een boom o f heefler heeft, welkers oppervlakte
o f uiteindens met kleine enkelvoudige
poriën getekent z yn , en die tot in het middenpunt
van den Ram indringen , met door
het geheele Reenachtige lichaam , door te
gaan. -
De Milleporites o f Milleporaas verfchillen
“weinig van de Madreporaas ; deze zyn altoos
Rarsgewys en bevatten in haare bende
alle de getakte aRroïtes ; de ftarren verwonen
’er zich op een zeer duidelyke wyze in ,
in plaats dat de Milleporaas alleen enkelvoudige
ope.ningen hebben , die geenzins Rars-
. gewys. zyn ; ten minRen is dit niet zichtbaar..
-.Onder de getakte Milleporaas die uit de
zee k o om e n o f delfbaar zyn, heeft men ’er
eenige welkers oppervlakte met kleine holligheden
bedekt z yn , die niet zeer diep fchy-
nen; andere zyn met doornachtige'en porieachtige
punten bezet; andere hebben takken,
welke gelyk cle hoornen der Damh^*ten in
een gedrongen z yn , zy zyn met poriën even
als lpeldegaten doorboort ; dit is een foort
van Frondipora : andere hebben takken welke
met fchubben, o f kleine knobbels, o f porieachtige
blaasjes bezet zyn.. De heeRersj
Wyze Milleporaas zyn geheel vaR, en enkelvoudige
poriën. Zie het artikel K or 'st-
QEWASSEN, op. h&t WOOft. K.0RA.A.L.GEw
a s .se n.. -
M I N E R A A L E N , Mineralta.. D it
woord bevat en drukt gewoonelyk alles -uit,
wat de aarde uitlevert; dat is te zeggen al--
les wat tot het Ryk der Mineraalen behoort,
echter om het met meer naauwkeurigheit,
o f een b.yzondere zin te geeven, zoo begrypt
men onder dézen naam alleen de lichaamen,
welke o f pyriten , o f zouten , o f bitumen en
zwavel ,. o f metaalachtigp dèelen. bevatten,
Tt zy van ‘halve metaal en ., o f metaalen ., zie de
woorden M e t a a l e n en M y n e n . In diervoegen
, dat men door het woord Mineraal,
een Erts verRaat, die noch in haare aard-
achtige o f Reenachtige matrice fs.
Men noemt die geene Gemineralifeërde zelf-
ftandigheden , welkers, tuflchen wydtens , o f
poriën , door inzypelingen , o f mineraalen,
o f metaalachtige dampen vervult zyn geworden
: dit zyn langzaame , en beurtelings op
elkander volgende bewerkingen.. Men heeft
Mineraliféerders, gelyk dé zwavelachtige pyriten
, wélke zich in het hout bevinden , en=
Üet,verbranden, met zich te ontbindenv Die:
Metalen welke door de zwavel en arfenikunr
gemineralifeert zyn , konnen niet. als met
veel meer moeite gefmolten worden , als
wanneer zy ’er van ontbloot zyn : dé beenderen
welke door een ontbindzel van koper
gemineralifeert zyn ^worden Turkoizen. Hét
gekleurde Spath, is byna altoos door het yzer
o f koper gemineralifeert ; het. quartz is dit
zeldzamer, maar zy zyn dikwyls met pyri-
teufen kriRallen omkleed,, welke , in hunnen
Raat van vloeibaarheit, zich ’er nietheb.-
ben konnen indringen ,. en zich aan de uitwendige
oppervlakte, hebben vaRgehecht.
M I N E U R S - of O N D E R M Y N -
D E R S 'd e r B L A D E R E N . Deze- naam
geeft men aan zeer kleine infeétén , die zeer
gemakkelyk te vinden zyn. Het is genoeg»
dat men een blad befchouwt, om te zien o f ’
’ er eenige Ondermynder deszelfs verblyf, in
heeft: fchoon het gezond en groen op alle
andere plaatzen is ,z o e f is het echter verdort,,
geelachtig o f witachtig,, o f ten minRen heeft,
net een verfóhillende groene kleur , op de
plaatfen , welke deze ihfeéten bewoond hebben
, o f noch be woonen. Den. Heer de Reau—
mur is de eerRe die. bepaalt heeft,,. dat de
bende, van deze infeéten , talryk in foorten,
en uit zeer kleine, dieren, zamengeRelt is.:
Men heeft wenig.hoornen en planten, voor-
ohderRelt dat ’ér eenige. zyn , .welkers bladeren
door.de Mineurs, niet aangetaR' zyn,.
Eenige 9> zeGht dezen beroemden Natuurkundigen.,
hemen hun verblyf in de malfche
blaadjes van dé Hazelatouxv ; dit is- een der
planten, in welke men dezelve het menigvul-
digRe vind : andere nemen hun verblyf omtrent
het einde van den zoonier in de Huift5>
dat is te zeggen , in den tyd- in welke deze
bladeren het hardRe zyn. Het; is. niét zeldzaam
dat men bladeren van eenen zelfden Appelboom
z ie t , welke *ï zy by wyze van gal-
lëryen,.ofin groote holligheden , door ver-
fcheïde foorten van déze. Mïneu,rs, , onder-
myrit zyn,.
Deze kléine. Dieren veranderen in gevleugelde
infe&en van drié klalfen welke het
talrykRe in geflachten en foorten, zyn. By
voorbeeld een meenigte Ondermynendé Rup-
zen veranderen in Vlinders ; een meenigte
Qndèrmynendè Wormen verqpderen in Vliegen
, en een andere oneindige menigte Ondermynendé,
Wormen veranderen in Torren.
Men kan niet gemakkelyk dè verfchillènde
foorten der Qndèrmynendè Rupzen van. dieder
Qndermynende Wormen onderfcheiden ,
ten minRen zoo men hen in derzelver Raat
van (jé gedaante verwiiïeling niet nafpoort.
Het grootRe gedeelte der Mineurs, leven
zoo lang zy Worm o f Rups zyn, in een vol-
Rrekte eenzaamheit: iedere gallery en iede-
. re ondermynende uitgeRrektheit, is de afgezonderde
woonplaats van een byzonder m-
feét. Wanneer zy eenige tyt in fmalle gat-
leryen gewoont hebben , zoo vormen zy
zich wyduitgeRrekte wooningen. Men heeft
eenige Mineurs welke ,zich van hunne geboorte
af in de bladeren der Seringa, twintig
o f dertig by elkanderen ,. in een hollig-
heit veRigen, die zy dagelyks tot hun voed-
zel vergrooten. Deze Wormen zyn wit en
glad : zy hebbén zes Ichubachtige pootea:
s hum achterRe gedeelte is hen dienRig in het
. voortgaan, en verRrekt tot een zevende
. been.
De Heer de Reaumur zecht, dat, fchoon
de Mineurs zeer klein zyn , een goed gezicht
echter genoeg is. om ’ér. de klaffen , de ge-
. flachten, en zelfs zomtyds ’er de- foorten van
te onderfcheiden ; maar men heeft om, hem
wel te befchouwen echter een vergrootglas
nodig. Alle de Qndermynende Infecien heb-
,ben een doorfchynende en gladde huit: alle
, hebben zy dezelve kleur n ie t; het gyootfte
gedeelte echter is witachtig.,, o f wit met een
flaauwe groene fefrakering.; andere Zyn rood,
dat levendig, bleek,., o f roosverwig is : men
heeft een groote meenigte foorten die vry
fchoon amberverwig. geel zyn ; dit is efe
kleur van de Qndermynende Rupzen , die
groote. holligheden maken, van den Appelboom.
Wanneer de tyd van de laatfte gedaante-
verwifleiing voleindigt is ,. en deze infeélen
vleugelen verkregen hebben , zoo zoeken zy
gelegenheit om, te paaren. De wyfjes leggen
eenige eijeren op ieder der bladeren ,
welke in Raat zyn om de jongen te voeden,
die ’er uit voott moeten komen: het is moei-
l.elyk om deze eijeren te onderfcheiden , zoo
klein zyn zy.. Dè Qndermynende Wormen ,
welke in twee-vleugelige Vliegen veranderen
, hebben geen pooten , en huil kop is
niet fchubachtig: déze Vliegen gelyken geenzins
naar die .van dé andére Mineurs. Dé
Qndermynende- Wormen welke Vliegen moeten
worden ,. wanneer zy in ’i: groot, o f in
galleryen ondérmynen , hebben noch een geheel
verfchillende werktuigkunde. De Heer
d&Remmm zecht, datzyfthynen te delven,
gelyk^ onze delvers om de aarde om te fpit-
ten: ’er zyn noch een meenigte andere zeer
wetenswaardige byzonderheden omtrent den
arbeid en gedaante - verwiflelingen , van dk
foort van infecten: zie de ijle. Memorie van
het derde Deel over de Infecten van den Heer
de Reaumur.
M IN I A , dit is een foort van vergiftige
Slang, die zich in het Land der Negers onthoud:
zy is zoo groot en dik, d a tzy , zoo
men zecht , geheele Schapen , Varkens , en
zelfs geheele Harten , inzwelgt: zy lecht op
ichildwacht in de, ftruiken ; en wanner zy
een prooi ontdekt,zoo werpt zy ’er zich op;
en' zy verworgt de dieren, door zich- om hun
lichaam te ftrengelen., en hen te drukken.
Men verhaalt een byzondere zaak van deze
Slang ; deze is , dat z y , voor dat zy haaren
prooi-doorzwelgt, hen zorgvuldig befchouwt
o f ’er geen mier zich aan vaft gehecht heeft,
die in haar lichaam kruipen kan , om haare-
ingewanden-door te knagen ; de vrees welke
zy ’ér voor heeft, koomt hier Van v o o r t,
om dat, zy een dier van deze grootte doorgezwolgen
te hebbén , het haar onmogelyk
i s , om- zich te beweegen-, voor dat zy hoe
verteert heefti
M I N K Y Z E R S , zi-e W a t e r n -o t e u .
M I S P E L B O O M , Mefpilus. Menheeft
verfcheide foorten van boompjes, welke onder
dezen-geflacht-n aam begrepen zyn, gelyk
de Azarolen o f Wilde Mispelboom , de Ha ge-
doorn , de Brandende Braamhofch, de Ame--
lanchie,. en*de Akhiminier.
De Mispelboom is- een boompje o f boom
van een middelmatige grootte , welkers Ram
doorgaans bochtig is-: zyne takken zyn moei—
jelyk te verbreken ;zyne bladeren zyn vry ge-
lykvormig aan die der Keriïeboomen , wollig
, en om de onder zyde w it; zynê bloemen
zyn rooswys, wit o f rood; zyne vrucht is een
kleine wilde appel ,. die byna rond-, vlee-
z ig , en roodachtig is , wanneer hy ryp is ,
hy heeft eenf kroontje , by wyze van een navel.
Deze vrucht heeft een wrange fmaak;
maar wanneer zy ryp word verkrygt zy een
zoete , wynachtige en aangename ftnaak, in
diervoegen , dat zy dienen kan om onder het
nagerecht pp de tafels geplaatft te worden ;
zy bevat vier o f v y f Reen achtige en'zeerhar*
de beentjes.
Men heeft een-foort van-Mispelboom,.waar
M ^ wua