welke drie voeten hoog ,*rond, mergachtig
en getakt z y n , zy .zyn met een flo f bedekt,
’ t geen een zeer groene kleur heeft, en ge-
makkelyk weggenoomen kan worden : haare
bladeren fiaan beurtelings, en gelyken naar
die van den Citroen-boom ; zy zyn aan haare
randen getant: de bloemen koomen op de
toppen der Reeleh en takken voo rt; z y zyn
klein, kruiswys gefchikt en wit; op de bloemen
volgen kleine vruchten , die de gedaante
van het yzer van een piek hebben , zig in
twee afdeelingen fcheiden^, en met kleine,
rofle en langwerpige zaden'vervult zyn. '
De geheele Plant heeft een fcherpe en fpe-
ceryachtige fmaak , welke naar die van de
Peper en Moflaart.gelykt: zyis een goed middel
tegens het fcheurbuik: wanneer men hare
bladeren nuchteren e e t ; zoo verwekken
z y den eetlufl. St. Pauli zecht, dat de Koks
in Denemarken, het fap, dat men uit hetPe-
perkruid perfi, met azyn vermengen, om ’er
iauflen voor het gebraade vleefch, vanzamen
te Rellen.
P E P E R v a n J A M A I K A , Pipe rja -
matcenfe. Dit is een fpeceryachtige vrucht
o f bezie , die reeds zedert byna, twee Eeuwen
van het EilandJamaika voortgebracht is,
en van welke de Engelfchen meenigvuldig
gebruik in-hjinne fauflèn maken , onder de
namen van Alle Speceryen; Peper van Tbevet;
Amomum ; Gekroonde Piment; Indiaanfche
Speceryacbtige fcbalen, en NagelboUen. Dit
is , zoo zy zeggen , een dér befte fpeCpryen
die men gebruikt: om dat zy een Kaneel,
Kruidnagel en Peper-fmaak heeft. Het jis
een vrnchtdie gedroögt word, voor dat zy
ryp is ; zy is rond, en veel grooter en ligter
als de gemeene Peper ; haar 1'chörs is, bruin ,
en weinig gerimpelt, met een kroontje op
den top bedekt, ’t geen in vier deelen ge-
fcheiden is : zy bevat twee zwarte pitten, die
met een zwartachtig vlies omkleed z yn , haar
fmaak is fcherp , fpeccryachtig , en heeft
eenige overeenkomft met die van de Kruidnagelen.
De Boom die deze vrucht voort-
brengt is een foort van Myrthus die bladeren
gelyk de Lauwrier heeft; hy overtreft zom-
tyds onze Europifche Noteboomen in grootte:
hy bemind de drooge boflehen, is takryk
en bevallig voor het o o g , zoo wel om de
fchikkingvan zyne takken , als om de fchoon-
heid van zyne bladeren. Zyn Ram is vry
recht en hoog; het hart van'zyn hout is hart,
zwaar , in den beginne roodachtig, en het
word in ’t vervolg zoo zwart als Ebbenhout.
Deszelfs, fpint is dik en witachtig; de fchors
glad en dun, en valt zomtyds by bladen af;
zyne bladeren zyn glad en fchoongroen ;men
heeft ’er eenige onder die zes duimen lang,
en drie breed zyn ; zy zyn met fchBinsloo-
pende aderen doorzaaid, en bezitten een reuk
en fmaak die iets van de Kaneel en Kruidnagelen
heeft : aan- het uiteinde der fleéltjes
koomen voetfleéltjés voort, welke ieder een
kleine rooswys gefchikte bloem onderfleu-
nen , op welke een bezie v o lg t, die navels-
wys uitgeholt, o f met een kroontje bezet is,
gelyk wy gezecht hebben.
Deze Boom dié veel Lieden gelooven dat
dezelve is , als die geene , die men de naarn
van Witte Kaneel, en Hout van Jamaika
geeft, (z/e Witte Kaneel en Kampesche-
Hout ) groeit op de Antillifche Eilanden,
op dat van Santa C ro ix , en St. Domingo,
maar voornamentlyk in de boflehen die men
•op de Bergen van Jamaïka, en voorat aan de
Noordzyde van dit Eiland heeft. Het heeft,
gelyk alle harde foorten van H ou t, langen
tyd'hoódig om te groeijen; de Inwoonders
klimmen op eenige van deze hoornen, kappen
’er de takken a f ; zy neèmen de jonge
looten die met groene vruchten beladen'zyn,
welke zy van de kléine takken , bladeren en
rype vruchten, affeheiden. Z y leggen 'haar
eenige daagen op een Ruk Ro f in de Zon,
van den morgen tot den avond, , en letten
naauwkeurig op , dat zy door den morgen-
daauw niet bevochtigt worden ; déze beziën
dus gedroQgt zynde , worden bruin , ën zyn
in Raat om verkocht, en vervoerd te worden.
' •
Deze Vruchten , in een kromhals gedifle-
leert zyhde , geevën een zeer welriekende
olie uit , die in het water dóorzinkt. Men
gebruikt deze Beziën niet alleen om de fpy-
zen aangenamer te maken, maar nóch om de
maag te verRerken , de verteering te bevorderen,
de-geeflen te vervrolyken, en de be-
weeging van het bloed te vermeerderen. De
Amerikaanfche Wondheelders gebruiken dilc-
wyls de bladeren van deze Boomêh in de Baden
, voor de waterzuchtige beeiien , en om
de leeden te ftooven welke door beroerdheit
aangetaR zyn,
P E R E L L A . Dit is , volgens Lemery,
een fponsachtige , aardachtige , en droogc
felfflandigheid, die uit kleine graauwachtige
fchubben beflaat, welke men van St. Flour,
PERUV1AANSCHE WASCHTOORTS. P E R Z IK B O O M .
in Auvergne brengt, alwaar men haar van de
Rotzen afneemt, op welke zy als een wratachtig
Lichen groeit, ’t geen naar een verzameling
van Rof gelykt, Y geen :’er door
den wind opgevoerd is. De grond die dit
foort van Lichen voortbrengt, is een foort
van Gratrit, en zomtyds een Reen uit de brandende
Bergen. De Perella dient om de
Aard-Orfeille , te vervaardigen. Zie O i -
SEILLE.
P E R IG O R D S C H E N - S T E E N . Zie
deszelfs artikel op het woord Y z e r.
P E R U V T A A N S C H E B A L S E M ,
üie B al s em v a n -Peru. ,
P E R U V I A A N S C H E K E M E L , zie
G lam a .
P E R U V I A A N S C H E S C H A P
E N , zie A lp a c n e .
P E R U V I A A N S C H E W A S C H T
O O R T S ( S t e k e n d e ) Cereus Peru-
viamis. Dit is. een plant die uit Peru oor-
fpronkelyk is , en waar van men dertien foorten
telt. Zy is aanmerkelyk door haare zonderlinge
gedaante en hoogte, welke de oogen
van alle die geene tot haar trekt, welke de
vreemde planten in de Oranjehuizen van den
Puin des Konings van Vrankeryk bezichtigen.
Deze plant, die zoo naauwkeurig door
de Heer de Jujjieu befchreeven is, heeft een
hoekachtige gedaante , en is met Rekels o f
doornen bezet. Haar fchors is vrolyk groen,
teder, glad, en bedekt een vleesachtige en
witachtige zelfRandighëit, die met een ly-
merig fap vervult is , in bet midden van deze
heeft men een" houtachtig lichaam , dat
eenige lynen dikte heeft, en zoo hard als eikenhout
is. Haare bloemen hebben geen reuk,
xybeflaan uit dertig bloembladen , die twee
duimen lang, en met licht purper aan derzel-
vpr uiteinde geverfr zyn: zy zyn met een on-
emdig getal helmRyltjes bezet. Op deze bloemen
volgen vruchten , die naar die van den
icerenboom. gelyken , zy zyn vleezig , en
met een wollig en lymerig vlies bedekt. De-
ze vrucht word in onze Landen nooit ryp;
maar in eenige Landen van Amerika kweekten
de Inwoonders ’er een fóort van naby
hunne wooningen aan , om haare vruchten,
aie de grootte van een Bergamot, en een
zeer aangename reuk hebben.
IL D eïsl, '
j De ftekende Peniviaanfche Wafchtoorts,
die men in den Tuin des Konings van Vrankeryk
ziet, wierd ’er in het begin van deze eeuvr-
ih''geplant. Deze plant was toen niet meer
als drie duimen lang, en bcRoeg twee en een.
halve duim in middellyn. Men heeft opgemerkt
dat zy van het eene jaar tot het andere
, omtrent een en een halve voet aangroeide.
De aangroei'van ieder jaar , doet zich
door een neep aan den fleel opmerken. In.
het Jaar 1716, was zy reeds ter hoogte van.
drie en twintig voeten opgefchooten. In haar
twaalfde' jaar, begon zy bloemen voort té-
brengen, en zy brengt ’er gewoonelyk in den
zomer op verfchillende plaatzen voort. Weinig
foorten van deze plant bloeijen in onze
GeweRen: men telt ’er weinig andere als die
van den Koninglyken Tuin in Parys , en de
Kruidtuinen van Leyden en Amflerdam, welke
men heeft zien Bloeijen. Men kan niet-
zonder verwondering zien, dat een plant die
zulke korte wortelen heeft , en die met zoo
weinig aarde bedekt zyn , Rengen van eene
zoo aanmerkelyke hoogte konnen uitfchre-
ten. Deze Plant, gelyk mede de Indiaan-
fobe Kyg , kan zeer gemakkelyk door botten
aangekweekt worden. Men fnyd een van deze
ftengen af, die men veertien dagen o f drie
weeken op een drooge plaats laatflaan , om
dat de opening zou toefluiten; en in Juny o f
July fleekt men ze in den grond, wanneer
-zy zeer wel wortel fchiet.
P E R S I A A N S C H E A A R D E , o r
I N D I A A N S C H R O O D , of R O O D B
R U IN of A L M A G R A . Zie Roodbru
i n achter bet woord O ker.
P E R Z IK B O O M , Perfica. De Perzik
is een der uitnemendfle vruchten van Europa;
maar het is mede , in onze GeweRen,
die geene die van alle de Vruchtboomcn de
meefle zorgvuldigheden vorderd, en die by-
gevolg de meeRe bekwaamheid vereifcht, om
met voordeel aangekweekt te worden. Wy
zullen van1 de Nieuwe Herbandeling over de
uankweeking van den Perzikbovm gebruik ma-
-ken , om een denkbeeld van de wyze te gee-
ven, op welke men dezen gewichtigen Boom
aankweeken moet.
De Perzikbloemen zyn rooswys ; op dezelve
volgt een vleesachtige vrucht, die met»
Perzik noemt; men ondencheid ’er verfchei-
•de foorten van : zy verfchillen in gedaante,
kleur, fmaak , en de meer o f min tyd die zy
L 1 nodig