BoS
P A A R D .
P a a l I N G , «/« a a L
'P A A R D , Equui. Dit is een viervoetig
Dier, van het geüacht dereenklaauyvige, het
is aan een ieder bekent, doof de fchoönheit
van zyne gdftalte , de gedweeheit van zynen
aart, en het oneindig nut van Welk het ivoor
den menfch is.
De tam-making'der Paarden is zöo Oud ,
dat menigeen .wilde Paarden in geheel Europa
ineër vind. Die ge ene welke men in Amerika
^iet-, ftatïïmèn van tamme Europifche
Paarden af, welke de Spanjaarden in dat Werelddeel
overgebracht hebben,. en ’ er in ver-
meenigvuldigd zyn.; want dit foor f van dieren
ontbraken aan-de nieuwe Wereld , gelyk
de Spanjaarden dit ras uit den fchrik der Me-
xikanen en Peruvianen..bemerkten, die,wanneer
zy Hen op Paarden gezeten Zagen | hen
voor Góden hielden. Deze Dieren zyn zeer
wel in dat Geweft voortgèkoomen. Men
ziét zomtyds ophet Eiland St. Domingo l troepen
wilde Paarden van w y f honderd, wélke,
met elkanderen vereenïgt loopen ; een hunner
, nadert tot op een _-zekeren afftand ,
blaaft door de neusgaten-. 3neemt dé vlucht,,
en wórd van. alle de 'andere. gevolgt, _■ \
"Schoon déze Dieren weder aan dé Natuur
oyergegeeven zyn , zoo fchynen zy echter ,
.zoo men zecht, ontaart te zyn , en zy zyn
minder fchoon als de Spaanfche, fchoon zy
van dit ras zyn. Mogelyk is dat Geweft minder
voordeelig voor de fraaiheit der geftalte.
Hoe ’t ook zyn. mag , deze, wilde Paarden
zyn veel fterker, vlugger en zenuuwachtiger ,
als het grootfte gedeelte van onze tdmme Paarden
: zy hebben , zecht de Heer de. Buffon,
■’ t geen de Natuur geeft, defterkteun deedel-
h e it ; de andere hebben alleen het géén de
konft verfchaffen kan, namentlyk de behen-
digheit en de bevalligheir. _ , 4? 4
Den aart van deze Dieren is niet woeft;
z y zyn alleen trots en wild: zy bezitten een
-aankleeving voor elkanderen : zy beoorlogen
elkanderen n ie t, en leeven vreedzaam , om
dat hunne lullen eenvoudig en gematigd zyn,
en dat zy genoeg hebben om niets meer te
begeereh.
De Inwoonders van Amerika vangen de
wilde Paarden in ftrikken van touwen, die
P A A R D .
zy op de plaatzen fpanncn die meettigvuldig
door deze Dieren bezócht worden : zoo een
Paard zich met-den hals in éetf dézei- ftrikken
verwart, zoo zóu het zich zelfs verworgen,
zoo men niet toeféhóot-om het te -redden,
Men laait dit öngétefnde dier aan een boom
twee dagen , 'zonder eeten o f drinken , vaft-
gehecht blyven, en men maakt het 'hier dóór
gedwee, het lecht zelfs door de tyd zyne
wildliëitzoo verre aft, dat, walmeer het ge-
legenheit heeft om zyne yrybeit weder te be-
koomen, het niet weder wild word, én zich
door zynéh Meefter weder iaat grypen,
De edelfte bezitneeming , zecht de Heer
de Buffon, die dens&denfch ooit gedaan heeft,
is die van dit trotf^he en onftüiffiig Dier, dat
met hem de vermoeyeniflenvan den Oorlog ,
en den foem van den Stryd deelt. Het Paard,
aizoo' onverfchrokkën , als zyn Meefter ,
ziet de gevaren, én veracht hen | het fchept
behagen in hef gerucht der wapenen, het bemint
dezelve-, het zoekt hen , en word door
dezelve drift bezielt: het ■ deelt mede in de
vermaken der jacht, renfpeelen en wedloo-
pen: zyne pogen glinfteren én het trappelt;
maar zoo gedweè als moedig zynde; zoo laat
het zich door zyn vuur niet vervoeren : het
weet zyne beweegingen te beteugelen;;.'niet
alleen zwicht het onder de hand van hem die
het béftuuri, maar het.fchynt ijn e -begeer-
tens raad te plegen , en gehoorzaamt, altóós
aan de indrukzelen die het ’er door ontvangt,
het fnelt voort, matigt zyne bewegingen, of
houd f t i l , j en richt -zyne handelwyzé allen
zoo-, dat het ’er aan voldoet;. dit is een fchep-
zei dat zyn wezen verzaakt, om alleen volgens
den wil van een ander tè beftaan ; dat
.hem zelfs weet voor te koomen , dat door de
fhèlheit:€n haauwkeurigheit van zyne bewéc-
gingen dezelve uitdrukt en uitvoert; dat zoo
veel gevoelt als men begeert, en zoo veel
uitvoert als men wil ; dat zich zonder .weerhouding
over geeft, zich tot alles taakgebruiken
, met alle zyne krachten arbeid, dezcl-
’ ve te veel vergt, en zelfs fterft om beter te
willen gehoorzamen,
Befcbryving van de wezentlyke hoedanigheden
die een fchoon_ Paard uitmaken.
De geftalte van den kop en den hals, brengt
meer
jrieer tóe, als die van alle anderê'ledeö , óm
aan een Paard een edele houding te geeven.
Een fchoone hals moet lang en verheeven
zyn, en echter evenredig met de geftalte van
het Paard. Wanneer-hy te lang of,te, dun is,
zoo* (laan, de Paarden, gëwoonlyk met den kop;
en wanneer Hy te dik en te vleezig is, zoo
zyn zy zwaar op den toom. Om den kop de
voordeeligfte houding te doen hebben ,. moet
het voorhooft loodlynig met den horizon zyn,
De kop moét mager en dun zyn , zonder dat
hy echter te lang is : de opren moeten niet
wyd van elkanderen ftaan , zy moeten klein,
recht, onbeweeglyk, fmal, dun-en op het
ópperfte van het, hoofd ffffjfB geplaatft zyn ;
het voorhooft fmal , en eenigzins b o l; de
ringen om de oogen wel gcvult; de oogleden
dun ; de óogen helder , levendig , vol
vuur, van een bekwame grootte, en- voor- uit
ilekende in het midden van het hoofd ; de
.oog-appe.ls- gróót ; de onderkaak van vleelch
ontbloot, en eenigzins dik; de neus een weinig
gekroint; de neusgaten wel geöpent en
weljgefpleeten^het middelfchot van den neus
dun , zoo ook de lippen ; de mond middelmatig.
gefpleeten; de fchoftverheevenenfny-
,dent;.de ftchouders mager , p lat, en eenigzins
zamengedrongen ; de rug. gelyk , glad,
ongevoelig in, de lengte gekromt, en -ter zy-
den van denruggraadverheevendie ingedrukt
móet fchynen ; de zyden vol en k o r t; hét
kruis rond I en wel voófzien ; het dikke gedeelte
vaii den ftaart, dik en vaft; de heupen
wel .voorzien ; de bouten en billen dik en
vlezig;. *de knyen aan, de vóorzyde rond; de
kniebógen wyd en Autgeholt ; de .pypeii van
de be,enen aan de yoorzyde fmal, en breed
aan de zyden; de peezeh bekwaam los; d;e
koffera niet zeer vol'; de krooïi een weinig
verheeven ; de hoéven .zwart ,., glad , blinkende
en verheeven; de hielen breed en middelmatig
verheeven-; de ftralen dun en mager *
en de voetzolen dik en hol.
Aanmerkingen over de volmaaktheden, en
onvolmaaktheden van een Paard.
Men heeft weinig Paarden in welke men
alle de volmaaktheden vereenigt vind, die
wy opgetelt hebben, Wanneer men een Paard
koopt moet men op verfcheide zaken acht
geeven, en alle de gebreken van deze Dieren
wel kennen , om niet bedrogen te worden ,
maar de pmfchryving hier van is te wydlopig,
otTT ■■rT P^aats te konnen vinden. ;Vermits
H. De e l ,.
’ er weinig dieren zyn over welke men zoo
veel opmerkingen gemaakt heeft, als over de
Paarden , zoo wyzen wy naar de:oorfprèn-
kelyke werken zelve om omftandiger kundig*
heden betreffende deze dieren te krygen , en
van een meenigte -onderwerpen die* hen betreffen
, , waar, van wy niet fpreken zullen ,
om dat zy betrekkelyk tot dè Konft zyn ,
en van de NatuurlykeHiftorie afwyken. Deze
Werken z y n , onder andere ;- de Nieuwe
volmaakte Po&kammer, van den Heer. Garfautj
de School en eerjfe beginzelen van de kennis der
Paarden, van - den Heer Guèriniere; de Nieuwe
Newcaftle , door de Heer I Bourgelat; de
Ware en ffolmaakte .PLoskammer .y door de Heer
Solleyzel; ; het derde Deel van de Natuurlyke
Hiftorie van, de- He eren de Buffon en d'Auben-
ton; de Kennis der Paarden ; de Verhandeling
van George Simo/r Wintefy Wjy: zullen maar
alleen eenige aanmerkingen van den Heer+de
: Buffon , opgeeven , .welke in ftaat* zyn, om
„óvei’ dé volmaaktheden en onvolmaaktheden
dér Paarden te leeren oordeelen. i :
Men ontdekt vry wel den aart en tegens-
woordige ftaat van deze Dieren uit de beweging
der ooren. Z y moeten wanneer zy voortgaan
, de punten , der ooren voorwaarts ge-
,keert hebben ; de ooren van een vermoeit
..Paard, leggen; zy die toornig en boosaardig
zyn , dragen beurtelings een oor voorwaarts,
en het andere agterwaarts ;. alle , keeren zy
de ooren naar die zyde aan welke zy gerucht
hópren, en wanneer men hen op den rug, o f
op den ftuit flaat , zoo keeren zy de ooren
achterwaarts. De Paarden, welke ingeyalle
^ófógën hebben, ó f welkers een oog kleinder
als het andere is , hebben gewqonlyk een
ilecht g e z ich tz y . die een drooge-mond hebben
, zyn vaiveen zoo goede gefteltheid niet
als die geéne, welkers mond vochtig is , en
die, door het gebit begint te fchuimen.
De Ry-paarden o f Zadel-paarden, moeten
platte, beweegbare , eh ranke fchouwderen
.hebben ; iri de Trek-paarden ; in tegendeel ,
moeten dezelve rond , dik , en vleezig zyn ;
„zoo echter de fchouwderen van de Ry-paarden
. zoo-mager zyn , dat. zy te veel door het vei
uitfteken, zoo is dit een gebrék, ’ t geen aanduid,
dat zy niet los genoeg zyn , en dat deze
Paarden niet in ftaat zyn om fterke ver-
moeijingen te wederftaan. Een ander gebrek
der Ry-paarden, is , dat hunne borft te veel
uitfteekt, en dat hunne voorfte pooien teveel
achterwaarts geplaat$ zyn , want zy zyn alsdan
onderhevig , qm onder het galopperen
D d op