hoenderen,
zy zyn aan den navelftreng vaftgehecht.
Deze eijeren kómen in delyfmoeder u it, vermits
de jonge Zee-Hond en uit het ly f van
hunne moeder; reeds met hunne doornen gewapent
voortkomen , zy zyn eerft zagt, en
worden vervolgens hard. Het vleefch van
dezen vifch van de Middelandfche-Zee , is
hard en word weinig waard gefchat.
Z E E - K A L F : zie Z iE -WoL F e n Pho-
c a s . De Vechio marino der Italianen ; en
de Pedel de Mar van de Languedokkers, is
Bét zelfde Dier.
Z E E - K I K V O R S C H , Rana Pisca-
trix. Dit is een kraakbeenige vifch, die door
de Italianen Diavolo di Mare genoemt word,*
men noemt hem Baudfoi te Marfeille , ' en
Pechetau te-Montpellier. H y heeft een foort
van gelykvormigheit met de Kikvorfch der
moeraffen; hy fchynt niets anders als kop en
ftaart te zyn; hy is plat, en heeft een bruine
o f beroókte kleur : zyn kop is dik, platachtig
, en met verfcheide doornen gewapent,
de mond is groot, wyd en zeer wel gevormt
tot het einde waar toe hy gefchikt is; de op-
petkaak.is veel korter als de onderkaak , dit
veroorzaakt dat de mond van dit Dier altoos
geopent is.
De Zee-Kikvorfch heeft altoÖs; tanden in
de kaken, aan het gehemelte ^n op de*tong:
zyne oogen zyn boven op den kop geplaatft,
en hy ziet'zylings ; voor zyne oogen hangen
twee baarden a f , die dun aan hunnen oor-
B b b b b b fpron