bedient *er zich van om het laketi te vollen.
Men geeft mede de naam van Mergel aan
verfcheide foor ten van aarde, van welke
men gebruik in de konflen maakt; -maar dit
zyn voor het grootfle gedeelte foorten van
witte kleiaarde: men gebruikt haar om fmelt-
kroezen, vormen, enz. zamen te Rellen. Zie
K l e i a a r d e .
Wat het Hinkende Mergel betreft, men
moet het als een foort van Hinkende kalkachtige
Heen befchouwen , die men in den
omtrek van de koolmynen vind. Zie Steengewassen.
Men vind het Mergel gemeenelyk in Nor-
mandyen en in Champagne , op een diepte
van dertig; veertig, en zelfs hondert voeten,
zomtyds in het vlakke veld , en zomtyds aan
den voet der heuvelen , 'uit welke gemeenelyk
een klein beekje flroomt. Het vormt
beddingen welke vry wel evenwydig met den
gezichteinder loopen : men vind ’er dikwyls
keifleenen, maar zeldzaam fchelpen in , zoo
niet in Zwitzerland, Bourgondiën, en eeni-
ge andere Landen. De eerHe en laatfle der
Mergelbanken zyn vry gruisachtig; het fchynt
dat deze aarde' een flibachtig doorzinkzel der
zee is , ’t geen, op zekere plaatzen, uit vermorzelde
fchelpen , en een flyk beHaat dat
van ontbinding, en drek der Zee-dieren,
voortkoomt.
Waarnemingen over het Mergel.
; De uitvinding om de aarde metMergél te
meflen , en haar hier door te verbeteren , is
zeer o u dm a a r den aart van het Mergel, het
foort van den grond, deszelfs gefleltheit, en
het geen zy moet voortbrengen, zyn vier zaken
, die de wyze om het Mergel te gebruiken
, moet doen verfchillen. Het is niet
genoeg deze aarde als een Natuurkundige te
onderzoeken , het is van meer aanbelang om
dezelve als een oplettent Landman , te be-
fchouwën. Adolphus Kulhel, die over de
Oorzaken van de Vruchtbaarheit der Aardens
gefchreven heeft, wil dat het alkalynzout,
in een genoegzame hoeveelheit met de aarde
gemengt zynde , de waare oorzaak van haare
vruchtbaarheit is ; en dat het Mergel , zonder
tegenfpraak , die geéne van alle de foorten
van aarde is ; welke' het mee'fle Alkalynzout
bevat, en het langde,behoud; en hetJLs
aan deze eigenfchap, dat men , volgens zyn
gevoelen , de groote uitwerkzelen van deze
aarde moet toefchryven.
Bernard PaliJ/y ze ch t, dat men het goede
Mergel onder de eerHe aarde vind , o f onder
eenige vermengde lagen; en dat men het door
deszelfs geelacntige o f blaauwachtige kleur,
vaflheit, vetten aart, en door deszelfs ge*
wicht- onderfcheid.
Een meenigte Landbouwers , maken zich
zelven ligtelyk diets , dat hunne landflreek
geen Mergel bevat, om dat men deze aarde
in het oppervlak van den grond , niet vind.
Maar in alle Landen in welke men k r y t , en
kalkfleenen heeft, moet men mede Mergel
vinden: om het zelve te ontdekken , behoeft
men maar alleen tot een zekere diepte in de
aarde te delven.
W y hébben de Eer gehad, om aan de Re-
geering van Vrankeryk voor te Hellen:, van
hoe veel nut het zyn zou , dat men in ieder
Landfchap van dit Koningryk, een groote
grondboor voor ieder rechts-gebied had, om
de grond te konnen peilen. Wanneer men
de aarde met dit werktuig boorde , zoo zou
men Haaien van haare verfchillende lagen be-
koomen , en met zekerheit kuilen en putten
konnen graaven, om ’er Mergel, Zand, Kalkfleenen,
Erts, Steenkolen, enz. uit te haaien.
Door dit middel, zou men ten naaflèn
b y , de onderaardfche voortbrengzelen van
Vrankeryk konnen leeren kennen. De kosten
van een diergelyke boor zouden van weinig
aanbelang zyn , en het nut dat zy ver->
fchaffen zou, zeer groot.
Voor ’t overige , het is genoeg'om dus-in.
den grond te delven : wanneer men geen genoegzame
kundigheden heeft om ’er de verfchillende
foorten yan te onderfcheiden, zoo
kan men ligtelyk dezelve met elkanderen vermengen
, en men zal de witte Quartz voor
witte en harde Mergel aanzien ; gelyk dit
voor eenige jaaren , in een Landfchap van
Vrankeryk gebeurt is-, alwaar men dacht dat
men het vernuft en de ontdekking van een
Borger beloonen moefl, welke een zoo
fchoon gefchenk aan zyn Landfchap' gedaan
had. Men moet hopen dat nu dit Koningryk
de vrede geniet, de Staatsdienaar die
voormaals zulke groote koflen gedaan heeft,
om geheel Vrankeryk-te laten meten, zich
ernflig op een Huk zal toeleggen, ’ t geen van
zoo veel aanbelang als den Landbouw is , èn
kundige lieden door de landfchappen zal laten
reizen , welkers begaaftheden , omtrent
dit Huk , reeds bekent zyn. Zy kunnen de
Landbouwers leeren, dat men by gebrek van
natuurlyke Mergel, ’ér een door konflbereide
kan zamenHellen , met kryt en zandachtige
kleiaarde door elkanderen te mengen ; zy
konnen hen onderlichten , om de hoeveelheden
te vermeerderen o f te verminderen , om
een mengzel te vormen , ’t geen nuttig voor
een grond i s , en welkers aart thans geheel
tegenflrydig is met die van de mefl ; zy zullen
hen doen zien dat de kleiaarde niet nuttig
voor de taai je gronden is',, dat het kryt méde
geen kalkachtige aarde verbetert , dat het
Mergel altoos goed in een fteenachtige ,
lugtige , zandachtige o f gruisachtige grond
i s , als meede in een aardè die te los is 5
enz.
Wanneer men een grond met Mergel wil
meflen, zoo moet men deze aarde in klompen
voor den invloed der lucht, in het begin
van den winter bloot Hellen ; de zon , de
fneeuw, de regen, en de hagel , maken deze
lv e zagt: in de Lente moet men ze met eenen
houten hamer verbryzelen ,. en het Mergel
gelyk ,- en .in kleine hoeveelheden , over het
land verfpreiden. Men moet deze oppervlak-
tens , dus vermeerdert zynde, eenigen tyd
voor de Lucht blootgeflelt laten; vervolgens
moet men het land verfcheide malen',, veertien
dagen na elkanderen, ompLoegen, vooral
wanneer het geregent heeft. Een diergelyke
mefling dient voor twintig,, en zomtyds
voor dertig - jaaren. De aarde brengt het
eerHe jaar weinig v o o r t; zy brengt in het
tweede meer voort, en de oogfl is reeds in
het derde jaar goed, en dus vervolgens. Men
moet zich hier door in den beginne , niet laten
affchrikken, noch naarlaten om alle acht
o f tien jaaren goede, mefl op zyn land te brengen.
Zie omtrent de wyzen om het land
mef Mergel te meften , wat hier omtrent .in
het Folleaig zamenflel van den Landbouw, in
Engeland ge zecht word, als medé" in dat van
Vrankeryk; en het Woordenboek van den Landbouw
dat in het Economifcbe journaal van
Leipzig , in het eerHe en derde Deel , inge-
lafl is~; men vind mede in het Economifche
Journaal van Saxen , de Bevelfchrifteft van
den Koning van PruüTen , omtrent de wyze
, hoe men-de landen niet Mergel meflen
snoeft.
M E R R I E , dit is het wyfje van bet Paart.
Zie dit woorp.
M E S H E C H T , Satenv Dit is een genacht
van. twee fchelpige Schelpen ,. die dus
©m haare gedaante genoemt worden , en. die
men overvloedig op de oevers van byna alle
Zeën vind. Men noemt deze Schelpen mede
Buizen, Gooten en Spuiten: men heeft ’er
die recht zyn , andere zyn fabelswys ge-
kromt, en zy zyn roosverwig o f violet ge-
kleurt.
Deze Schelp leeft in het zand , waar in zy
zich zomtyds' ter diepte van twee voeten, en
in een rechte lyn indrukt: haare geheele handel
wys en haare geheele voortgaande be-
wceging, beHaat, alsdan, om zich van den bodem
van haar hol naar de oppervlakte van het
zand te koomen , en zich vervolgens weder
onder het zand te begpeven. Om dit Dier te
noodzaken om te voorfchyn te koomen, zoo
werpt de Viflcher een weinig zout in ieder
hol ;, flraks hier na befpeurt men beweeging
in het zand , het Dier vertoont zich , en de
Vilïcher maakt *ér zich flraks* meefler van;
want zoo het in zyn hokte.rug keeren kan,
zoo laat het zich door deze valflrik niet weder
verraflehen: men neemt alsdan zyn toevlucht
tot lange en fpitze yzers, om het uit
het zand te haaien.
M E S O R O . Deze naam hebben de Italianen
aan een kleine Zeevifch met doornachtige
vinnen gegeeven, die zeldzaam de Grondel
in grootte overtreft, zie dit waort♦ De:
[ Meforó verfchilt in kleuren; men heeftplaat-
zen in welke hy rood is, op andere is hy vaal
rood : zyne fchubben zyn klein, dun , en
weinig in getal: zyne huit is zoo glibberig,
dat men hem naauwelyks in de hand houden
kan. Hy heeft een dikke kop ,. uitpuilende
oogen , en byna onmerkbaare tanden. Dezen
vifch bemint de flranden op welke men
veel Wier heeft: hy voed zich met zeer kleine
vifchjes, en zelfs met Anchoviflen. Zyn
vleefch is een zeer goed voedzel, men eet
hem meenigvuldig te Venetiën.
M E S T . Deze zelfflandigheit is , fchoora
zy verachtelyk fchynt, echter dierbaar en zeer
gezocht om de onvruchtbaare gronden , o f
die ge ene:, welke door de oogflen die z y
voortgebracht hebben, uitgeput zyn ,. vruchtbaar
te maken.
De (Mefl. is voornamen tlyk van de beddingen
welke men uit de Hallen , fchaapskooi-
j en , en andere fchuil plaatzen der tamme-dieren
trekt, zamengeflelt.
Men onderfcheid verfcheide foorteix van
mcsdngen , die door verfcheide foorten van
dieren, voortgebracht worden :. cenige zyn
YiWt