mede in het mannetje een zaadblaasje, en een
zaadbal op ; en in de w y f jes de fchede en
hoornen der lyfmoeder, en de zaadvaten.
Wanneer men een droppel van het vocht,
*t geen men in de lyfmoeder vind voorliet
microscoop brengt , zoo ziet men dat het
niets anders als een talloze menigte kleine
Wormen is. Men gift dat ieder wy fje, ’er
ten minften tien duizent bevat. Dit groot getal
eijeren is een voldoende reden van de
verbazende vermenigvuldiging der Wormen
die men zomtyds in de lichamen der Dieren
opmerkt. Zoo de Lieden , die door deze
Wormen aangetaft worden ’ er niet het groot-
fte gedeelte door den ftoelgang van loosden,
zoo zouden zy ’er zich nooit van ontdoen
konnen.
De Kinderen zyn by uitftek aan Wormen
onderhevig , waar van de voortteeling in de
ingewanden gefchied, voornamentlyk in de
dunne darmen ; maar zy zouden noch veel
menigvuldigerzyn , zoo de Natuur hier niet
voor gewaakt had , met aan de Chyl zelfs,
een bewaarmiddel te verfchaffen ; te weten,
de G a l, die , zoo wel inwendig als uitwend
ig , de Wormen zeer fchadelyk is. Dus,
zoo lang ’ er een wel geftelde Gal door de
darmen v lo e it; zoo konnen ’er geen Wormen
in voortkomen; maar zoo ras hare geleibuis
geftopt is , zoo krielen zy ’er in.
G eschubde W orm. De befchryving
die ons de Reizigers van dit foort van dier
feeven ? doet het ons als een foort van
ïaagdis befchouwen. Zie de afbeelding die
’ er Seba in zynen Tbef II. Tab. 68. n. 7. en 8.
van geeft.
W orm van den Ha f t , zie op het
woord Haft.
Wormen die in Vliegen veranderen, ’/
zy twee-vleugelige , V zy vier-vleu-
gelige.
Vermits het hier een veel te wydlopige
befchryving zyn zou , wanneer w y de hi-
ftorie van ieder foort van Wormen in het
byzonder opgaven , die de byzondere foorten
van Vliegen voortbrengen , zoo zullen
w y ons vergenoegen om een denkbeeld van
de kiaften te geven , in welke de Heer de
Reaumur hen gefchikt heefc; betreffende de
verdere omfchryvingen, wyzeh wy naar de
uitmuntende Memoden van dezen Schryver,
over de Infe&en: men kan mede met
het artikel Vlieg van dit Woordenboek,
raadplegen.
De Wormen hebben onderling eenige ver-
fcheidenheden : de aanmerkelykfte , en die
gene, die onze aandacht het meefte tot zich
trekken kan , is de vorm van hun kop.
Men vind een menigte foorten van Wormen
die Vliegen worden, en wier kop een
veranderlyke- gedaante heeft. De kop van
eenige , is dan eens meer o f minder lang,
dan eens meer o f min platachtig, dan eens
meer o f min verkort, en die dan eehs in
eene zin gedraait is , en dan weder in een
andere ; deze koppen zyn vleesachtig , en
uit een buigzaam vleefch te zamen geftelr.
Men heeft andere foorten van Wormen ,
wier koppen , van een vafte zelfftandigheit
zynde , volftandig dezelve gedaante bewaren.
Na deze waarnemingen heeft de Heer
de Reaumur , twee voorname klaffen , van
deze Wormen gemaakt: te weten , die der
Wormen wier kop een veranderlyke gedaante
heeft, en die der Wormen, wier kop een
beftendige gedaante heeft.
De fchikking, aart, en vorm, van de
verfchillende - deelen van de Wormen van
deze twee algeraeene klaften , verfchaffen
een oriderdeeling in verfcheide andere klas-
fen, en die aan de eerfte ondergefchikt zyn.
Eenige hebben geen pooten , ander(e hebben
’er ; die van eenige zyn geheel vliesachtig,
die van andere fchubachtig. Eindelyk , de
verfchillende foorten van Wormen , bieden
zonderlinge verfcheidenhcden in deplaatzing,
het getal, en de gedaante der werktuigen,
aan.D
e Wormen van de eerfte klafte-, die een
verandèrlyke kop hebben, hebben aan hun ach-
terfte gedeelte de voornaamfte werktuigen
tot de ademhaling, geen fchubachtige pooten
, noch zelfs vliesachtige , die naauwkeu*
rig gevormt zyn ; deze kenmerken zyn gemeen
aan een zeer groot getal geftachten en
foorten van Wormen, die zich alle in twee-
vleugelige Vliegen veranderen. Dit wil’ hiei-
om niet zeggen dat alle twee-vleugelige Vliegen
, Wormen .van dit fo o r t, geweeft zyn.
De verfcheidenheden , die de Lidteekens of
Luchtflippen aanbieden, ftellen ofls in ftaat,
om verfcheide geftachten van deze Wormen ,
wier kop , een veranderlyke gedaante; hééft,
te onderfcheiden. Men ziet in dezelve' klafte
de Wormen met een kort lichaam V geen met
doornen bezet, is , en men vind,,’er eenige, die
met
met lange en ftevige hairen bezet zyn; het is
deze klafte die het grootfte getal foorten van
Twee-vleugelige Vliegen , voortbrengt. De
Vliegen die men overal vind, en byna de ee-
nigfte, die aan hen bekent zyn , die deze’
gevleugelde Infeéten , niet nagefpoort hebben
, zyn Wormen van de eerfte klafte ee-
weeft. 5
De Wormen van de tweede Klafte, wier
kop een veranderlyke gedaante heeft en vlies-
achtig is , verfchillen van de voorgaande
Wormen , om dat zy pooten hebben. Onder
de Wormen van deze klafte , die. gene
waar van men het grootfte getal foorten vind,
kan men zeer gemakkelyk bepalen, en ’er de
kenmerken van aanduiden , om dat zy een
vliesachtige ftaart hebben die zy meer o f min
lang konnen maken. De Heer de Reaumur
noemt deze W ormen, Wormen met een Rotte
ftaart: de Vliegen in welke zy veranderen
zyn twee-vleugelige Vliegen.
De derde Klafte bevat de Wormen , wier
kop een ftandvaftige gedaante heeft, maar zy
hebben geen nypers. Geen der Wormen van
deze klafte hebben fchubachtige pooten : deze
klafte is zeer uitgebreid : zy bevat zeer
veel geftachten , zoo wel van Aardwormen,
als Water-Wormen , die alle Twee-vleugelige
Vliegen, voortbrengen.
De vierde Klafte van de Wormen defVlie-’
gen, is de eerfte die Vier -vleugelige Vliegen
voortbrengt.^ Dit zyn Wormen, wier kop
een volftandige gedaante heeft, en twee beweegbare
tanden o f kaken hebben, maar geen
fchubachtige pooten.
In de vyfde Klafte zyn die gene geplaatft,
wier kop een ftandvaftige gedaante heeft, en
die twee tanden hebben , die op elkanderen
fpeelen : deze Wormen hebben zes fchubachtige
pooten. Het getal van de geftachten
van deze Wormen, is zeergroot, onder deze
Wormen heeft men ’er, die zich inlnfec-
ten veranderen, die zeer veel van elkanderen;
verfchillen, als Torren, Weegluizen, Spring-
hanen , enz. Verfcheide foorten van deze
Wormen, leven in het water, en geveh ver-
ichillende foorten van Juffers u it : de Wormen
die den Haft voortbrengen , behooren
tot deze Klafte.'
De zesde klafte bevat de Wormen mes zes
pooten, die eenige foorten van Juffers voort-
brengen : men heeft ’er weinig die tot dit
Seilacht behoren. Die van déze klafte, heb- '
ben twee monden , in plaats van een , maar
zy zyn op een zonderlinge wys geplaatft: de
11. D eel.
Vliegen die men tot deze klafte brengen kan,
zyn de Formicaleo , o f Leeuw - mier, en de
Leeuw der Plant luizen. Zie deze woorden.
De Wormen van de zevende Klafte hebben
een langwerpig lichaam, gelyk de Rup-
zen, en zes fchubachtige pooten. Hun kenmerk
is, dat zy twee haakjes aan hun ach-'
terfte gedeelte hebben : men vind deeze '
twee deelen , aan verfcheide foorten van
Water-Motten, die zich zonderlinge fcheden
van verfchillende ftoffen vormen , en' die
zich in Vlinderswyze Vliegen , veranderen.
Zie Water-Motten, pp het woord Mot.
De Geleerde de Reaumur, heeft voor de
achtfte en laatfte Klafte , de Wormen be-
fpaart, die hy Baftaart- , o f Valfche Rup-
zen noemt , om dat de gedaante van hun
lichaam hen voor Rüpzen doet aanzien :
van deze Baftaart Rupzen komen de Zaag-
Jfliegen voort, wier hiftorie de wetens waar-
digfte zaken oplevert ï zie Zaag-Vliegen, op
het woord V l i eg.
W O R M van de V L I E G A S Y L
U S . Wanneer men deze W o rm , zecht
Swammerdam, met hetblooteoOgbefchouwt,
zöo fchynt hy uit twaalf ringen zamen geftelt,
wanneer men ’er den kop onder telt. Van alle
de deelen van dezen Worm, die men zonder
microscoop befchouwen kan , verdient
de ftaart en bek , de meefte oplettenheit.
Het uit-einde van den ftaart, is met hairen
bezet, die weder met andere kleindere hai- jj
ren ter weder zyden bezet zyn : het is door
middel van eenkringswyze pluim van hairen,
dat het Infeéfc op het water d.ryft, en zich
aan de Oppervlakte ophoud , terwyl zyn lichaam
nederwaarts , met de kop naar onder
hangt, en doorgaans zonder eenige bewee-
ging. In het midden van dezen ftaart is een
kleine opening, in welke twee luchtftip-
pen g;eplaatft z y n , waarr door het Infeéfc
ademt.
Wanneer het Infeéfc zich naar den grond
begeven w il,z o o doet het niets anders als de
hairen van het uit-einde "van zynen ftaart te
krommen , in diervoegen , dat zy zich naar
elkanderen overbuigen: 1» et zich dus te krommen
, laten zy een kleine opening tuflehen
elkanderen , waar in een kleine luchtbel
beftoten i s , die doorgaans vry wel naar een.
kléine parel gelykt. Deze kleine luchtbel
dient‘den Worm om zich weder opwaarts te
begeven, mits hy* zich maar eenigzins door
een geringe beweeging helpt. Men' merkt
S s s s s het