De G e krAa g d e ' P a r k i e t der O ud
e n , Pfittacus torquatus macrouros Antiquorum
, is 'hen cerfte- foort van Pappegay, dat
uit Indiën in Europa overgebracht is : zyn
ft aart is lang : de regenboog van zyne oogen
is geel , zyne vederen zyn groen en donker
op den rug; zyn kraag is fchoon vermiljoen
kleurig ; zyn bek is hoog rood, en vry dik:
zyn buik is met een zoo .zagte groene kleur
gewolkt, dat hy geelachtig ichynt : de laat-
fte pennen der vleugelen hebben , omtrent
het opperfte gedeelte, een aanmerkelykeroo-
de v la k , de ftaart is groenacjuig geel de
beenen en pooten zyn afchverwig, bovenden
bek heeft hy een zwarte ftreep , die ter we-
derzyden tot aan den kraag voortloopt.
De G eh e el groe ne P a r k i e t , P f it^
tacus minor macrouros totus virides, deze vind
men meenigvuldig in de huizen in Vrankeryk,
hy is niet grooter als een fpreeuw : zyn bek
is vleefchkleurig .gelyk mede de beenen en
de pooten ; ’ t geen men in de andere Pappegay
en niet opmerkt; de regenboog van zyne
oogen is faffraanverwig, zyn geheele lichaam
heeft een fchoone gras groene kleur, de buik
is een weinig lichter , zyn ftaart is fmal ,
agt duimen o f daar omtrent lang, en eindigt
in een punt. Vele Lieden korten zyn bek,
ten minften twee malen in het jaar, een weinig
a f, gelyk men dit die van de andere foorten.
van Pappegay en mede doet. Hy fpreekt
een weinig, maar zyn gefchreeuw behaagt
eeö ieder niet. Men. voed hem met hennip-
zaad, vruchten, bifcuit, en brood dat'in water
en wyn geweekt is , enz.. Men. brengt
hen van St. Domingo , men. bekoomt hen
mede uit Egypte, edoch deze zyn zoo fchoon
niet. Deze Vogel maakt zyn neft in de klippen.,
De K l e in e G roe ne O o s t - I ndi -
s c he P a r k i e t , Pfittacus viridis minor In-
dus Orientalis , is een weinig grooter als de
gemeene Leeuwrik ; zyn bek heeft een vaal-
roede kleur ; de vederen van het voorhoofd
en keel zyn fcharlaken rood; die van het achterhoofd’,
de rug, de borft en vleugelen , zyn
fchoon groen-, gelyk mede, de vederen van
den ftuit,die een weinig met blaauw gefchar
dauwt zyn : de ftaart is k o r t; de drie ter
rechter en linker uitftekende vederen , zyn
fchoon. rood., met zwart geboort, en-hebben
groene punten ; de beenen en voeten zyn
gr-aa.uw.ach.tig.. Deze. Parkiet, is. zeer. zagtaartig
en leeft zeer wel met zyn wyfje. in ee»
kooi opgeflooten.
De R oode en groene P a r k i e t ,
Pfittacus Japonicus. Aldrov. , heeft de groote
van de geheel groene, karkiet : zyn bek
is kort, rood,, en middelmatiggekromt : zyne
vederen zyn met vier kleuren gefchakeert;
die geene die zich het meefte vertoonen,zyn
het rood en groen; de rug, het opperfte vanden
kop , en de groote pennen van de vleugelen
, zyn zeer glansryk groen; de fchouw-
der-vederen zyn blaauw; twee van de naar
buitengekeerde vederen zyn groen, en de andere
zyn donker blaauw ; de regenboog van
het oog is rood ; hy heeft voor en agter de
£>ogen, blaauwe vlakken ; het ondei;fte der
kin heeft een faffraanvervvige roeftkleür : de
borft' en buik van deze Parkiet zyn fchoon
rood , en met kleine in de lengte loopende
ftreepen verfiert; zyn ftaart is langer als zyn
geheel lichaam, hy is groenachtig aan de bo-
venzyde , en rood aan de onder zyde ; zyne
beenen en pootemzyn zeer zwart..
De R oode g e k u i f d e P a r k i e t ,
Pfittacus ruber.& viridis criflatus, heeft roode
regenbogen en zwarte oogappelen; zyne
“vleugelenftaart en kuif 'zyn. rood: het .overige
van zyne vederen zyn groen ,; zyn kuif
gelykt naar die van de Kakatoe ; 'deze kuif
beftaat uit zes vederen.,. drie. groote. en. drie
kleine*.
De K le i n e P a r k i e t v a n B on t i -
u s , Pfittacus minor Bantii r is niet grooter
als een Leeuwrik; zyn bek enkeejzyn graauw-
achtig, en de regenboog van zyne oogen zilver
ver wig; zyne vleugelen zyn groen , maar
met e enige roode vederen gemengeït., hy
heeft eenige fchoone vederen op de kop ,.
die zich by wyze van een kuif verheffen,. het
onderfte van-den buik , de kuif,. de hals,en
het opperfte van. den ftaart, hebben geen
vleefchkleur zyne vederen, eindigen-in een
fchoone mengeling van groen. en. wit.
De-Schryvcrs maken melding van meer als
hondert foorten. van- Pappegayen.,. van een
van welke wy op .hunne byzondere namen in
dit Werk fpreken. Die geene welkers hifto-
rie wyniet afzonderJyk-beïchreeven heb,ben,
konnen tot de foorten. betrekkelyk gemaakt
worden van welke wy gefprooken hebben.
Men weet thans dat ieder Ooft-Indiefch Eiland,,
en ieder. Geweft van. het. vafte. Landi
zyne-
«yne-byzondere Pappegayen voortbrengt,, die
men aan hunne vedere onderfchéid. Labat
zecht, dat alle.de kleine Pappegayen van het
Eiland Guadaloupe , de.grootte van. een
Meerl hebben , en geheel groen zyn , uitge-
zondert eenige kleine roode vederen, die zy
op den kop hebben ; hun bek is w i t z y ’ zyn
za«taardig , liefkozende * en leeren zeer ge-
makkelyk klappen. De Braziliaanfche. zyn
geheel groen,; hunne vederen fchynen met
een klein witachtig., en zeer fyn dons bedekt,
3 geen hunne kleur ziiverachtig groen doet
fchynen. Deze Pappegayen zyn benalven dit
•zeer levendig, zeer tam , en,fchynen gaarne
mee de Menfchen te klappen; zy zvvygen
zeldzaam ftil, want wanneer zyhooren fpree-
ken , ’t zy by dach o f nacht, zoo, beginnen
zy te fnappèn , en overfchreeuwen een ie-,
der. ■
Zy vliegen in troepen , en zoeken de graden
en vruchten naar mate ,dat zy ryp wor?
den. Niets verfchaft een vreemder fchouw-
fpel als hen op de boomen te zien en te hooien;
de Jagers hebben veel moeite om hen te
treffen , want zy blyven niet lang op een
plaats; zoo ras.zy in;een vrucht.gepikt hebben,
zoo vliegen ze naar een andere. Wanneer
.de. Jager ’ér een met een fnaphaan gedood
heeft, zoo zien zy hen na, wanneer.hy
neder valt, en beginnen alle uit al hun kracht
te fchreeuwen.1 Hun vleefch is vry vet, en
heeft een goede fmaak, voor al in het jaar-
getyde , in welke het zaad van het Indiaanfch
hout ryp is. De fmaak van het vleefch van
deze Vogelen ,. heeft altoos iets van dien van
het voedzel dat zy. eeten : wanneer zy het
zaad van de Acajoti eeten , zoo hebben zy
een look reuk; wanneer zy Spaanfcbe Pcp.T
«eten , zoo heeft hun vleefch een- zeer aangename
kaneel en nagel fmaak. Wanneer
zy zich met Pruimen vamMonbaiit, van Ca.~
.chimas, en Goyaves voeden, zoo worden
zy even als vetklompén: het zaad van de KLa.-
toenplant maakt hen dronken, en veroorzaakt
in hen dezelve verfchynzelen ,. als het onmatig
gebruik van de wyn in de Menfchen doet.
Deze Vogelen befchadigen in alle Landen ,
de G ranen-, in diervoegen, dat men- genoodzaakt
is, om den Oogft door kinderen te lar
ten bewaken. De Pappegayen zitten . mede
gaarne op de Muskaatboomen ; zy beminnen
mede het zaad van de wilde Saffraan, ’t geen
zy eeten , zonder ’er eenig ongemak door te
lyden , fchoon dit een purgeer-middel .voor
de Menfchen. is*
Dé Pappegayen- bezitten veel behendigheid
iu het maken van hunne nesten : zy verzamelen
een groote meenigte biezen en takken
van boomen ,, waar van zy een zamenvlech-
ting vormen , zy bezitten de konft om deze
aan het uiteinde van de zwakfte takken der
hoogfte boomen vaft te hechten , in diervoegen
, dat wanneer zy/er in zitten, zy de neft.
op een aardige wyze doen fchommelen: dit
fp e l, is- een der geliefde vermaken van dit
foort vdn Vogelen , zelfs wanneer men hen
in kooijen houd* Deze neft heeft de gedaante
van een b a l, en is een voet wyd : zy lakten
’ er alleen een opening in , om hen tot
een ingang te yerftrekken ; mogelyk verkiezen
deze Vogelen de zwakke takken , om
zich voor de Slangen te bevryden , welke
hen door haare zwaarte in deze wykplaats
niet aantallen konnen. Zomtyds verkiezen
zy mede de holen der boomen , om ’er hunne
neften in te bouwen; en zoo ’er maar een
tak afbreekt, die eén geringe holte in een
.boom -vormt, zoo hebben zy dezelve wel ras
met hunne bek verder uitgeholt; vervolgens
plukken zy zich eenige vederen u it, die zy
op den bodem plaatzen, Het mannetje en
wy fje , bebroeden beurtelings de twee eije-
ren die het wy fje lecht ; deze eijeren zyn
ten naaften by zoo groot, als die der Duiven
, en gelyk die van de Patryzen gefpikke
lt.
De Pappegayen brengen zeldzaam jongen
in onze Geweften voort.
De Heer Anderfon zecht,. in zyne Natuur-
Jyke Hifiorie van Groenland, dat men in dat
Land een: Vogel heeft , die, om de gedaante
van zyn bek , door de Zeelieden Pappegay
genoemt word. De Duitfche Pappegay
is de Gaay, Zie dit ivoord..
P A P Y R A C E A . De Natuurkundigen
geeven deze naam aan een foort van witte
Nautilus, die men in de Middelandfche-
Zee vind. Zyne. fchelp is zoo dun als papier..
P A R A D Y S H O U T , A l o e -H o u t ,
Agallachim , dit is het Hout van een boom
die in Cochinchina groeit y en-die geheel van
de plant vërfchilt, uit, welke men het pur-
geerende fap van de A loë trekt, ’t geen veelvuldig
in de Apothekers Winkels gebruikt
word.
Men- ondërfcheid drie foorten van Para-
dyshout o f Aloëhour.. Het eex-fte is de Ca-
ï ïh % lam*-