zy niet verlaten als om andere te gaan zoeken.
Men gebruikt de voorzorg om hen een
yzeren ring om het ondèrfte gedeelte van den
hals te hechten, o f hen de ftrot met een touw
toé te binden , uit vrees dat zy de viflchen
doorzwelgen , en de luft tot de vifchvangft
verliezen zouden. Z y konnen met des te
meer gemak een vifch van een zekere grootte
doorzwelgen , om dat hunnen flokdarm
zeer vliesachtig is, wanneer men’er in blaaft,
zoo kan men hen tot twee duimen. middellyn j
verwyderen.
Behalven hetgroote foortvan Water-Raaf,
waar van wy fpreeken , vind men noch een
kléinder foort in Pruiflen , en in Holland.
Deze Vogelen maaken hunne neften niet alleen
op de rotzen aan den oever der Zee ,
maar noch op de boomen ; het geen, volgens
de Schryvers , byzondet aan de groote
en kleine Wat er-Havens is, onder alle de Vogelen
die vliezen aan de pooten hebben. Zy
laten hunne jongen geen gebrék aan viflchen
van allerleifoorten lyden, want zy viflchen
©nverfchillig in zout en. zoet water. Het
vleefch van de Water-Ravens is nietwelfma-
kend'e.
' W A T E R - R O T , Mus aquaticus.. De
Water-Rot is een Dier ’ t geen de grootte van
dé Rot heeft, maar ’t geen,, door zynen aart
en gewoontens meer overeenkomft met den
Otter als met de gemeene Rot heeft’: des-
zelfs kop is veel korter, als die van de Ro t,
de muil veel dikker , hét hair meer opgezeten
de ftaart zool lang.niet; de bairen van de
Water-Rot zyn met geel en zwart gemengt
in het opperfte gedeelte van haarlichaam;,
jen aan het onderfte gedeelte zyn zy afchver-
wig en met een weinig gé el gemengt: zy onthoud
zich, gelyk den Otter alleen in het zoete
water en men vind haar gewonelyk alleen.
aan de oevers der Rivieren ,. Beeken en
Vyvers;. gelyk dit Dier, leeft zy gewonelyk
;aïleen van vifch. D e Grondels, Alften , de
kuit der Karpers 1,.. Snoeken en Barbeden ,
zyn haar gewoon yoedzel; zy eet méde Kik-
vorflchen, water In fé éten, en zomtyds wortelen
en kruiden. Z y hééft niet gelyk dé
Otter, vliezen tuflchen de vingeren dér pooten:
alle de vingeren van hare pooten zyn
van elkanderen gefcheiden ,. en echter zwemt
zy zeef wel , blyft langen tyd onder het-
water ,. en brengt' haaren prooi ’èr u i t , om
hem op het land te verflinden : dé VifTchers.
vangen.’’ex zomtyds wanneer zy naar Kreefr
ten viflchen ; zy byt henln de vingeren en
tracht hen te ontkomen met zich in het water
te werpen,
De Water-Rot ontwykt, gelyk den Otte
r , de Rivieren die. te menigvuldig bezocht
worden. De Honden vervolgen haar met
een foort van verwoedheit. Men vind haar
nooit in de huizen o f fchuuren ; zy verlaat
de oevers van het water niet , en verwydert
’er zich zelfs zoo verre niet van als .den Otter
, die ’ er zomtyds van afvvy.kt , en zich
een uur verre landwaarts in begeeft: de mannetjes
en wyfjes- zoeken elkanderen omtrent
het einde van den Winter.;deze laa.tften werpen
in de maand April : hare drachten zyn
van zes o f zeven jongen. Haar vleefch is
niet volftrekt kwaad. De Boeren in Vran-
keryk eeten haar gelyk de Otters ,. in.de vasten
dagen. Men vind haar overal in Europa
, uitgezondert in de al te. geftrenge lucht-
lire eken- van den Noord-Pool.
W A T E R - S C H O R P I O E N . . Dit is
een gevleugelt Infeét, ’ t geen door de Heer
Linnceus in de order der Hemipteres geplaatft
word : men onderfcheid ’er twee foorten van;
hy noemt het eerfte Nepa abdominis margine
integro: dit is de Moeras- Schorpioen van
Moujfet, Petivert, Ray en Swammerdam ;
o f de Water-Spinnekop van Bauhin. en Ho ff-
nagelr o f de Water-Schorpioen van Jopflon
en Bradley* Dit foort onthoud zich in de
Rivieren, Kreken, Moeraflen en Slykachti-
ge plaatzen, vooral, zecht de Zweedïche Natuur
Onderzoeker , in een Rivier na by Up-
£al, die Sahla. gepoerat word. Het tweede
foortvan Water-Schorpioen is , de Margine
Serrato,
Men heeft deze Water- Infëélen mede ia
Suriname., die zich vólgens Juffrouw Me-
rian, in vliegende Infeécen veranderen, De
Reizigers zeggen, dat op het Eiland Madagaskar,
de Meeren en Stilftaande-Wateren,
met een foort van Schorpioenen vervult zyn,
die de Beeften zomtyds, onder het drinken-
doorzwelgen-, en hen zomtyds, de dood veroorzaken..
Swammerdam. zecht, dat de Water-Schorpioen
een-angel in den mond heeft ; dat Al-
drovandus,, het groote fo or t,. onder de naam-
van Water-Langbeen befchreevemheeft; en
het kleine, zulks door Mèujfet gedaan- is ., die
de naam van Water-Schorpioenen, behouden
heeft. Dit Inféét is , zecht Swammerdam „
in. drie deelen gefcheiden '9t die de kop , de.-
b,orft.„
borft, en buik zyn. Op den kop ziet men
óogen, en onder deze den mond', ...die de gedaante
van een gekromde bek heeft',*, de kop
is zeer bard, en roodachtig zwart; de angel,
dié in dezen gekromden bek befloten i s , is
hol en bruinachtig. Men vind vier vleugelen
op hetborft-fchild , en aan het zelve zyn
mede vier pooten geplaatft; de twee armen
liaan meer voorwaarts , naby den kop : de
bovenfte vleugelen zyn veel harder , en dienen
de onderfte tot fcheden ; in diervoegen ,
dat deze laatfle , die van een vliesachtig za-
menweefzel zyn, nooit nat worden , om dat
zy met zoo veel naauwkeurigheit bedekt zyn.
Deze onderfte vleugelen zyn bleek graauw :
’er verdeden'zich getakte zenuwen o f vaten
door, die met geel en rood gevlakt zyn. Het
opperfte gedeelte'van den buik , ’t geen de
vleugelen bedekken, is donker rood , door-
fchynende , en met dichtftaande hairen bedekt.
De vier pooten zyn in verfcheide Hukken
verdeelt, en met twee nagelen gewapent.
Het laatfle ftük kan den dienft van een riy-
per doen , met zich om' te buigen om den
prooi aan te vatten die zy ontmoet heeft.
Het opperfte gedeelte van den buik is bleek
graauw, en eindigt in een gevorkte ftaart.
Voor- ’ t overige , is het bórftfchild en den
buik van dit Infeét zoo p la t, dat zy byna
geen ingewanden fchynen te bevatten: men
vind zomtyds op dit foort van Schorpioenen
neten , o f een foort van diertjes , in den
Haat van e i, zy zyn purperachtig rood , en
verkrygen , onder het gróót worden , ten
naaften by de gedaante van een eironde Spin-
nekop.
• Na dat Swammerdam van de uitwendige
deelen van de gevleugelde Water-Schorpioenen
gefprooken heeft, zoo gaat hy tot de
inwendige over , onder welke hy de deelen
die tot de voortteeling gefehikt zyn , zeer
oplettende befchouwt , deze' zyn by uitftek
önderzoekens waardig: zy hebben veel- overeenkomt!
met die van den Eenhoorn-Tor;
zy hebben , zecht hy , zelfs veel gelykvor-
mighelc met die van den Ménfch , ten opzichte
van den vorm der verfchillende vaten
, de vaten der zaadballen , en de zaad-
blaasjes; welke overeenkomften van te veel
veel gewicht zyn , om niet aangemerkt te
worden , om uit de vergelykende ontleedkunde
, eenige algemeene uitkomften, over
de dierelyke huishouding te konnen afleiden.'
Het groote foort van de Water-Scliorpioen
verfchilt weinig, volgens Swammerdam,
van het foort, waar van wy hier voor, melding
gemaakt hebben. Het is waar dat haar
lichaam veel langer en veel fcherper is ; hare
leden zyn veel merkbaarder ; haar kleur is-
veel bleéker, een weinig graauwer, en trekt
op het rofle. Het geen men aanmerkelyk in
de armen gewaar word , is dat de gewrichten
, aan welke de nagelen vaftgehecht zyn,
twee fcherpe verhevenheden vormen, op de
plaats alvyaar de punt der nagel ’er zich mede
vereenigt in het omkrommen van het laaT-
fte ftuk. De pooten , die veel langer als in
het andere foort van Water-Schorpioen zyn
gelyken ftevige Varkens-borftels : ’ er heeft
een aanmerkelyk onderfcheid in de vliesachtige
uit-eindens van de opperfte vleugelen,
plaats.
W A T E R S N E P , Gallinago minor♦ Die
is een trekvogel, die ten naaften by de grootte
van een Kwartel heeft, hy is aanmerkelyk
door de lengte van zynen bek , die ten.
naaften by van drie duimen is: De kleur
der vederen van den rug van dezen Vogel,
koomt met die van den Leeuvvrik overeen^,
het onderfte van de keel en vleugelen is wit,,
en op zommige plaatzen , op een bevallige
wys met zwart gemengt. De regenboog der
oogen heeft een note-kleur , de pooten-zyn
bleek groen , de vingers zyn lang, en vanhunnen
oorfprong af, van elkanderen gefchei—
den.
Deze Vogelen zyn trekvogelen , ten min--
ften voor het grootfte gedeelte : zy leven in
de moeraflige- plaatzen : zy onthouden zich
gaarne aan de oevers van de kleine poelen
alwaar zy Wormen en andere Infeéten, door-'
behulp van hunnen bek zoeken; Zy maken
hunnen neften in de Moeraflen. De wyf-
jes leggen vier o f v y f eijeren.. Wanneer de-
Waterfnep opvliegt , zoo geeft zy een
fchreeuw r zy kan bezwaarlyk gefehooten
worden , ten minften zoo men het oogenblik..
niet in acht neemt, wanneer zy in een rechte
l.yn vliegt.
Men heeft veel Waterfheppen in de Zui-
delyke deelen van Vrankry-k. Z y zyn zeer
gemeen in Holland; van de maand December
af, tot aan het begin van de Lente. Deze
Vogelen- zyn-een aangenaam gerecht,. ’ t.
geen zeer begeert word-
W A T E R -S P I T S M U I S- Dit is_ een
klein halfflachtig dier , o f van beiderlei le—
ILk.kk.k- 3,