temperament van ,deze Infeélen is. Echter
hebben eenige Natuur-Onderzoekers van.dè
.eerfte order in Touraine opgemerkt, dat de
Zywormen , die in dat Landfchap met een
warmte van achttien graden uitkomen, vooral
in de warme jaren , niets anders als een
zwakke Zyde , met een hioeijelyke arbeid,
vóórtbrengen; waar tegen die gene, die met
den-veertiende en vyftiende graad van warmte
, uitkomen ; Zyde van een uitmuntende
hoedanigheid fpinnen , die zeer fterk en ze-
nuuwachtig i s . ■
Wanneer de Zywormen eenigzins krachtig
geworden zyn ,. zoo plaatft men hen in
het vertrek op de Hellingen , waar-van wy
hier voor , de befchryving gegeven hebben,.
Men moet gedurende hunnen eerden leéf-
ty d , en de vier vervellingen acht geven ,
dat men hen de raalfchfte bladeren van de
witte Moerbeziënbomen geeft, en na de vervellingen
tot dat zy beginnen te fpinnen ,
krachtige en welgevoede bladeren. Wat de
Hoeveelheit betreft, men. moet ’er haar twee
malen des daags geven , des morgens en des
avonds , van hunne .geboorte af tot aan de
tweede, vervelling; drie malen des daags van
de tweede vervelling tot aan de laatfte ; en
v y f o f zes malen van de laatfte a f, tot dat zy
hunne tonnetjes beginnen te fpinnen..De bladeren
van den ongeëhten witten Moerbeziënboom
,. verfehanen. de Zywormen een zeer
fchóone zydè, maar z y is altoos in een kleine
hoeveelheit ; de Zywormen in. tegendeel
welke met die van den Spaanfchen Moerbezie
nb o om gevoed, worden., géven veel zyde,
maar zy is , noch góed , noch fchoon. De
bladeren van den geënten Moerbeziënboom
zyn zeer gëfchikt voor. de Zywormeij :. zy
vërfchaffen. te gélyk veel Zyde, en .van een
uitnemende hoedani'gheitv. zy zyn,. behalven
d i t , beter als alle de andere voor alle de
(laten van de Zywormen. géfchtkt.. Deze bomen
, brengen hunne bladeren, veel vroeger
als de ■ andere- voort :■ 'zie op het woord
M o e ilb E Z I.E.N B.o.o al , de voprdeeligfte
wyze , om. hen aan te kw e ek en en - ’ér het
grobtfte voordeel, van. té: trekken.
Mén- moet acht -géven dat men de Zy -
wormén geen. natte hpcfy befchadigde bladeren
geeft , als medé. geen van ver.fchillende
hoedanigh'éit, als die van een witte en zwarte
Moerbeziënboom. In zommige jaren worden
de Moerbeziëhböótnen dóór. Weegluizen
aangexaft, wier reuk. doodèlyk, voor de Z y -
w.orïnen is ; ;dè befpuiting inet zeepfop', i&
een zeker middel , .om deze Weegluizen te
doen orakomen , o f anders brand men gedroogde
koemift aan den voet der boomen.
Duizend Zywormen , hebben vyftig ponden
bladeren tot hun. onderhoud nodig, van hunne
geboorte a f , tot dat zy hunn§ tonnetjes
beginnen te fpinnen.
Niemand is onkundig dat men jaren heeft
.in welke de bladeren der Moerbeziënboc*-
•men zeer zeldzaam zyn , ’t ay door gebrek
aan fap, ’ t zy door de menigvuldigheit van
de Zywormen : _de noodzakelykheit heeft
hier om de Aankwekers der Zywormen tot
-verfchillende omftandigheden , hunnen toevlucht
doen nemen , als Kropzaladen , de
bladeren van Braamen , .Eikeboomen , Jok-
,boomen , enz. maar hun gebruik heeft noch
.aan het denkbeeld, noch aan de verwachting
van de A ank weekers , be-antwoord. Hoe
vroegtydiger de Zomer koomt, hoe overvloediger
en zekerder de inzamelingen zyn*.
Languedoc en andere Zuidelyke Landfchap-
pen genieten in. dit opzicht, alle de voordee—
1 en van de Natuur ; hunne M oerbeziënboo-
men die in een gematigde luchtftreek geplant
z y n ,. geeven vroegtydig bladeren. De Z y wormen
koomen ’er vroegtydig u i t , en de
inzameling gaat een maand , en meer , de tyd
der onweders voor , die hen .'zoo-- nadeelig
zyn.
Het is niet als naar een menigte proefnemingen
, dat men zich verzekert heeft , dat
men niet als zeer bezwaarlyk (lagen z a l , om
in een koud Geweft , overvloedige inzamelingen
, van Zyde te doen r: zoo'lang men
geen middel uitvinden kan,, om de Zywormen.
een maand lang-te voeden , voor dat de
bladeren der Moerbeziënboomen uitfehie-
ten, -met hen een zellftandigheit te verfchaf-
fen ,. die voor hen gefchtkt i s , en die in ze-
kervoegen, het gemis van de malfche en jonge
. bladeren vervullen kan ,. die-: de lucht-
llreek alsdan nocb weigert.. Dit middel be-
ftaat hier-, in , dat men Mo'erbeziënbladeren
van; het. herfftfehot, in een Schuur droogt*.
Wanneer de Zywormen in de maand Maart
o f April uitgekoomen zyn-, zoo - doet men
water in een vat. kooken , en laat hier deze
gedroogde bladeren een minuut in weekeny
en wanneer men ’ér hen weder uitneemc
zoo -zal r$en met genoegen zien ,. dat deze-
gedroogde bladeren , die zoo droog waren y
dat zy op de minde wryving..,. in ftof veranderen^
‘öerefl, groen en malfch worden, even als
o f zy eerft geplukt waren ; men gebruikt de
voorzorg om hen af te droögen , voor dat
men ze aan de Zywormen geeft.
Vermits men de Z y wormen met een goe-i
de uitGag met deze dus bereide Moerbeziënbladeren
gevoed heeft, zoo heeft men redenen
om te denken , dat de gedroogde blade-,
ren noch een menigte der zelfftandigheit bevatten
, die aan de Moerbeziënbladeren by-
zpnder is , en dat het water met hen zagt te
maken, hen in (laat fte lt, om tot voedzel
voor de Zywormen te dienen. Men heeft
hier om bedacht, ten einde deze ontdekking
tot meer volmaaktheit te brengen , de
zelfftandigheit van de bladeren, ’er by wyze
van een uittrekzel van af te fcheiden. Dit
uittrekzel word bereid met een zekere hoeveelheit
verfche Moerbeziënbladeren in een
mortier te (lampen , om ’er het fap uit te
perffen, ’t geen men. op het vuur laat verdikken.
Men bewaart dit uittrekzel in vleflchen,
met ’er, eenige vingers breedte, olie op te
gieten. Wanneer men de gedroogde bladderen
weder zagt wil maken , zoo giet men in
het kokende water een genoegzame hoeveel?:,
heit van dit uitgeperfte fap. Verfche.ide redenen
die men gemakkelyk bevroeden kan,
géven grond om van deze nieuwe proefneenling,
een noch gelukkiger en zekerder uitdag ,
té verwachten. : \ . | . -
De Zywormen zyn aan vier vervellingen.
onderworpen-; deze.-vervellingen doen het
leven van deze infeéten in v y f ouderdom-
xnen onderfcheiden. De eerfte ouderdom
begint met de geboorte van de Zywormen,
en duurt tot aan de eerfte vervelling , die
zich den zesden o f den zevende dach na hunne
geboorte openbaart. Z y vallen alsdan
in een foort van daap, worden even als on-
beweeglyk, hun kop zwelt op, en zy leggen
liunne huit af. Dit duurt, gewonelyk drie o f
vier dagen , en wanneer het koud o f regenachtig
weder is , zoo . hebben de. wormen
zomtyds veertien dagen nodig, van den dach
van hunne geboorte af te rekenen , om geheel
door hunne vervelling te komen ; zy
komen ’er echter de negende o f tiende' dach.
door, en zomtyds noch vroeger , wanneer
zy in een plaats zyn in welke de warmte altoos
een graad heeft. De drie andere vervellingen
die ‘ hier op, volgen , J gefchieden
mrede-van zeven tot zeve#*, of van acht tot
acht dagen. Men rekent dé vyfde ouderdom
van de laatfte vervelling, tot dat zy hunne
zyde fpinnen. J
De zinnelykheit, is een der wezentlyke
deelen van de befturing der Zywormen: men
kan niet te oplettent zyn om hen van de oudé
bedding af te nemen zoo dilcwyls als hunnen
ouderdom , de afknaging der bladeren,
en de hitte van het jaargetyde zulks vordert;
deze bewerking gefchied op de fpoedigfte
en gemakkelykfte w y s , met zich van ligte
netjes te bedienen, waar van de maaien wyd
genoeg zyn om de wormen door te laten ,
die met veel gretigheit naar de nieuwe bla~ '
deren komen, die men ’er op plaatft: op deze
wys brengt men de Zywormen gemakkelyk
en veilig op nieuwe horden over.
Men ontdekt dat de Zywormen opklimmen
willen om hunne tonnetjes te fpinnen,
wanneer zy in een fterké beweging' heen en
weder loopen , zonder op, eet en bedacht te
zyn, en uit de doorfchynende vleefchkleur
die zy alsdan , én. byzonder^ omtrent den
ftaart verkrygen. Het is in dit tydftip , dat
men hen in de, werkplaatzen moet brengen,
die met heide geftöffeert zyn. . Men plaatft
in 'deze fpinplaatzpn , de rysjes der Heide,
b.oógswys;- zoo;, dijt’er de Zywormen over-. '
vlöedig plaats;vinden konnen , om hunne
tonnetjes te fpinnen,, en men is weinig on-
Jerhevig.om dubbele tonnetjes te.vinden,
om dat de Zywormen zich niet gedrongen
Vinden , en hierom zeldzaam hunnen ar-
heid met elkanderen verwarren zullen ; het ■
is des te voordeeliger , dat men dit ongemak
vermyd; om dat behalven het ongemak in de
afhaspeling van diergelyke tonnetjes, de Z y de
’ er van , mede minder in hpedanigheit en
hoeveelheit is. Het is tuQchen de takjes van
Heide,-dat de Zywormen die witte., o f geele,
tonnetjes vormen , wier zamenftel zoo wonderbaar
i s , en die ons de Zyde verfchaffen.
Wanneer men de tonnetjes wegneemt die
reeds gevormt zyn , zoo moet men zorgvul- -
dig opletten , dat men de Heide niet doet
fenudden ■ ; want’de minfte fchok is genoeg
om de Wormen hunnen arbeid te doen eindigen.,
en zonder deze , zyn alle moeiten en
koften geheel verloren.
Dé Zywormen vorderen noch , wanneer
zy gereed zyn om hun tonnetjes te begin-,
nen-, en zelfs gedurende de geheele tyd dat
zy hier mede' onledig zyn, dat men het vertrek
dikwyls'parfumeert; want dit is het
eenigfte, dat de Zywormen vervroiyken en
K k f k k k 2 « r -