fnaren van darmen. Eenige Schryvèrcn zeggen
dac die Plantdier twee openingen heeft,
een aan ieder uit-einde , door welke hy het
water inzuigt, en het zeer hoog uitfpuit wanneer
men het aanraakt.
Men heeft van dit foort van Plantdieren,
die de gedaante van een vormelooze , onge-
lyke en knobbelachtige knods hebben , die
met verfcheide gaten doorboort is , andere
zyn in een gedrongen, en hebben de gedaante
van een Eikel.
Z E F - S C H O R P IO E N , Scorpana. Dit
is een Vifch met gedoomde vinnen , die op
de ftranden en in de flyk le e ft: zyn kop is
d ik , zyn lichaam met gevaarlyke doornen
gewapent, hy heeft een grooten mond, en
kleine en dikke tanden. Deze Vifch heeft
de kaak laag, en by wyze van een welgevormde
driehoek gemaakt. In plaats van
wenkbraauwen , merkt men twee zagte en
kraakbeenige uitwaflehen aan hem op. De
vleugeltje^ o f vinnen zyn breed en fterk; die
van de kieuwen beflaan byna de helft van het
lichaam , de onderfte zyn een weinig kleinder
5 die gene die naby den aars geplaatft is,
is groot en breed, en word door zeer fcher-
pe Hekels onderfteunt , de vinnen van den
rug hebben ’er negen die zeer fterk zyn. Zyn
ftaart is gelyk. De fchubben van dezen Vifch:
gelyken naar die der Slangen. Hy heeft vier
kieuwen aan iedere zyde , zyn kleur is ros- ■
achtig : zyn vleefch is hard , maar wanneer
het eenigen tyd bewaart word , zoo word
het malfcb. Rondelet zecht, dat men het
met azyn eet; wanneer het gebraden is , zoo
is het zoo goed niet.
Het water, waar in het vleefch van dezen
Vifch gekookt is , ontlaft den buik: hy is in
diervoegen met angels bezet , dat men hem
alleen by den ftaart aangrypen kan ; zyne
fteeken veroorzaken ontftekingen en groote
fmerten. Rondelet zecht, dat hy deze fteeken
dikwyls genezen heeft, met op de wónd
een groote Barbeel te leggen , die in twee
deelen gefcheiden was , en de lever van de
Zee-Schorpioen zelfs.
Men heeft noch een andere Vifqb van dit
geflacht, die mede Zee - Schorpioen,! ó f Scor-
p<ena te Marfeille, en Scrofana te Rome ge-
noemt word. Volgens Ray, is hy drie o f
vier malen grooter als den voorgaande : hy
is rood, faffraankleurig over het geheele lichaam
, en met zwart gefpikkelt: hy heeft
verfcheide vezelen, vooral om de onderkaak,
en eenige aan de opperkaak, dit heeft het
andere foort van Zee-Schorpióen niet. De
hoeken van het bedekzel van zyné kieuwen,
zyn met doornen bezer. Men vangt de beide
foorten van Vifichen , in de Middeland-
fche-Zee, alwaar meii hen zeer menigvuldig
heeft.
Men vind noch een ander foort van Zee-
Schorpioen inden Welterfchen Oceaan : dit is
de Pofihoefi der Hollanders, de Fatber-Ldfcber
der Engelfchen , en de Ulka der Zweden. Ray
zecht, dat deze kraakbeenige Zeevifch, een
half voet lang is : hy heeft de gedaante van
.een Zee-Grondel : zyn kop is dik , en met
angels bezet: zyn lichaam dun , zyn buik
breed en plat: hy heeft zylingfche ftreepen,
die met drie of vier zwarte, breede end wart-
lopende vlakken gefpikkeln zyn. De ope-
ning van zyne kieuwen is klein : zy is met
een vlies bedekt, dat, wanneer de vifch uit
het water is,even als een blaas opzwelt. Deze
Vifch heeft' twee vinnen, op den rug, de
voorfte is met acht o f negen doornen- bezet,
d ie , in volwafichen vifichen , ' éen weinig
hard en fpits zyn. De omtrek van zyn ftaart
is rond.
Z E E - S C H U IM * Eenige Schryyere«
hebben dezen naam aan een poréufe en harde
zelfftandigheit gegeven, die men zomtyds
op eenige- ftranden vind. Dioscorides heeft
’er v y f foorten van befchreeven , Waar
van Lemery op het woord Alciohium melding'
van maakt: maar het is een lichaam ’c geen
door den arbeid van zekere Infeften, o f Zee-
Polypen voortgebracht word. Zie dit woord
op het woord P o l y p u s.
Z E E - S L A K . Deze heefc een groote
uitwendige overeenkomft met de Aard-Slak,
o f met een Schelp-Slak, die buiten haar huisje
is : haren buik is veel dikker, en zoofiyfn-
achtig niet; en in plaats van een kapje, ’t
geen de Aard-Slak heeft, heefc zy twee uit-
gefpanne vliezen , die haar tot vinnen ver-
1 trekken.. Men vind ’er in de Indifche-Zee,
die veel grooter als de onze zyn : z y hebben
een roffe kleur, en zyn zwartachtig op den
rug.. ’ •
Redt , die een Ontleedkundige Befchry-
ving van de Aard-en ZeC-Slak , in ’ü licht
gegeven heeft, zecht, dat hy niet weet waarom
men aan deze laatfte , de naam van Zee-
Haas gegeven heeft; ten minften zoo dit niet
is , zecht hy, dac wanneer zy hare achterfte
hoorhoornen
uitftrekken , en hun voorfte intrekken,
z y , by den eerften opflag van het oog,
eenige onvolmaakte overeenkomften met den
Haas hebben, waar van de lange ooren , door
de ingetrokken voorfte hoornen verbeeld worden.
Men befchouwt deze Slak als vergiftig
in het aanraken zyhde , zy veroorzaakt
zelfs braking en buikloop , en de uitvalling
van het hair; met olie gemehgt zynde , is zy
een uitmuntent middel om het hair te doen
uitvallen*
Z E E R L A N G , zie op het woord
Slang.
Z E E - SM I D , Z onne- V isch, Faber.
Men geeft dezen'naam aan een V ifch , in
Welke men de afbeeldingen van de werktuigen
van een Smid vind. Dit is een dikke
én breede Zee-vifch, die men naby de Rot-
zen vind; zyn kop is platachtig, beenachtig,
en hoekachtig : hy heeft een donkere kleur,,
die met eenige' purperachtige vlakken doorzaait
is; zyn mond is zeer wyd en gapende,
maar met geen tanden gewapent, zyneoögen
zyn groot, goudkleurig , zyn rug is bruin,
en omtrent het midden met een zwarte vlak
getekent, benevens drie kleine figuren van
een goudkleur, zyne fchubben zyn zoo klein
dat men moeite heeft om haar te ontdekken..
De Zee-Smid is, ter wederzyden, met beentjes
gewapent, die alzoo fcherp , en alzoo
fnydende als meflehen zyn ; hy Voed zich
met vifch , zyn vleefch is malfch , goed om
te eeten, en gemakkelyk te vetteeren.
‘ Z E E - S N E P , Rufticula marina» Men
tióetnt'dus een Zee-Vogel, die de grootteen
kleur van een Ekfte^heeft, waarom menhem
mede Zee-Ekfier genoemt heeft. Deze Vogel
heeft een zeer lange bek ; men vind hem
zeer menigvuldig op de Weftelyke Kullen
Van Engeland. Zyn vleefch is zwart, en
hard: hy voed zich met het foort van Schelp-
vifichen , dat men Schotels noemt; zie dit
Woord.
Z E E - S P lN , Millepeda. Dït is eeö
foort van eenfchelpige Schelp , van het ge-
flacht der Rotshoórrten* Men geeft haar dezen
naam om het groot getal pooten, ’ t geen
men om haren vleugel ontdekt, die zeer uitgebreid
is : haar lichaam is geheel met bulten
en knobbels bezet, eti haar ftaart lang en
geler o mr.
' i l . D e e l »
, Z E E - S P O N S , zie K oraalgewas-
SCHEN*
Z E E - S P R IN G H A A N , Locvjla marina.
Verfcheide Schryvers hebben deze
naam mede aan de Hippocampus, o f het Zeepaardje
, en aan een foort van Kreeft of Krab
gegeeven. Zie deze woorden.
De eigentlyke gezegde Zee-Springhaan ,
is een Schaalvifch, die geen bloed heeft: hy
is met een vry zagte fchaal omkleed , en
heefc twee lange hoornen, die met doornen gewapent
en boven de oogen geplaatft zyn; en
twee andere hoornen boven dezelve, deze
zyn dunder en meer gekromc: zyn rug is
ruuw, en met kammen bezet: dit is eenZee-
Krab o f Zee-Kreeft, die geen nypers, gelyk
de andere Schaalviflchen , heeft. Zie
de woorden, K r a b , K r e e f t , enz.
De Zee-Springhanen onthouden zich op de
fteenachtige plaatzen; zy zyn gemeen in de
Middelandfche-Zee. Gedurende de Winter
zoeken zy de monden der Rivieren, en des
Zomers begeven zy zich elders heen. Pli-
nius zecht, dat zy elkanderen met hunne
hoornen zeer hevig beftryden.
Z Ê E - S T A R , Z e e - K w a b , Stellama-
rina. Dit is een Zee-ïnfecb, aan welke de
Natuur-Onderzoekers deze naam , om des-
zëlfs gedaante , gegeven hebben. Men kent
’er verfcheide foorten van , die van elkanderen
verfchillen, door hunne kleur, getal der
ftralen, en de werktuigelyke beweging, die
zy in hunnen voortgang vertoonen. W y
hebben ’er op hét ftrand van Texel en Sche-
velingen opgeraapt, waar van eenige een,
andere twee, drie, v ier, en v y f punten o f
vakken hadden; wy hebben ’er op het ftrand
aan de Zond gevonden , die dertien punten
hadden: men brengt *er uit Indiën die ’er zeven
en dertig hebben, en die men Zee-Zon, om
hare gedaante , en het groot getal van hare
ftralen, noemt. Alle die gene , die wy op
verfchillende ftranden van de Middelandfche
Zee verzamelt hebben , zyn met doornen
aan hunne randen bezet en men vat haar
altoos zoo ongeftraft niet in de handen, als
die van Ysland , die ’er geheel van ontbloot
zyn.
Onder de Zee-Starren, heeft men ’er waar
van de punten in het midden opgezwollen
z yn , andere zyn Homp , en weder andere
hebben ’ er van een kegel vormige gedaante.
Het gèmeenfte foort is in v y f ftralen ver-
D d d d d d deelt;