. Op de Goudkuil, in Guinee , en te Ma-
dura in Ooft-Indië, vind men miereh-neften
in het midden der. velden , welke de hoogte
van een menfch hebben , en uitwendig met
een ondoordringbaar plaafter beftreken zyn:
zy maken ’er mede groote onder de verheve-
np boomen. Deze Mieren koomen dikwyls
in troepen , als een heirleger in de woopin-
gen. Men onderfcheid, zoo men zecht, aaii
het hooft van haare krygsbenden , dertig o f
veertig leidsmannen, die derzelver voorttocht
beftuuren , en de andere in grootte
overtreffen. Zoo’ men verzuimt heeft om
eenige fpyze weg te fluiten , zoo maken zy
’er zich meefler van , en het leger der Mieren
trekt in goede order a f , en voert zynen
buit met zich.
v Gedurende het verblyf van den Schryver
die deze byzonderheden opgeeft , aan de
Kaap Corfo , kwam een talryke bende van
deze krygsmagt op het Kafteel aanvallen. Het
was byna dach,-wanneer de voorhoede in de
Kapel aankwam, in wélkefeenige Negers op
de grond’ lagen te flapen : zy wierden , door
de kornll van dit kleine heir opgewekt, waar
■ van de achterhoede noch een vierde van een
uur verwydert was. Wanneer men over dit
voorval raadgepleegt had , zoo heflobt men
om buspoeder'langs het voetpad te ftrooijen
dat deze Mieren.gemaakt hadden , en in alle
de plaatzen in welke zy zich reeds begonnen
te yerfpreiden : men deed ’er dus verfcheide
miljoenen van omkoomen , welke/reeds in
de Kapel waaren. Maar zoo ras' de achter
hoede het gevaar ontdekten, keèrde zy eensklaps
om, en begaven zich rechtsreeks naarde
wooningen'. De rotten en verfcheide andere
dieren , können deze mieren niet ontkoo-
men : z y vallen op haar aan , overftelpen
haar door haar getal, endoor de wonden die
zy ze toebrengen, en voeren haar waar zy ze
hebben willen.
. Te Batavia , maken de Mieren haare nesten
op de rotting , om de overftroomingen
te vcrmyden : zy maken van een vette aarde,
en vormen ’er celletjes in.
De Inwoonders van Amerika, zien op zekere
tyden Mieren verfchynen , die zy Mieren
van Bezoek noemen. Deze Mieren trekken
in groote troepen voort, en verdelgen
de rotten, muizen , en andere fchadelyke
dieren.
• Wanneer men deze Mieren ontdekt, zoo
opent men de.koffers en kabiriettén , om dat
z y de rotten en infeclen zouden können, vin.
den : zy koomen zoo dikwyls niet als men
wel begeert ; want zomtyds verloopen ’er
drie jaaren , dat men haar ziet verfchynen.
Wanneer de menfchen haar vergrammen ,
zoo vallen zy op hunne fchoenen en kous--
feu aan, welke zy vernielen. Deze Mieren
van bezoek , zyn alzoo nuttig, en worden
zoo fterk begeert, als de legers van die van
Guinee, te duchten zyn.
Juffrouw Merian fpreekt van Mieren die
by uitflek groot zyn , en die men in Amerika.
vind, zy knagen in eenen nacht de bladeren
van verfcheide boomen af, en voeren hen
in haare nellen om haare jongen te fpyzen;
zy woonen onder de aarde , en zomtyds, ter
diepte van acht voeten.. Wanneer zy .zich
ergens .heen willen begeven waar naai* toe zy
geen weg konnen vinden , zöö vormen zy
zich een wonderlyke brug. De eerfle hecht
zich aan een ftuk hout v a f l, dat zy met haare
tanden vafl houden; een tweede hecht zich
aan de eerfle ; een derde weder , op dezelve
wys aan de tweede , en dus ■ vervolgens. In
deze geflelthe.it laten zy zich mét den wind
mede voeren, tot dat de laatfte aan de over-
zyde gekoomen is , en ftraks begeeven zich
eenige duizend Mieren óver deze keten.
Zyn deze Mieren dezelve die men Mieren
van bezoek noemt, en die men in Amerika
vind ? ■ :
Volgens het verhaal ‘, van geloofwaardige
Lieden J heeft men in Ooft-Indië een foort
van M ieren, die nooit in het openbaar voorttrekken
, maar die zich wegen, by wyze van
gallereijen vormen , om op plaatzen te koomen,
op welke zy zyn willen.. Wanneer zy
met dezen arbeid onledig z y n , en een valt
lichaam ontmoeten, dat geen ondoordring-
baare hartheit heeft, zoo doorbooren zy het
om een 'doorgang te.hebbèn. Willen zy zich
naar den top van een pylaar begeevén , zoo
lóopen zy niet langs de buitenfle oppervlakte
op , maar zy hollen 'den pylaar u it , en
klimmen ’er dus inwendig in op. Wanneer
de floffe te hart is dié zy doorbooren willen,
zoo vormen zy zich langs de oppervlakte een
gallery van aarde die zy kneden , en gaan
dus onder deze gallery naar de plaats, op wélke
zy wezen willen. Moeten zy over een
menigte lichaamen haar weg nemen-,, wélke
van elkanderen verwydert zyn , zoo vormen
zy een buis, door welke, Zy gaan, en zy
vinden zich dus aan alle zyden bedekt. Men
heeft haar dus een weg over een flapel kruidnagelen
zien maken , die tot aan den zolder
' j g
op ging 5 in een pakhuis van de Ooft-Indi-
fche Maatfchappy. Wanneer zy tot deze
hoogte genadèrt waren,. zoo doorboorden zy
de zolder, .en verdierven, binnen weinig uu-
rem, Voor een aanmerkelyke zom Indifche
floffe n , waar dóór zy zich een weg baanden.
Wegen , van welke dèn aanleg zóó moei-
jelyk is , fchynen een verbazende tyd aan de
• Mieren te moeten koflen , welke hen vormen
; echter koft haar dezen arbeid minder
tyd als men zich verbeelden kan. De order
met welke de menigte hier aanarbeiden, doet
het werk fpöedig vóórtgaan :■ men ziet nevens
elkanderen , twéé ryen Mieren , waar
van dé eene aarde aaubrëngt , en de andere
een lymerige floffe. Een van de twee eerfle
van de ry , plaatft de aarde aan den rand van
de buis , o f het reeds bêgonne g ew e lf; de
andere fpuuwt het lymerige vocht u i t : zy
•kneden dan met elkanderen de aarde, en geven
haar de gedaante die zy hebben moet :
zy keeren hiér op door de gallery te rug,
om zich van nieuwe floffe te voorzien , zy
plaatzen zich alsdan weder aan 'het achterlle
gedeelte van de ryen. De Mieren , die na
deze de eerfle z y n , en alle dieper op vol-
'gen, doen hetzelve ; en door middel van. deze
order, arbeiden verfcheide honderden
van Mieren in een zeer*geringe uitgeftrekt-
heit, zonder elkanderen te belemmeren, en
doen haar werk met een verbazende fpoed
vóórtgaan.
Men zecht dat de reden om welke deze in-
feélen een zoo gröoten arbeid ondernemen,
is , om zich voor de zon en het licht te be-
fchutten , ’t |geen zeer gevaarlyk voor hen
i s ; want zy fterven wanneer zy ’er te lang
voor bloot geftelt zyn; de nacht in tegendeel,
doet hen hunne krachten weder geheel békoo-
men. In de Landfchappen , in welke dit foort
van Mieren zich onthouden., is men genoodzaakt,
om de huiscieraden te bewaren, om hen
•opvoetflallen te plaatzen, welke met tèer beftreken
zyn. Men heeft mede dit foort van
Mieren in Guinee.
Barrere fpreekt , in Zyne Natuurlyke Hi-
florie van de Franfche bezittingen , onder
de Evennachtlyn ,van verfcheide foorten van
Mierèn, welke men op Cayenne , en in andere
ge wellen van Amerika heeft. Men
heeft ’er, onder.andere , een foort van vliegende
Mieren , waar van de Negers en de
Kreolen , het achterlle gedeelte eeten , ’t
geen de gedaante van een kleine zak , en de
1L D eel.
grootte van een cicer h e e ft, het is met een
witachtig.vocht vervult, dat niets anders als
de eijeren van het infed zyn.
Mieren welke de Gomlak. vóórtbrengen,
Men heeft langen tyd onkundig ge weeft*
van den waaren oorfprong van de Gomlak ;
maar het fchynt thans byna fee wee zen te zyn,
dat zy door vliegende Mieren voortgebracht
word , die men. in verfcheide Landfchappen
van Ooft-Indië heeft; gelykPegu, Bengale,
en de Malabaar. Dezë Mieren plaatzen de
Gomlak op de groote en kleine takken der
boomen, welke de Inwoonders in een groot
getal prikken , om tot lleun van het werk
van deze kleine infeéten te verftrekken.
De Heer Geoffroi heeft ontdekt, na dat
hy de Gomlak op Hokjes, dat is te zeggen
, Gomlak die aan kleine takjes valige-
hecht is , naauwkeurig onderzocht had , dat
het een foort van raten zyn , die, in zeker
voegen , naar die geene gelyken , welke de
Byën o f andere infeélen voortbrengen. Inderdaad
, wanneer men dezelve verbreekt ,
vind men , dat zy in celletjes o f kasjes verdeelt
zyn , welke een vry regelmatige gedaante
hebben, en die aanduiden , dat het
nooit geen Gom o f Harfl ge weeft is , die uit
de takjes gevloeit is , op welke men dezelve
vond, gelyk eenige Natuurkundigen gedacht
Hebben. De affchutzelen van deze celletjes
zyn by uitflek dun , en geheel gelykvormig
aan die van de honingbyën. Vermits zy niets
hebben dat hen tegens de, onguurheden van
de lucht befchermt,zöo zyn zy met een korft
van'dezelve floffe bedekt, die dik genoeg is
om hen tot een befchutzel te verftrekken ;
waar uit men kan befluiten dat deze infeélen
met geen minder vernuft als de Byën arbeiden,
vermits zy minder gemakken hebben.
Deze celletjes , bevatten kleine lichaamen
die meer o f min opgeblaazen , en ’er in vaft-
gehecht zyn. Deze kleine lichaamen zyn
fchoon rood; de eene donker , en de andere
lichter. Wanneer men dezelve verplettert,
zoo veranderen zy in een poeder, dat zoo
fchoon als de Cochenielje is. Wanneer men
deze kleine lichaamen in het water lecht ,
zoo zwellen zy ’er gelyk de Cochenielje in
op, verwen het met een vry fchoone kleur,
en nemen ’er ten naaften by de gedaante van
aan; in diervoegen, dat de enkelvoudige be-
fchouwing doet zien , dat dit kleine lichaamen
van infeélen zyn , in wat ftaat zy ook
M zyn