MYN JfiN EJLT& MYRABOLTS. MYRABOLANËN,
4 en van den Berg vinden, De ondervinding
leert ons noch , dat op de plaatzen op welke
de groeven zich onder de aarde, op weinig
diepte verbergen , de fteeleh van het graan
dat men in de oppervlakte gezaait heeft, geel
worden o f verwelken zoo ras zy uit'de aarde
voortkomen. Zóo’het water dat van de Bergen
afftröómt natuurlyk warm is , zoo is dit
een teken dat wanneer men tegens'deszelfs
ftroom opgraaft, men Pyriten , enz» vinden
zal. Alle deze merktekenen , afzondérlyk'
enomen, zyn dubbelzinnig ; maar verfchei-
é zamèn ge voegt zynde, vormen een groote
waarfchynelykheit.
Wanneer men van het beftaanvan eenMyn
óp een plaats verzekert i s , zoo; moet men
voor dat men de, bewilliging verzoekt, om
haar te mogen bearbeiden, acht geeven o f ’er
naby dezelve een genoegzame waterryke beek
én boffchen zyn ; vervolgens de Myn zelfs
beproeven; maar Vooral moet men zich wachten
voor misrekeningen in de koften 'dér be- ■
arbeiding en der voordelen die zy verfchaffen.
kan ; anderzints zal men zich, en alle de belang
hebbende leden, wel ras bederven: vervolgens
delft men een put om het Erts te zoeken
, enz. Zie myne N ieuwe M ine-
lAALKUNDE, en de K onst der M y-
r e n , enz. ten opzichte van het geene de
verdere bearbeiding der Mynen betreft.
Men kan tot de beöeffening der mineralen
niet te fterk aahfporen , als mede om middelen
.uit te denken tot-de bezuiniging der kosten
in de algemeene bearbeiding van deze
zelfftandigheden , welke van zoo veel'nut
voor de menfchelyke maatfchappy zyn.
T o t heden toe , hebben de Mineraalkun-
digen de Ertzen onder drie verfchillende Haten
befchouwt; i . o f als fmeltbaar door zich
zelfs; 2. o f die zich gemakkelyk fmelten door
behulp van een tuffchen koomende ftoffe ;
3. o f die bezwaarlyk konnen gefmolten worden
;, zelfs door behulp van fmeltmiddelen.
De Heer Gellert onderfcheid ze in Ertzen die
fcbeidbaar zyn in de wafchbakken ; in onaf-
fcheidbare Ertzen, maai* die echter fmeltbaar
zyn; en in roofzuchtige o f byna onhandelbare
Ertzen,
Zeldzaam vind men de Mineralen zuiver:
zy zyn doorgaans gemineraiifeert; het Goud,
dat alleen onder de metalen een uitzondering
op dezen regel maakt, is dikwyls met andere
vermengt. Men hóeft eenige Metalen , die
in zommige Geweften gemeender zyn als in
andere; het Goud en Zilyer vind men overvloediger
omtrent de Keerkringen ; en de aft*
dere Metalen naar het Noorden; het Yzer is
zeldzaam in de warme Geweften. Het gróót-
fte gedeelte van onze Ertzen zyn gemeene-
lyk het rykfte aan de gezichteinder van den
voet der Bergen: die van de Noordfche Landschappen
van A z ia , gelyk die van Siberte *
bevinden zich in het oppervlak van de aarde;
waar tegen, die van l>ët Noordelyk gedeelte
van Europa,' en byzonder deZweedfche Ko-
per-Ertzen, tot op meer als vier hondèrtroeden
diepte uitgedolven konnen worden» De
Zilver-Ertz van Sint-Maria , de Poolfche
Zout-Ertz , die der Steenkolen van Ingrande
in Bretagne ; de Lood-tErtz van PoülayPine;
de Kwik-Ertz van Cornwal ; die der Öpre-
ment van Turkyen; die der Kobalt van Saxen,
en een meenigte andere, worden op aanmer-
kelyke dieptens uitgegraven. Men heeft geen
Ertzen welke geen byzonderheden hebben,
die de oplettenheit van de Natuurkundigen,
Scheikundigen, en Beminnaren der Natuur-
lyke Hiftorie niet verdienen. Iedere Ertz
heeft haare gedaante, o f uitwendige kenmerken.
Mén kan zich hier in onderrichten ,
met de Kabinetten der Natuurlyke Hiftorie,
o f de Werkhuizen van de Myn werkers van
de byzondere Ertzen te bezoeken» Zie de
kenmerken welke w y van de verfchillende
Soorten van ieder klafle van Ertzen, op haare
algemeene namen ópgegeeven hebben.
Wat de handelwys betreft: om de gemine-
ralifeeerde o f vermengde mineralen tot haa-
ren eerften ftaat weder te bréngen ; hier toe
wyzen wy naar de Metaalkundige5 Werken,
Zié medé het Woordenboek der Scheikunde',
M Y N of M I N E R A L E N A G A -
R IK , dit is een foort van fyn, wit en wryf-
baar k ry t, dat zagt in het aanraken is : men
brengt het gemeenelyk uit Duitfchlandv
M Y N S T O F F E N , zie M in e r a l
e n .
M Y R A B O L T S , dit is de naam die
men aan de Myrrhe geeft, die uit Arabie
koomt, edoch de Europeanen bekomen dezelve
gewooïielyk van Suratte : zie M y r r
h e .
M Y R A B O L A N E N , Myrobalani, dit
is de naam die men aan zekere gedroogde
vruchten geeft, welke uit Ooft-Indië komen,
en waar van men Vyf voorname foorten ón-
I der-
M Y R O B A L A N Ê N » M Y R O B A L A N E N»
derfcheid:;' te weeten de Citroenkleurige o f
Qeeie; de In dia an fche o f Zwarte ; de-Groote
ö f Zwart bruine; de Bellerifche, én deAfcb-
verwige» W y weeten weinig betreffende de
boomen van Welke men dezelve inzamelt.
Verfcheide. Schryvers willen , dat zy op geheel
verfchillende boomen groeijen. De
Heer Adanfon , in tegendeel, zecht in zyn
Werk, Geflachten*dér Planten genaamt, met
volkomen zekerheit., .dat van de v y f foorten
van Myroboïanen die in de Apothekers winkels'
bekent zyn ,-deafchverwige alleen die
geéne is , die een byzonder foort en zelfs een
byzonder* geflacht van het geflacht der Wolfsmelken
uitmaakt. De vier andere .zyn, voegt
hy ’er by v niets, anders: als verfcheidenheden
van dezelfde vrucht. . De zwarte Myrobola-
nen zyn niets anders als deze vrucht noch
klein en jong zynde; De Bellerifche zyn dezelve
in. haare rypheit,eindelyk zyn.de Afch-
yerwigé én de Geele niet anders als verfchei-
denhecjen, van. deze" vruchten , welke kórter
:en byna -holrond zyn» De | Heer- Adanfon
.verzekert dat dit noch.onlangs in Indië, door
.een Kruidkundige nagefpoort .en dus bevonden
is* Men wil dat :de,Bengaalfchè boon
mede een foort van Myrob.olaan.is»
De G e e l e M yro' b a l a n e n , Myrobo*
ianï teirinee, zyn langwerpige.! en rondachtige
vruchten , zy hebben de dikte, van een
duim , een igeele; kleur , en zyn aan de uiteinden
ftomp ; zy zyn gewobnelyk met v y f
groote en in de lengte voörtLopehdó. groe ven,
benevens zoo veel kleine, verfiert. • De bui-
tenfchors is lymeiïg , bitter , en eenigzins
fcherp ; 'zy bedekt een harde , höekachtige',
gevo'orde, en; geelachtige noot, die een graau-
wê o f yaalr,ode Amandel bevat.. Deze vrucht
ten;groeije'n , zOo meii zecht; :op( een boom
•die de:grootte van .een wilden pruimenboom
heeft ,:j welkers Bladeren gelyk die van den
fjorberiböom :.te rzamêni g'evoegt zyn , en die
-voornamentlyk te Goa:groeit.
• De G r o o t e o f Z w a r t -B r u in e
M y r ö b a LANE:N-b Myrobalani.chehuhc; get
iyken haar de -Geele ,:maar: zy zynryeeLgroö-
(ter \ en komen meer; in gedaante mét een Peer
over ëe,n ■*. zy hebben mede. vyf;ribben , zyn
ïgerimpelt,- hebben uitwendig; een bminachtfè-
•ge kleur , en inwendig een zwartachtige ros*-
fe ; zy hebben dezelve fmaak , .en veel dik-
.ker yleefch als de'vorige ; haare noot Is hoeló-
^chtig^en. hpl -j :'en -bevat-een -langwerpige
/ ,I[. D e e l .“
13/
Amandel; mén- verbreekt dêzelve.«.bezwaart
lyk. Men zecht, dat den boom welke haar
vóortbrengt enkelvoudige bladeren.j gelyk de
Perzikboom h e e ft, zynë bloemen zyn roodachtig
en ftarswys , hy groeit in de* omleg?
génde ftreeken van Decan , en in Bengale,
Brosper Alpihus heeft een foort van Zwartbruine
Myrohalaan befclireven , die men te
Cairo aankweekti; maar die geheel van de
vorige verfchilt.
De I n d ia a Ns ch e .'o f Z w a r t e M y -
r o b a l a n e n , Myrobalani nigrce, zyn lang
en d ik , gelyk kleine eikels, zy zyngerim-
pelt, uitwendig zwart, glansryk , en agn de
buiten zyde met een-groef gevoort ,, -even als
o f zy geen volmaakte vruchten waren ; zy
bevatten een onvolmaakte Amandel. Wanneer
men ze kaaüwt, zoo hechten zy zich
aan de tanden en verwekken het fpeekzel ;
haar fmaak is wrangachtig, bitter en zuur.:
men wil dat de bladeren van den boom die
haar yoortbrengt , naar die van den Wilgenboom
gelyken; hy.grpeióté Cambaye.
De B e l l e r i s che M yro b a l a n r n ,
Myrobalani Bellerife , deze zyn ■, rondach- •
tig , hebben weinig hoeken koomen in
gedaante met de Muskaatnooten over een >,
zyn eenigzins. geelachtig , en eindigen in een
fteeltje dat eenigzins dik is , gelyk de Vyg
doet. Haare fchors is een weinig zagt, wrang,
-en zamentrekkende ; zy bevat een graauwacn-
tige Noot , in welkers holligheit men een
Amandel vind , die naar pen Hazelnoot gc-
lykt. De boom die haar voortbrengt groeit
in Bengal'e ; -zyne bladeren gelyken naar die
van den, Lauwrier ,'maar zyn. veel bleeker-;
ten minften is dit de befchryving welke die
geene opgeyen,- die.van de v y f foorten van
Myroboïanen volftrekt zóp veel yerfchillenr
-de vruchten maken.
De A s c h v ë rw ig e .My ro ba la n en ,
Myrobalani embdic^ .;zynByna vond, hebben
zes verheven ribben , en de grootte van een
■Galnoot; en een zwartachtige. graauwe; kleur:
zy.bevatten; onder, -ee^-^esachtig' iinerg 5 dat
■zich in >ze'$. dëelen opept wanneer het, ryp is,
eén. ligte en witachtige Noot, die,dq;grpotte
-van! een kleine Ho^ekippt h e eft; zy.(is ho.ek-
achtig, en in drie'cellétjes verdeelt; rdie zich
^-ópenen wanneer zy ryp is., - Men brengt ons
•gewo'h'elyk ’ alleen de gedcekèns. van het gé-
droogde yleefch, over; die zw-artachtig ? rins-
S. w ach