onderfchragen, langs welke men dezelve
plant. , Zyn vrucht is geel,' langwerpig,
niet zeer vleezig , maar heeft een zeer aan-
genaame fmaak: Z y maakt de tanden een
weinig Romp , maar haar reuk is aangenaam.
Men maakt ’er een marmelade van,
die_ in kleur veel overeenkomK met die van
abrikozen heeft, en vóör uitnement in dit
Land. gehouden word. Men vermengt haar
met brandewyn , ’ t geen. een, aangenatnen
drank maakt. De Wilden welke door de
jicht aangetaft worden, maken1 een gat in de
aarde, in welk zy.ge vonkte kooien plaatzeu,
Waar op zy de pitten van deze vruchten werpen
£ die zy Pruimen van den Monbain noemen),'
vervolgens houden zy het ongeRëlde
deel,hier over .en berooken. het zoö lang als
zy kunnen,-. D it hulpmiddel yerfchaft hen
veel verligting. Uit dezen hoorn vloeit
een .geelachtige, heldere en welriekende
Gom. 1
Men heeft mede op de Antillifche Eilanden
een ïoorf van wilde Monbain , die dezelve
eigenfchappen als de-voorgaande bezit.
M O N D H O U T , zie L ig u s t e r .
M O N K I E , zie D oodskop.
M O N O C E R O S , deze n aam heeft men
aan het dier ge'geeven dat men Zee-Eenhoorn
nöemt, als medé - aan den Rhinoceros.
Zie deze, woorden. In het Land van Bam-
bok en Galant, geeft men dezemaam-mede
aan' een zeer groote foort Van Paradys-Vo-
geï- .
M O N O D O N E , dit is de vifch dié de
Ys\a.n&ers Narbwal noemen: zie ditwoort op
het artikel W a l v .i s c h .
M O N S T E R , zie W a n s c h e p z e l ,
| M O N T O U C H Y , dit is de Hork van
Guajana., ten opzichte van het gebruik dat
men’ er van maakt: mem neemt het hart van
het hout, ’t geen mén , dóór het met hamers ■
te flaan , zagt maakt ,-eh waar van mén kólken'
vervaardigt.
M.OOS o f M o s e d it:is een, viervoetig
dier dat men. menigvuldiglin Nieuw-Enge-
land,_ en in de andere deeléb van Nö.ord-
Atnerika vind: het heeft de grootte van een
• .(Stier; zyn*kop géiykt naar die"van hetDa®-
Hart, het heeft zeer groote en breede hoornen,
welke allejaaren afvallen, zyn hals welke naar
die van het Hart gelykt, ismet zeer korte ma-
anen bezet , welke eenigzins langs den. rug
Voortloopen Dit dier heeft lange pooten ,
giWote'klaauwen gelyk die der Eoeijeh , .en
een Kaart die eenigzins langer als die der
Damharten is.
Het vleèfch derMoofert heeft een vry goeden
fmaak: de Wilden laaten derzelver buit
fn de lucht, droogen : zy' is zoo dik als die
der Oflen, en niet minder nüttig tot verfcheide
zaken.
De Moofen zyn in groot aantal o.p een Eiland
nab'y Tem-Firma. De Wilden pntfte-
ken verfcheide vuur.en , om hen te vangen,
waar na zy de boflehen omringen , en hen
naar de Zee dryvén ; zoo. ras ’er zich deze
dieren in begeeyen hebben , zoo vervolgen
zy hen met hunne kanoos , en.dooden hén.
Hun loop is zoo' fnel niet als .dïe 'der Harten
: mén gelooft dat de Moos tot het gedacht
der Alce behoort; de.wyfjes van deze
dieren, werpen drie jongen te gelyk, ■
M O S .E L L E N B O O M , De vruchten
van dit föórt van Kerflenboom hebben kórte
fteelen , -en zyn dan eens zó é t, en dan wederom
rins. Zie op het artikel .K e r s s e n --
BO O M,
M O R G O U L E S , dit. is teen foort van
infeéten, welke op de zee zwemmen,, endie
men alsdan voor halve befchiramejde. óraèjê-
appelen zou aan zien , waar van vlokken van
licht violet kattoen afhangen : men-ontmoet
’ér zomtyds'een verbazende meenigte , tus-
ftlieri' Europa ei» Amerika. Wanneer men
Hen uit het water neemt,-zoo is het niets anders
als-eenflymachtige zelfllandigheit , die
dezelve indruk op de huit maakt alsdébrand-
neteleh. -
M O R G E N S C H E M E R IN G , zie
S c h e m e r in g . t> 1
M O R I L J E , zie op het artikel Paddes
t o e l .
M O R IN A , Moriua. Dit, is. een plant
die de Heer deTournefoit uit de Levant overgebracht
heeft : hy hééft haar de naarn van
zyn en vriend de Heer Morin , Medelid van
de Akadémië der Wetenfchappén gegeeyen:
deze plant die natuürlyk in de warme Landen
groeit,Werd in den tuin dés Konihgs van
Vranke-
•Vrankryk aangekweekt t zy is twee voeten
o f daaromtrent hoog ; en heeft een bevallige
gedaante : haar wortel is vleezig en dik,
gelyk die van de Mandragora : haare bladeren,
die zich uit den wortel verheffen , -zyn
zoo lang als een hand, twee vingeren breed,
groen , blinkende, buigzaam , en doornachtig
: haare bloemen zyn wervelswys gefchikt,
w k wanneer zyeerlt ontluiken, maar zy worden
vervolgens roodachtig , en hebben een'
a’angenamen en wynachtigen reuk. Deze
bloemen hebben twee kelken , 1 waar van de
eene de bloem ondérKeunt, en de andere
een jonge vrucht bevat, deze laatffe kelk is
even als inden eerften beflootén: het vrucht-
begin&l verandert, onder- het groot worden
in een rondachtig zaad. Het aftrekzel van
deze plant is hart- en hooftverfterkent, weer-
ftaat het vergift , en dryft door de zweeting
de kwade vochten- uit. -
M O R IN G A ,- dit is een groote boom
die in overvloed langs de rivier Mangate, op
de Kuil van Malabaar groeit. Hy gelykt
naar den MaKikboom ; hy is' takryk,'maar
zeer kwaftig;_zyn hout is gémakkelyi te v e r breken,
en zyne bladeren hebbén-een fmaak
als die. van. de Rapen : zyne vrucht fs een
voetlang, zoö dik -als een Radys': achthoekig
, graauwachtig groen , mergachtig in-
wendig wit-, en in verfcheide zaadhuisjes
verdeelt, welke zaden bevatten die gelyk-
vormig aan de Cicers zyn, zy zyn groen, én
zeerzagt. Men eet deze vrucht gekookt zyn-
de : men bedient zich van zynen wortel te-
g-ens de melaatsheit, het vergift en alle foor-
ien van befmettelyke ziektens^ ■
i Pluvialis minor. Men geiooic
dat dit een foort van kleine Pluvier i s :
deze trekvogel is zeer welfmakent: hy evenaart
de Meerei in grootte, hy vliegt in troepen
, en onthoud zich op de beploegde landen;
men-ziet ’er ’s jaadyks 'een groot getal'
m Bauce , vooral -in den omtrek van Charmes
-: hy word zoo. v e t , dat ’er de ver-
voering moeijelyk van is , zonder dat hy vei-
De Mornel vermaakt zich om de Vogewpl
“ f A 00 y^Loplettenheit ,te feefchou.
5 ^ hy zich door een ander man , met
den koomt omtrent
00Sft?1>f n eet de dl-uiven a f ; wan-
S È Ë Ê Ê Ê Ê Ë jÊ & Ê Ê k Bilt een fnaphaan-
■ I I DSEE°°d ^eefl:', -Z00 vergaderen de andere
om hem, en geeven deg Jager tyd , om
weder te laden.
M O S , zie M u sch .
M O S C H , Mufcus' : fchoon dit gedacht
van planten zeer uitgebreid is , zoo zullen,
wy ons echter- alleen vergenoegen om van
die ge.ene te fpreeken welke het waardigfte-
zyn om gekent te worden , ’t zy om haar ge.
bruik, ’t zy om haare. byzonderheden.
■ Dé G em e en e A a r d m o s c h , Mufcus
terreftris vulgatior , is de gemeenfte .van alle-
foorteri.van Mofch; een ieder kent dezelve:
het is een kruipende plant, een foort van
Licben , die de dorre , onvruchtbare, én
vochtige gronden bedekt, en die men in de.
boflehen, en op de-fteenen. in'Re woeftynen
vind, Haare bladeren zyn lang, zöo dun als
zeer fyn.hair,zagt, groen, enzomtyds geelachtig
, zy zyn gelyk de vederen van een pen
aan een rib vaftgehecht.
-Di.r foort van Mofch is zamentrekkende,
.nuttig om de “Bloedftortingen- te Kempen ,
wanneer zy ’er opgelecht word.; dit is een
geheim, z e c h t Bauhin , dat de Kwakzalvers,
van de. Beeren gelgert hebben, welke
wanneer zy gekwetK zyn , het bloeden van
hunne wonden doen ophouden, met ’er over
te rollen. De Scheeps-timmerlieden maken
mede- gebruik van deze Mofch om de vaartuigen
te kalafaten.' Dezelve. J . Bauhin verzekert
dat men deze plant verdelgen kan, die
dé tuinen en vochtige weiden befmet, in
welke zy- de, kruiden doet verflikken ,-met ’er
in de maand Maart de aflehe-op te Krooijen,
die gedlent heeftfom loog te bereiden.
De W o L'F s k l a au w en o f B osch-
m o S g h , Lycopodium, groeit in de zandachtige
Noordfehe Boflehen, op de afgelegènfle
en ongenaakbaarKe plaatzen, tuflehen de aan
zee liggende rotzen en Keenen , en zelfs in
eenige boflehen om Parys: zyfehiet een zeer
lange Keel u it , die-wyd en zyd over de
aarde kruipt, en ’er. van afKand tot affland,
door lange vezelen., wortelen in fchiet.
Haare takken, welke zich op een verbazende
wys fmaldeelen , zyn. met een gróót getal
zeer fmalle bladeren bezet , die ruuw en altoos
-groen zyn ; uit deze Keelen verheffen
zich dunne voetfleeltjes, die rondachtig zyn,
en aan hunne toppen, dubbelde knodfen verbeelden
, die zagt en geel zyn , en wanneer
O i y