denktekenen van de aanmerkelykfte van alle'
gebeurtenilfen zyn, en dat zy voor de hifto-
rie van Mozer , dat gene zyn,-dat de gedenkpenningen
voor de Romeinfche Hiftorie zyn.
W y hebben ons gevoelen over den oorïprong'
der delf bare lichamen , op bet woord Aarde
g e z e c h t e n zullen- ’er ons' noch verder in
■ een ander Werk over uitbreiden, ’t geen*Wy
binnen weinig tyd , in ’t licht geeven zullen.
c io
2 O N N E B L O E M , Corona Solis♦ Men
telt verfcheide foorten van deze Plant: de
eerile fchiet zeer hoog in weinig tyd op, en
vóornamendyk in Spanje , alwaar men ’ér
eenige tot de hoogte van vier en twintig voe-
ten heeft zien groeijen: die gene die men in
Vrankryk aankweekt , heeft doorgaans de
hoogte van omtrent-zes voeten. Haar fteel
is d ik , recht, en heeft geen takken ; hare
bladeren zyn groot en breed , gely.k die van
de Kliffen, en aanjie randen getant; de fteel
is op zyn top met een groote, wyduitgefprei-
de , geele, geftraalde, en rondaehtige bloem
bezet, die een Kroon verbeeld, die door een
menigte halve bloempjesgevormtword, welke
een groote by een verzameling van bloempjes
omringen: deze bloem neigt altóós naar
de Zon , om dat zy zwaar zynde , en- haar
fteel aan die zyde verwarmt en zagt gemaakt
wordende , zy ’ër natuurlyk naar over hellen
moet.. Op de bloem volgt een groot getal
langwerpige zaden, die grooter als die der
Meloenen aan hun to*p met twee blaadjes
be ze t, en in een gootswys blad , ingevoegt
zyn.
Het tweede foort o f verfcheidenbeit, is
veel kleinder als het voorgaande, zy verdeelt
zich in takken.
Men heeft noch verfcheide andere foorten
van Zonnebloemen , die men in de Tuinen
aankweekt. . Deze planten komen uit.Peru:
men kweekt haar thans in alle deEuropifche
Tuinen , om de fchoonheit van hare bloemen
aan ; de. zaden van het groote foort ,
dienen in Virginië om brood te bakken , en
om ’er een pap voor de kinderen van te koo-
ken. De Wilden van het vafte Land van
Amerika,, eeten deze zaden, en perflen ’er
een olie u it, die tot verfchillende gebruiken
nuttig is :■ men eet mede de toppen van deze
Plant,- wanneer zy noch jong zyn , nadat
men ze heeft laten koken-, en inzout en oliegedoopt
heeft : men zecht, dat de geheele
Plant voedzaam ,- verfterkende ,, en nuttig.is-
om het zaad te verwekken.
Z O N N E D A A U -W , Ros S o l i s i Deze
Plant groeit op deruuwe, woefte, vochtige'
en moerasachtige plaatzen , en doorgaans
tuiïchen een waterachtig Mofch , van een
roodachtige witte kleur. Hare wortelen zyn
vezelachtig, en zoo dun als hoofdhairen : zy
fchieten verfcheide lange y dunne , en wollige
fteelen uit, aan welke kleine , byna ronde,
holle , en bywyze van oorlepeltjes gevormde
bladeren vaftgehecht z y n , zy zyn
gröenachtig en met een franje vanroodachti--
ge vezelen geboort, en met knobbels bezet,
uit welke eenige droppelen van-een vocht in
de bladeren uitzypelt,* indierveegen , dat de
bladeren en hunne hairen altoos met een foort
van daauw bevochtigt zyn , zelfs by het
droogfte weder. Tuflehen deze bladeren
fchieten twee o f drie fteelen, byna ter hoog--
te van een half voet u it, zy zyn dun ,,rood~-
achtig, vakbladeren ontbloot, en aan hun--
ne toppen met kleine , witte, en roöswyze•
bloemen bezet: ’er volgen kleine vruchten
op, die de gedaante en grootte van eenTar-
wegraan hebben , en verfcheide zaden b evatten
.M
en heeft noch een-ander foort van Zon~-
nedaauw ., die alleen van het vorige door de
gedaante der bladeren verfchilt die- langwerpig
zyn: zy zyn bëide lymerig in het aanra-
keft , omtrent als die van den Smeerwortel, -
met welke zy een zekere bvereehkomft door
de eigenfchappen hebben : men 'moet hen in*
hunne grootfte kracht, en by fchoon weder,-
inzamelen. Wanneer men de droppelen die
’ër uitzypelen , meiden top van den vinger
aanraakt,, zoo vormt dit foort van Lym ,
kleine zyachtige en witte draden , die aan--
ftonds ftremmen. De geheele Plant is borft-
zuiverende:: men bedient ’er zich van tegens
den hoeft, engborftigheit, en de verzweringen
der long :,men fchryft haar in een af-
kookzel tot een half lood ,- en in poeder tot
een vierde- loots voor : in de Apothekers--
winkels , - bereid men ’ër een-borftfiroop
van.
De Zonnedaauw, is een vergift voor:'
de Schaapen ; zy verderft hunne lever en»
long, en verwekt hen een hoeft die-hen
langzamerhand doet omkomen..
ZONCti)
Het Werk dat den Auftèur hier bedoelt, zullen Wy ook aan onze Landgenooten mede deekn»
*Z O N N E R IN G . Dit zyn die verlichte
ringen, die dan eens witachtig zyn , en
ijdan weder flaauwe kleuren , even als den
Regenboog hebben, en die men om de Zon.,
*de Starren , en Dwaalftarren , waarneemt.
Wanneer men tuftchyn zyn ©ogeen licht , en
een vat met kokent water plaatft., zoo zullen
de dampen die ’er uit opftygen , dierge-
lyke ringen vertonen ; hier ©m ziet men by
..zeer helder weder, deze ringen nooit. Wanneer
de lucht dampig is ., zoo ziet men de
Maan mede met een diergelyke ring omringt^
die eenigzins op het geele trekt.
Z O N N E S T E E N , zie Solis Gemma.
Z O N N E V I £ C H , St. P i e t e r s -
■v i s oh. Deze Vifch is van een voet tot zestien
duimen lang; zyne gedaante is plat, zyn
kop en rug hebben een bruine kleur; zyne
vinnen zyn zwart, en zyne zyden goudkleu-
■ ïig. In ’t midden van het lichaam heeft hy
een ronde vlak, die een halve duim in mid-
•delyn beflaat; zyne fchubben zyn byna onmerkbaar;
men ontdekt’er een bochtige lyn
«op, die van den kop tot aan de ftaart voortloopt;
zyne oogen zyn groot, en hy heeft twee
doornen boven dezelve, waar van de punten
maar den ftaart gekeert zyn .; hy heeft op den
rug tien andere doornen , van een ongelyke
grootte. Tuflchen twee doornen koomen
eenige hairen voort , die naar borftels van
■ een Varken gelyken , aan welkers wortelen
men beentjes opmerkt, die de gedaante van
nagelen met twee koppen hebben, waar van
den eenen naar den kop en den anderen naar
den ftaart gekeert is. Hy heeft onder de
buik een vin die van v y f doornen voorzien
is: het overige van den buik is met beentjes
bezet, die zoo fcherp als meftchen zyn : hy
heeft vier vinnen ónder en boven de kieuwen
: zyn ftaart maakt zyn laatfte vin uit..
Zyn mond is zeer wyd gefpleeten en ge-
4)pent, en heeft vier vinnen aan iedere zyde.;
zyne darmen zyn dun en in elkanderen gekron-
k e l t z y n kuit is rond; zyn lever w i t , en
:zyn mild rood en klein ; het onderfte gedeelte
van het hart is rood, maar het mid-
•delfte en bpvenfte gedeelte trekken op het
w i t , ’ t geen zeldzaam onder de viftchen is;
zyn yleefch is zoo hard niet als dat van den
"Tarbot, het verfchaft een goed voedzel, en
■ is gëmakkelyk om tè koken en te veitee-
ffen: het wierd zeer hoog dooFfte Ouden ge-
.fchat.
De Zonnevifcb leeft van doode lyken, e.n
alles wat hy in de Zee vind ; hy is niet zeer
vreesachtig , en.bewoond de Rotzen vry-
willig, zoo wel-die van den Oceaan, als der
Middelandfche-Zee: men noemt hem Zonnevifcb,
om de goudkleur? die hy aan zyne zyden
heeft, het gemeene Volk heeft hem de
naam van St, Pietersvifch gegeeven , om dat
het gelooft dat den. Apoftel Petrus , op het
bevel van den Z aligmaker , een diergelyke
vifch genomen, en uit zyn mond den Stater
gehaalt heeft om de fchatting te betalen , en
dat het indrukzel van zyne vingeren de vlakken
gevormt heeft., die men op de zyden
ziet.
Z O N N E W E N D E , W r a t t e -
k r u i d , K r e e -Ft k r u i d , H eüotropium,
aut Ferrucaria.' Deze Plant die menigvuldig
in de velden, langs de wegen, op de zandachtige
plaatzen, en naby de gebouwen groeit,
heeft een enkelvoudige, harde , dunne en
houtachtige wortel; haar fteel is omtrent een
voet hoog , katoenachtig , witachtig groen,
met merg vervult, en getakt; hare bladeren
gelyken naar die van de Bafilikon , zyn eirond,
zenuuwachtig en rondachtig: de bloemen
koomen aan de uit-eindens der takken
voort, by wyze van witte airen, zy zyn lang,
wolachtig , en even als een Schorpioenftaart
gekronkelt: ieder dezer.bloemen is een za-
mengevouwen bekken: ’ er volgen zaden op,
die vier aan vier by elkanderen ge voegt zyn,
zy zyn langwerpig, afchverwig , bo.1 aan de
eene, en plat aan de andere zyde , met welke
zy elkanderen raken.
De bladeren van deze Plant zyn bitter:
zoo men de wratten, de hoornachtige verhardingen
aan de voeten, enz. met dit kruid
wryft, zoo geneeft het haar: de Zonnewende
word noch nuttig gefchat tegens de ver-
zweeringen waar in het koud vuur zich openbaart,
en tegens de kliergezwellen.
Z O O D E , Cespes, De Zooden o f Gras-
zooden, zyn klompen van meerofmin grootte
, die uit verfche en zagte aarde beftaan,
die met een fyn en dichtftaande Gras o f an-
. dere fyne Kruiden bewaflen zyn.
De fchoonfte Zooden komen van het zaad
der lage weiden voort: het Engelfche word.
het hoogfte gefchat. De kleine Hollandfche
-Klaveren, bet Kattekruid en andere fyne kruiden
zyn mede zeer gefchikt om fchoone
Zooden te vormen, De Klaveren, de Hane-
G g g g g g 2 • kam'