geen hem wezentlyk van de andere foorten
van Balfem onderfcheid,, die een fcherpe en
bittere fmaak hebben. De aangename fmaak
van dezen, maakt hem beter gefchikt om ingenomen
te worden , te meer wyl hy,vooral
het voordeel bezit om geen walgingen te
•verwekken, gelyk de' andere Balzemen: wanneer
hy na auwkeurig dröog is , zoo. is hy bros
en breuk ig.
Deze Balfem vloeit door infnyding, gelyk
de andere uit de fchors van een boom, die
in een Landfchap van Zuid-Amerika groeit,
’t geen tuflchen Carthagena , en Nombre de
Dios lecht, dit Landfchap noemen de Indianen
Tolu, èn de Spanjaarden Honduras. Deze
boomen hebben eenige oyereenkomft met
de lage Pynboomen, en zynè groene bladeren
gelyken naar die van den Caroubier. De Indianen
verzamelen ’er het harftachtige fap,
wanneer het ’er uitvloeit, in Couis o f lepeltjes
van zwarte wafch, en gieten het in Ka-
1 ab allen. De Engelfchen maken vooral van
dézen Balzem tegens de tering en inwendige
verzweringen gebruik. In ’t algemeen heeft
hy dezelve krachten als den Balfem van. J u da.
T O M IN E I O. De Braziljanen geeven
dezen naam aan een klein Vogeltje , dat men
in hun Land vind: het bezit de grootfte fchoon-
heit: zie K o l i b r ie t j e .
T O N , of KLO O TR O N D E SCHELP,
Concha globofa. Dit is een geflacht van een-
fchelpige Schelpen , die men mede B la ashoorns
noemt , waar van de fchelpen zomtyds
met ftreepen , groeven , en ribben , bezet
zyn : zy zyn rond, en in het midden opgeblazen
, haare openiiig is zeer wyd, zomtyds
tandeloos , de top weinig met knobbels o f
verheventheden bezet, platachtig ; en het
lichaam gerimpelt. De Heer d' Argenville
noemt zes verfchillende foorten van Tonnen
, op ; en in ieder foort heeft men noch ver-
fcheidenheden : eenige zyn in de lengte ge-
ftreept, gelyk de Harp; andere in het ronde,
gelyk de Patrys : men heeft ’er die gekroont
z y n , en die een tepel hebben , deze zyn de
Tepelbakken ; eindelyk onderfcheid men de
'Purperhoorn van Panama , de Papiere Knollen
, Vlaggetjes , Ajuinfchëllén , Gondels,
enz.
De Heer d'Argenville zecht, dat men me*
de zoetwater Tonnen heeft : haare groote
opening doet haar van de Maanhoorns en
Trompetten onderfcheiden. De Tonnen hebben
weinig krul trekken.
De Heer Adanfon plaatft, in zyne Hijlorit
van de Schelpen van de Senegal, de verfchillende
foorten van Tonnen o f klöotronde
Schelpen onder de geflacht-naam van Pur-
perhoorns , die , zocht hy , ronde fchelpen
zyn, en die zeldzaam punten op hun oppervlakte
hebben : hy fpreekt ’er van onder de
naara van Purperboorns met een korte buis:
uitgeretene, en enkelvoudige, enz.
T O N N E T J E . Men, drukt, ,door dit
woord , het neft o f omkleëdzel u it, dat een
verfchillende zamenvlechting, en gedaante
heeft, en door de Infeéten tot verfcheidegebruiken
gevormt word. Men verftaat mede
door het woord Tonnetje , een zamenvlechting
v'an zyde , die met een foort van Lym
aan een gëhecht is , in welk de Zywormen
en verfcheide foorten van Rupzen zich bc-
fluiten , wanneer zy in Popjes zullen veranderen.
Zie P o p je .
T O N G . W y willen hier van dat deel
o f werktuig van het dierelyke lichaam niet <
fpreeken , ’ t geen in alle de Dieren, de zitplaats
van de fmaak is ; maar van verfcheide
planten, in welke de Ouden dachten eenige
Overeenkomft met de Tong der Dieren tebe*
mérken. Dus noemt men de Buglofus , 0^-
tong ; de Hippoglofus^ Paarde-tong; en de
Scplopendfa, Hartstong.
T O N G , Sölea. Dit is een platte Zee-1
vifch die zagte vinnen heeft ^ hy is langer en j
fmalder als dè Scholle : hy word in den Oce- i
aan groot : het onderft.e van zyn lichaam is
w i t , en het bövehfte zwart; de oogen zyn
in dit vel geplaatft; zyn mond is fchuins geplaatft,
en heeft geen tanden ; hy heeft vief
kieuwen en.een plat hart;zyne fchubben zyn
klein, en ’er loopt een ftreep over de lengte
van zyn lichaam , die recht van den kop tot
aan’ den Haart voortloopt; zyn lichaam is
met een fmalle vin omringt. Men geeft de
naam van Zee- Patrys aan de Tong , om de
aangenaame fmaak van zyn vleefch , dat zeer
gezond is.
T O N G E N B L A D , o f de S chrome-
L y e e H e e s t e r : v a n L a n g ü e d o c *
Alypum o f Fr ut ex terrihilis. Dit is een klein
Boompje dat ter hoogte van een en een halve
voet opfchiet, het groeit in Languedoc !P
in Provence, op dé plaatzen die aan Zee gelegen
zyn. Zyne bladeren zyn zonder order
geplaatft, dan eens in troften by elkanderen,
en dan weder ieder afzonderlyk , zy hebben
eenige overeenkomft met die van den Myr-
thus; iederè tak brengt, gewönelyk , maar
èen,eenige bloem voort , die fclioon violet,
een duim breed is , èn'een halve bloem vormt.
Deze heele Plant, heeft zeer veel bitterheit:
dit is een zeer geweldig purgeermiddel ; hier
om heeft men dezen Heefter de naam van
Frutex terribilis gegeeven. De Kwakzalvers
van Andaloufien deden .’er voormaals het af-
köokze.1 van tegens de venusziekte inneemen;
maar dit geneesmiddel is zoo geweldig , dat
men ’er geen gebruik van moet maken, als
mede van dq Wolfsmelk n ie t, dan met veel
omzichtigheit.
T O N G E T J E , Lingula. Dit is een In-
diaanfche Vifch, wiens kop on lichaam geel
is : hy is met zes o f zeven doornen op het
lichaam' ge wapent, waar achter een fterke
vin geplaatft is , die zich naar den ftaart ombuigt;
hy heeft een doorn tuflchen de vinnen;
waar van de èerfte , tegens de kieuwen
geplaatft zyn. De- Chineezen plaatzen dit
Vifchje onder de onaangename gerechten.
T O N G W O R M . Dus noemt men een
witachtige Worm , die twee duimen lengte'
heeft, en zich aan de tong der Honden hecht,
deze Worm onthoud zich gewonelyk onder
het midden van de tong verborgen. In Rous-
fillon zyn de Honden aan deze kwaal zeer
onderheevig, en vooral de kleine Patrys-
Honden, en dé Herders-Horiden. De kwaal
openbaart zich door een geweldige honger,
en uitnemende magerheit, die naar mate toeneemt
dat de Worm grooter word. De ge*
heele genezing beftaat hier in , dat nlen de
Worm met een naald wegneemt.
T O N Y N , Thunnus. Dit is een groote,
dikbuikige Zee-vifch, hy is met groote fchubben
, en'een fyne buit bedekt : zyn fnuit is
fpits en dik , zyne. tanden fcherp en klein ,
zyne kieuwen dubbelt, hy heeft twee vinnen
die naby de kieuwen geplaatft zyn , en zyn
Ifjj is zwartachtig : zyn ftaart is breed, en
zoo-als Lemery zecht, halvemaanswys gevormt
; het is in den ftaart dat alle de kracht
en verdediging van dezen Vifch gelegen i s ..
Deze Vifch is zeer'vreesachtig , het is genoeg
dat men een fterk gerucht maakt, of dat
II. D e e l»
het dondert, om hem te noodzaken zich in
de fleuven te begeeven waar in de netten uit-
gefpannen zyn; hy bewoond de flykachtige
plaatzen der Zee ; hy eet Wier en andere
Zee-Planten , en zwemt niet altoos in benden.
Men ontdekt zyne aannadering , door
het-gerucht: dat hy maakt met het Zee-water
op een geweldige wys te beweegen wanneer
hy voortzwemt.
Men vind de Tonynen in overvloed in
de Middelandfche-Zee, en vooral op de Ku suften
van Provence ; men vangt ’er hier die
hondert en" twintig ponden weegen. Men
heeft voor deze Viflchen een viflchery aan*
gelecht die men Madrague noemt; men vangt
hen met een foort van groote netten,die men
Tonyn-netten noemt, zy durven zich uit deze
netten niet begeeven, en vooral wanneer men
een middel gevonden heeft om hen op den
rug te keeren, en zy fterven weinig tyd -na
dat zy gevangen geweeft zyn.
Hun vleefch heeft vry veel overeenkomft
met het kalftvlèefch; het fhïakelykfte gedeelte
is de borft. Wannéér zy eerft gevangen
zyn , en men hen alsdan aan ftukkën fnyd,
zoo is hun vleefch rood ; het is vaft , zeer
goed öm te eetèn eri voedzaam. Men eet het
gebraden , men zout het mede om het-te bewaren
, o f lecht het in.pekel , wanneer het
in olyf-olié en zout gekookt is. Men vervoert
-)het vleefch der Tonynen dat men dus
toebereid heeft naar verfcheide Landen*
T 9 O R N v an B A B E L , Turrïs B a-
bylonica. Dit is een foort van Zee-fchelp-
flak o f Maanhoorn, wiens fchelp in flange-*
tbekken gevormt is , en die eenige kleur
heeft.
T O O T E N , Folutitl. Dezenaam geeft
men aan een geflacht van eenfchelpige fchelpen
, dat zynen naam van zyne gedaante ontleent,
de nïond van deze Schelpen is altoos
langwerpig, de top o f het fleutelbeen verheven
, en zomtyds platachtig o f gekroont: in
een woord de Tooten maken het rykfte geflacht
uit dat men onder de Schelpen heeft.
Die gene die eèn verheeven top hebben bevatten
de Admiralen: de Arkansgarentooten:
de Spooken: de Speldewerkkujfens: de Muzie-
:kên o f Tygêr-Katten.
Onder de Tooten mét een platachtige top
telt men de Landkaart-Tooten ; de tVafcb-
'toorts ; de Botertvegs-Toot; de Guinee/ebe-
Toot; en onder de Tooten met een gekroom-
N n n n de