fe gebruiken. Z y (tampen de fchorffen van
zekére boomen die zy rot; een pap brengen;
en deze'pap die meer o f min fynheit heeft,
is de ftoffè van hun papier, ’ t geen het onze
wel opweegt*
De Sluip - Wespen , o f Icbneutnon - Wespen,
De Natuurkundigen, hebben döor den
naam van Ichneumons, een foort van krygs-
zuchtige Vliegen aangeduid, die de Spinnekoppen
aanvallen , en dooden; tot deeze
behoren'de Wespen, waar van wy hier fpre-
ken zullen: zy hebben mede de betekenis van
dit woord tot een foort van Vliegen uitgebreid
, die de Spinnekoppen in ruft laten ,
maar den buik van een Rups doorbooren ,
waar in zy hare eijeren leggen ; men kan op
het woord I ch n e umo n - V l i e g , zien,
waarom men het woord Ichrieumon, op deze
Infeéten toepaft.
De Ichneumon- Wespen verfchillen voor-
namentlyk van de andere Wespen , om dat
hare oppervlèugelen niet in twee deelen te
zamengevouwen zyn : haar onderfcheidelyk
kenmerk is, dat zy de fprieten geftadig bewegen
, gelyk de Ichneumon-Vrtegen , en dat
eenige aan haar achterfte gedeelte een boor,
en andere een angel hebben , die in het lichaam
niet verborgen is , gelyk den angel der
gemeene Wespen. In eenige foorten verbergt
zich den angel in een opening, die
hier tóe , in de achterfte ringen , gevormt
is. .
Z y vallen op de Infeéten , even als de
Valken op haren prooi aan : zy bekomen
haar voedzel, gelyk mede voor hare jongen,
van,hare jacht. Men heeft verfcheide foorten
yan Ichneumon-Wespen, die een wetenswaardig
fchoiiwfpel verfchaffen.
Deze Wespen leeven in geen maatfchap-
p yën, gelyk eenige foorten van eenzame By-
ëiï mede niet doen , waar van men de hifto-
rié op het woord Bye vinden kan. Z y hebben
behalven dit iets gemeens met deze By-
ën in hare wyze van bouwen en uithollen,
9t geen zy in het zand o f in het hout doen.
De muuren die van blokftëenen gebouwt
' zyn, die'doQr een mengzel van aarde en zand,
aan elkanderen gehecht, en naar het zuiden
gekeert zyn , verftrekken eenige foorten van
Ichneumon-Wespen , tot een woonplaats:
men kan in deze muuren kleine holle buizen
opmerken, die buiten dezelve uitfteken: deze
gaten, zyn het wérk van een foort vaa
Ichneumon-Wespen : en- dit zyn dè wiegen
, die zy voor hare' jongen gevormt hebben*
De hoofdkleur van dit foort van Wespen
is zw art; hare fprieten zyn met een weinig
geel geboort. Het is gewonelyk in de maand
Mey dat zy dit werk beginnen : zy holle in
de kalk van de muur een gat u it , ’t geen verfcheide
duimen diepte heeft. Om hier in te
Hagen , bevochtigen zy deze kalk met een
vocht dat .zy uitfpuwen ; naar mate dat zy
zagt word, kneden zy haar , en brengen deze
plaafter naar de opening van het hol dat
zy gemaakt hebben , ,en vormen -’er een koker.
van die buitenwaarts uitfteekt. Deze Infeéten
arbeiden met zoo veel naarftigheit,
dat zy niet meer als een uur. nodig hebben
om het hol ter . lengte van hun lichaam
uit te hollen , en een buis te vormen, die
.zoo lang als de diepte van dit hol is. Het
uitftekende gedeelte van deze buis , is van
klompen kalk gevormt.
Wanneer de Wespen hare holen tot de nodige
diepte uitgeholt hebben , zoo leggen zy
een ei in het achtèrfté gedeelte , waar uit
een Worm moet voortkomen, en zy gaan
vervolgens voedzel zoeken, om dat de Worm
wanneer hy geboren'word , het nodige onderhoud
vinden zou. Deze voorraad beftaat
in verfcheide kleine levendige Wormen, die
een groene kleur hebben , en alle van een
foort;zyn: zy brengen ’er een in het achterfte
gedeelte van het hol : deze rolt zich op
ftaande voet in een, en blyft in dezen ftaat
onbeweeglyk leggen, even als o f hy dood
was ; een tweede word. op deze geplaatft,
en neemt dezelve houding aan , gelyk mede
de andere die; ’ er achtervolgens ingebracht
worden tot het getal yan tien o f twaalf. Zy
•zyn in lagen op elkanderen geplaatft, en zyn
des te minder in ftaat om zich tegens de aanvallen
van den jongen Worm te verdedigen
die ’er dagelyks een uitzuigt. De Wesp bedient
zich" vervolgens van de kalk die.de uitwendige
buis vormt, óm de opening toe te
floppen. Zy. vormen dus verfcheide .holen
achter elkanderen om in ieder een eenig éi te
leggen , en ’er dezelve voorraad van Wormen
in te verzamelen , die tot hunnen ftaat van
volkomenheit gekomen z y n , en bygevolg
geen voedzel meer nodig hebben ; dit werkt
uit, dat zy het leven behouden’, en dat het
jong der Wespen hen in ftaat vind om ’er
zich mede te voeden. Wanneer de Wormen
der
der Wespen hunnen voorraad verteert hebben,
die alles.is, wat zy tot hunnen volkomen
aangroei nodig hebben , zoo fpinnen zy
een tonnetje , veranderen in een Popje , en
vervolgens in een Wesp , die zeer wel weet
op wat wys zy zich uit hare gevangenis ont-
'flaan kan.
Andere foorten van Ichneumon-Wespen,
die dezelve grootte hebben, als die gene,
die hare jongen met groene wormen voeden,
maar op wier lichamen het geel meer de overhand
heeft, voorzien hare jongen van Spinnekoppen,
die waarfchynelyk beter naar hun
fmaak zyn; men' vind zomtyds in haar hol,
zeven o f acht levende Spinnekoppen , van
het foort met lange pooten. Ander,e Wespen
geeven hare jonge , Spinnekoppen van
een verfchillent foort van de vorige; dit be-
wyft, dat ieder foort van Wespen volftan-
dig, tot voedzel aan hare jongen , een zeker
foort van Infeéten verfchaffen. Men vind
nooit, in een hol, Rupzen, Spinnekoppen,
en Wormen onder elkanderen gemengt: men
vind’er altoos , maar eén eenig fo or t, van
deze Infeéle.n in.
Zeker foort van Ichneumon-Wespen , hollen
hare neften in Hukken hout u i t ; hier om
heeft men haar de naam van Hout-Wespen gegeven.
Dé Ichneumon-Wespen van 1’ Ifle de
France zyn geheel zwart; haar lichaam heeft
een lange vernaauwing,. die zoo dun als een
draad is. Deze Wespen plaatzén hare nesten,
even als.de Zwaluwen, op een plaats
tegens reen huis : zy vormen deze neften van
bevochtigde aarde , en geven hen de vorm
van-een b a l, die.de groote van een vuift
heeft : inwendig bevatten zy twaalf o f vyf-
tien. celletjes. Naar mate dat ieder celletje
gebouwt i s , zoo brengt ’er de Wesp- een
zeker .getal kleine.Spinnekoppen in , die zy
’er vervolgens met het ei in beïïuit, uit welk
de worm voort moet komen, die ’er zich
mede voéden moet.
Men heeft mede op 1’ Ifle de France een
foort van zeer fchoone en zeer nuttige Wespen.
Hare gedaante evenaart die van de
gemeene Wespen ; haar kop , lichaam en
borftfchild, zyn blaauw, ’t geen op verfchil-
lende Handen verandert; zy fchynen blaauw
of groen, naar den ftand in welke men haar
befchouwt; hare fprieten zyn zwart; hare
oogen hebben een kleur als verdorde bladeren,
en hare p©oten zyn violet, en hebben
een bronskleur omtrent hunnen oor-
fprong.
Deze Wespen zyn met een verfchrikkely-
ke angel gewapent, zy zyn kloekmoedig en
krygszuchtig; zy ftryden met Infeéten die
haar verre in groote overtreffen, en op welke
zy echter een volledige overwinning behalen.
Deze Infeéten zyn de Kakkerlakken,
die op de Eilanden van Amerika, en op de
Schepen die op dit Werelddeel handelen ,
niet dan al te wel bekent zyn , om de fcha-
den die zy veroorzaken. Men kan op het
woord K a k k e r l a k , de wyze zien op
welke deze Infeéten met de Wespen ftryden*
W E T S T E E N , S l y p s t e e n , O l i e -
S t e e n , Lapis Coticularis. Wanneer dezen
fteen uit de groeven voortkoomt, zoo is hy
van een zachte zelfftandigheit; maer hy word
hard door het gebruik dat men ’er van maakt.
Hy is uit fynè en zamengepakte deelen te
zamengeftelt ; hy verdeelt zich in lagen ,
waar van de -kleur vry verfchillent en ge-
makkelyk te . onderfcheiden is , gelyk men
zulks in alle fteen en opmerKt, welke dienen
om met olie de-meflchen te wetten, zy zyn
gewonelyk uit twee lagen te zamengeftelt, .
een bruinachtige, en de andere die graaüw o f
geelachtig is : beide zyn zy even als op elkanderen
gelymt; noch de eene noch de andere
ontbind zich in de zuure vochten : de
zwarte ro f graauwe laag , wederftaat langer
een geweldig vuur; en voor dat zy fchuim
begint op te geven , is dè geele reeds in
een zeer vloeibaar glas verandert. Men bedient
’er zich van óm fteenen te vormen ,
op welke men de fyne Werktuigen fcherpt;
men maakt ’er in eenige Landen Molenftee-
nen en Graflieden' van; hier om noemt men
hen Lapides olcar'uz, aquarits, molarhe , fa~
livaricc. De rechte Wetfteenen zyn kleiaardachtige
fteenen: de namen van Cos en Queux
zyn door eenige Schryveren aan zandachtige
fteenen gegeven.
W E V E R S P O E L of S ch i e t s p o e l .
Men geeft deze naam aan een eenfchelpige
fchelp van het geflacht der Porceleinboorns:
zie dit woord. De Weverfpoel is zeldzaam,
en gelykt naar een klein e i, in gedaante en
groote , uitgezonden dat de beide punten
yeel langer uitgerekt, en fpitzer zyn.
Mmmmm W E -