4 MABOIJA. M A C A OW . M A C ER .
tyds des nachts verfchrikkelyk gefchreeuw,
’ t geen onmisbaar verandering van weêr aanduid*
Z y werpen zich floutelyk op die gee-
ne , welke haar tergen , en fchoon zy zich
zoo vafl aan derzelver lichaam hechten , dat
men haar ’er bezwaarelyk van losmaken kan,,
zoo heeft men echter opgemerkt, dat zy nooit
byten, o f ten minlten , dat de wonden welke
zy maken niet gevaarlyk zyn. De Wilden
wenfchen hunne vyanden in de klaanwen
van deze dieren*
M A B O I J A . Men geefc meede dezen
naam aan een Amerikaanfche wortel , van
welke de Wilden knotzen maken , die hen
tot 'wapenen- verftrekken. Deze wortel is
zw a r t, lang , di-k , zamengepakt, kwallig ,
en zwaarder en harder als het yzerhout. De
'boom van welke men dezen wortel bekoomt,
is niet gémeen : men vint ’er eenige op den
top van , den Zwavelberg, van. Guadaloupe.
Dezen wortel werd hoog gefehat wanneer
hy de gedaante van een.knods , drie voeten
lengte, en.de dikte van een mehfchen vuift
‘heeft. Mabauija betekent by dit Volk , den
Duivel: zy hebben dezen wortel dus genoemt
om dat zy gelooven , dat, wanneer zy ’er
meede gewapent zyn, zy als dan een verfchrik-
kelyker kracht, als den Duivel.zelfs , bezitten^
M A C A O W o f M A C A O . W e s t -
ïn d i s c h -e R a a p . Deze naamep hebben
de Reizigers aan een groote Braziliaanfche
Rappegaai gegeeven , welkers, vederen een
mengzel van blaauwe, roodè, en groene zyn;
hyis viermalen grooter als de gemeene Pap-
pegaaijen. De kleur der wyfjes is blaauw en
geel': men heeft deze vogelen, meede op Ja-
maika ; wy zullen ons verder over dit dier
op het woord Pappegaai, uitbreiden.
M A C E R , o f M A C I R o fM A C R E ,
dit is een zeer zeldzame fchors , van welke
de Ouden gefproken hebben ; zy is gedacht,
t i g , en gëlykt ten naaflen by , naar die van
den Simarouba.: men brengt haar uit Indiëy
o f uit Barbareye. Men kan byna niet twyf-
felen , dat een fchors , van welke eenige
Ooft-Iridifche Reisbefchryvers, gewach maken,
en die zy de gpdaantekleur en krachten
, van die van den Simarouba toefchryr
ven , deze zelfde fchors niet is ; en des te
meer, om dat op eenige plaatzen van Indië-,
de Simarouba , Macer 'genoemt word : men
sioei de Macer. m$t. de. Foelie, niet. verwar-
MACHLIS. MACHORAN.. M A COCQs
ren, gelykeenige gedaan.hebben. Zie het artikel
M u s k a a t n o o t . Zoo de fchors van
de Macer .een weinig dikker en fpeceryach?-
tiger als die van de Simarouba is 5 zoo ont-
flaat dit onderfcheid , mogelyk maar alleen,
do.or de aankweking., o f van den aart der
Landftreek. Zie S im a r o u b a .
M A C H L I S , dit is- een viervoetig dier,
dat zeer gemeen in Scandinayiën is,.en geenzins
naar de Alce gelykt; -'deszelfs pooten
hebben geen gewrichten om te rullen leent
het tegens een boom,, omdat het niet kan op-
flaan warineer het ter aarde lecht. Om het
te vangen , zaagt "men de boomen bynaar af,
om het te doen vallen wanneer het ’er tegens-
leunt .: het loopt zoó fo e i, dat men hetrop
geen andere wys vangen kan: deszelfs boven,
lip is ' zoo groot, dat het genoodzaakt is-,
om onder her.graazen achterwaarts te gaan*.
G e SN er de Quadruped.
M A C H O R A N : dit is-den naam van
een zonderlinge vifch,: die men op de kullen
van Peru , naar by Areca vangt: hy heeft
geen fchubben : zyne huit is fyn , en zyn
vleefch wit. Hy heeft, twee vinnen , waar
van den eenen langs den rug, en den anderen
langs den buik4 oopt:. zy zyn met een harden
en fpitzen hoorn gewapent, welkers lleken
de gekwetfle. deelen , met een geweldige
fmerte ,. doet opzwellen.. Hy heeft aan de
zyden van den kop j een foort van baarden,
welke vry wel naar die van een kat gelyken.
Hierom noemen mogelyk : hem eenige Zee--
Kat, Geboomde Vifob , en. Baart- Mannetje*
■ ■ ■ -
Dezen Vifch is mede noch aan het Eiland
St. Vincent, de Kaap Verd , en de Goudkuil
geméen. De doodelyke wonden welke
hy maakt, hebben hem op de Eilanden onder
de wind , uit het getal der fpyze doen verbannen
,. alwaar men deze viflchen in mee-
nigte heeft. De InwoondeTs gelooven, dat
zy zich met de vruchten van,,den Manceli-
nier voeden, en dat deze hen de vergiftige ei—
genfehappen. doen verkrygen» Zie M an o e—
l in ie r .. Maar op de Kullen van Afrika ,
vind men zyn. vleefch gezond-, en van,eenen
goeden fmaak: dezen Vifch fchynt te zuchten
en te lleenen , wanneer hy gevangen is*«
Hiftoriefche Befchryving der Reizen*.
M A C O C Q W E R , Pepo-FirgianusdMen
geeft dezen naam , aan een Virginiaanfche?
v ru c h td ie door de Indianen zeer hoog ge'-~
Éhat
M A C U N A . M A D E L I E V E N . M A D R E P O R A r
fchat word: deze vrucht gelykt vry wel naar
een pompoen o f meloen; haare fchors is hart.
glad , uitwendig meer o f min bruin , en in-
wendig zwartachtig, zy heeft eene zarnen-
trekkende fmaak : zy bevat een zwart , rins-
achtig, en zoutachtig vleefch, in welk roodachtige
zaaden bevat zyn : deze bevatten een
wit merg, en hebben de gedaante van een hart.
De Indianen maken deze vrucht met behén-
digheit ledig, doörmiddefvan een kleine ope-
ning welke zy in de fchors maken , vervolgens
vul 1 en1 zy haar tot op‘de helft met kleine
keifleentjes op ; waar na zy haar weder
toefloppen, en ’er zich als een muzyk inltru-
siient op hunne feellen van bedienen.
M A C U N A . Dit is een foort van Ame-
rikaanïche- Klimboon , welke rankachtig is ,
en tegens alles opklimt, zy bereikt zelfs de
takken der hoogfle boomen : haaren Heel is
. dik , taai, en zéér buigzaam ; haare bladeren
gelyken vry wel naar die van onze Klimfcroo-
nen; z y zyn eenigzins-wolachtig: haare bloemen
koomen aan het-bovenfle-gedeelte voort,
en zyn ieder, uit v y f geele blaadjes zamengé-
f le l t ,. welke de gedaante van die der erwee-
ten hebben: op deze bloemen volgen peulen,
ter lengte van een vinger : zy zyn gerimpelt,
eerfl ros , en worden onder het rypen zwartachtig,
deze peulen zyn met zeer kleine en
lichte hairen bezet, welke fpits en zeer doordringende
zyn , z y hechten zich ligtelyk aan
het v e l ,■ zoo- men hen- maar 'even aanraakt,
en veroorzaken een hevige jeukirrg , welke
des te lalliger is , om dat hoe méér men krabt,
hoe dieper deze hairen. indringen ,. en hoe
Herker deze jeuking word. Ongeeflige boer-
ters,. Hrooijen dit dons in het bed', der eerfl
getrouwden , om hen het flapen te beletten..
Het inwendige van de peul dezer plant, is
wit en blinkende ; zy bevat twee o f dr-ie zaden
, die vry dik, rond, 'platachtig, meteen
dunne fchors omkleed, hart, zwart, en blinkende
zyn: weinig Indianen eeten dezelve;
maar zy bedienen zich van de bladeren van
deze plant om zwart te verwen, en van haaren
wortel, in fluitjes gefneeden zynde, om
een maagverfberkent middel te bereiden».
M A D E L I E V E N , M a a g d e l ie -
v e n , Bellis♦ Dit is: een plant van welke
meh twee foorten onderfcheid-, te weeten de
Groot? en Kleine..
De .Giloqte M a d e l ie v e n , Leucantloemum
vulgare : deze plant heeft een vezel-
achtige en kruipende wortel; zy fchietflee-
len ter hoogte van een voet uit, welkehoekachtig,
en wollig zyn :■ haare bladeren zyn-
getant, en beurtelings aan de fleelen ge-
plaatfl: haare bloemen hebben geen reuk,
zy zyn fchoon en geflraalt; haare fchyf beft
aatuit een goudkleurige knop, die met witte
bladeren omzet is ; zy worden door kelken
onderfleunt, ’t geen een foort vanfehub-
achtige kalotjes zyn. Op deze bloemen volgen
langwerpige en gevoorde zaden , welke
geen pluimpjes hebben. Men plant deze bloem
tot fieraad in de bloemperken geduurende den
herffl, en zy heeft haaren rang onder de bloemen
van het groote fo o r t: deze hartlevende;
plant werd van zaden , en door het fcheuren
der wortelen , vermeenigtvuldigt; zy groeit
meede zonder aankweking in de velden , en’
langs dé wegen; de bladeren hebben een grasreuk
, en maken het blaauwe papier eenigzins-
roodachtig. /
De K l e in e M a d e l i e v e n , Bellir
minor, groeijen meede alomme in de weiden:
haare wortelen zyn vezelachtig ; haare
bladeren talryk , eenigzins dik , wo llig,
.gerond, en een weinig getant, zy leggen ter
aarde. Z y heeft geen lteelen, maar een mee-
nigte lange voetfleeltjes , welke tuffehen de
bladeren uitfchietèn , en kleine bloemen on-
derfleunen welke haar de voorgaande gelyken.
De bladeren*, bloemen-en wortelen , wer-
-den in de Geneeskonfl gebruikt: zy zyn wond-
heelende , zuiverende 7 en pisdryvent, en*
zeer aan te pryzen in etterachtige bloedfpu-
wingen , en; om het geflremde bloed op te-
loflbn : de Duitfchers bedienen zich van de
Kleine Madelieven , om de kinderen te doen*
purgeeren. Deze fchoone plant bloeit in
Lente*.
M A D R E P O R A , dit is de naam die me liaan
de kalkachtige voortbrengzelen der Poly-
pen geeft. Z/e P o l y p e n . De Heen der
Madreporaas , heeft de vorm van boompjes-
o f hee’flers ; hy is uit holligheden zamenge-
fle lt, welke dóor-affchutzels van elkanderen
géfeheiden zyn , en gewoonelyk flerren vormen
: hy is - alleen gemaakt tot een wooning
van een dier , dat een foort van medufa isr
Men vind de Madreporaas in de Ooflerfchen*
en Wefterfchen Oceaan , in. de Middeland-
fehfe-Zee, en in de Oofl-Zee. Men telt de
zachte en getakte /flcyoriium.T onder de Ma—
A i dre