overige van Italiën , aan een zeer goede
Meer- en Rivier-vifch, die naar den Puit-Aal
ge lykt, en ’er alleen door de grootte van
verichilt. Het gemeene Volk voed ’er zich
door het geheele Milaneefche mede.
S T R O M B I T E S . Dit zyn Eenfchel-
pige delf bare Schelpen, die in flangetrekken
gekronkelt zyn , deze zyn zoo diep niet ais
die der Trompetten: zy gaan behalven dit in
vermindering , gelyk die der Maanhoorns
voort; eindelyk de Strombites zyn veel langer
, veel dunder, en in het midden niet opgeblazen.
S T R O M L IN G. Dit is een foort van
kleine Haring, die zeer aangenaam is , en
een uitmuntende fmaak heeft, men vangt hem
in een verbazende meenigte in de Golf van
Bothnie: zie het artikel H a r in g .
S T R U I S V O G E L , Strutbio. Dit is
de grootfte van alle Vogelen , zoo men ’ er
mogelyk de Kafuaris van uitzondert, die ,
fchoon hy voor den Struisvogel in hoogte j
zwichten moet , hem echter in dikte overtreft.
De Struisvogel heeft zeer lange bee-
nen : hy heeft een zeer lange hals , en een
kleine kop. Zyne hoogte evenaart byna die,
van een Man die te paard zit. Hy heeft niet
meer als twee vingeren aan iedere poot: deze
vingeren ftaan beide aan de voorzyde , en
zyn tot aan het eerfle gewricht met elkande-
ren, door een fport van vlies vereenigt: zy->
ne beenen zyn fterk, vleesachtig, en hebben
geen vederen tot aan de knyen , gelyk mede
het onderfte gedeelte der vleugelen. Zyne
vleugelen zyn klein , en volftrekt nutteloos
om te vliegen. Z y zyn door de Natuur ge-
fchikt om den Vogel in.het-lo,open nuttig te
zyn , vooral wanneer hy den wind in zyn
voordeel heeft. Z y zyn hem echter van het
zelfde nut niet als de zeilen voor een fchip,’
om dat zy niet, gelyk die van andere Vogelen
gevormt zyn , waar van de baardjes der
vederen T die een wonderbaar.maakzel hebben
, zich in elkanderen ftrengelen , en een
gefloten lichaam vormen , || geen in Raat is
om de lucht te flaan. De. vezels der baardjes
van de Struisvogel vederen , die echter zeer
fchoon zyn, fluiten nooit tegens elkanderen,
maar zy zyn golvend en buigzaam , en mis-
fen die haakjes*, die de door-een-vlechting
van de vederen begunftigt. Wat meer is ,
zyne vleugelen miflen die wonderbare tuigwerkelyke
eigenfchap , die de vleugelen der
andere Vogelen, dan eens recht, en dan weder
fchuins doet zyn , men kan hier van de
omfchryving op het woord V l e u g e l vin-
den.
Men merkt aan het uiteinde van iedere
vleugel' twee fporen op , die ten naaften by
gelykvormig aan de ftekels der Stekelvarkens
zyn ; eenige willen dat zy hem tot verdedigende
wapentuigen verftrekken , andere dat
zy hem tot fpooren dienen om zich zelfs in
zynen loop aan te prikkelen. De vederen
van den rug zyn zwart in de mannetjes, en
alleen bruin in de wyfjes ; door haare zagt,
heit gelyken zy naar w o l: de fchachten der
vleugelen hebben dezelve kleur , maar zy
zyn_ aan het bovengedeelte by uitftek wit;
de ftaan is dicht, rond , en uit witachtige’
vederen in het mannetje , en bruinachtige in
het wyfje te zamengeftelt , fchoon zy echter
wit aan het uiteinde zyn : deze vederen worden
zeer begeert om de helmen te verfieren,
De hals en kop van den Struisvogel zyn niet
een foort van dons , o f dun hair, in plaats
' van vederen bezet. Dit Dons beftaat uit twee
foorten, waar van het eene grof en het andere
fyn is. Het fyne word tot het zamenftel
der gemeene hoeden gebruikt. Het grove
word gefponnen, en dient in de. ftofwevery-
en pm de zelfkanten van het iaken te vervaardigen
, vooral 'die van het fyne zwarte
laken.
Kan men niet.zeggen , wanneer men dezen
Vogel befchouwt die vleugelen om voort te
gaan, en niet om te vliegen heeft, die voor
een gedeelte met vederen , en voor een gedeelte
met een foort van hair bedekt is , dat
hy een van die Dieren is , • waar in men dier
-fchakeeriugen opmerkt , waar door de Natuur
van het eene tot het andere wezen overgaat
; en dat hy in zekervoegen , de middelrang
tuifchen de twee-voetige Dieren , en de
"Vogelen beflaat?
De Kop van den Struisvogel is klein,plat,
en byna kaal : zyn bekkeneel is dun en brcu-
kig ; mogelyk is dit de reden om welke dit
Dier zyn kop, wanneer het gevangen i s , en
geen middelen meer ziet om te ontkoomen,
als het tederfte gedeelte -van zyn lichaam ,
verbergt: zyn-bek is zeer klein in evcnredig-
heit van zyn lichaam ; hy. heeft een driehoekige
gedaante, en zyn mond is zeer wyd ge-
fpleetén: zyneoogen zyn groot, en hyheeft
twee oogleden ter wederzyden , als mede
wenkbraauwen , gelyk de Menfchen. Hy
hééft
heeft inwendig in het oog een derde ooglid ,
«èlyk het grootfte gedeelte der Dieren ; dit
1-een zeer dun v lie s .' Aldrotandus gelooft ,
dat de Vogelen dit derde ooglid hebben óm
het gebrek van het bovetifte ooglid te vervullen
° ’ t geen zoo kort is dat het niet génöèg-
zaam nederwaarts kan gebracht worden, om
Set oog te bedekken , gelyk het ziilks in de
Menfchen dóet. Maar het heeft fchyn , dat
dit inwendige ooglid een ander gebruik in de
Vagèlen heeft,vermits men het in de Struisvogelen
vind , wier oogleeden zoo groot
m l dat zy gemakkelyk het oog bedekken
konilén. Behalven dit, . fluit het onderfte
ooglid van de Vogelen zich tegens het oppente,
en zelfs zoo nnauwkeurig als d&t der
Menfchen. De Struisvogel heeft, gelyk de
Kameel, en eeltachtig lichaam aart het o'nder-
(te gedeelte van bet bovlltieen , op welke hy
leent wanneer hy zich nederlecht.
De Struisvogel vêrflind önverfchillig allés
wat men hem aanbied,- als Leder, Kruiden,
Brood* Hair, en andere zaken : hy verteert
het Yzer noch de andere harde lichamen niet
die hy doorzwelgt; maar looft hen weder geheel
door 'den aars.; Het is niet waarfcbyne-
lyk om te denken , dat zyn maag een fchei-
vocht bevat , dat in ftaat is om net' yzer en
andere harde lichamen te verceerén. Maar
vermits in de Vogelen , en in ’t gemeen in
alle dè Dieren , de ontbinding der fpyze ,
niet alleè'n door de vochten der maag , maar
nóch door de werktuigelykebeweegingen der
maag gefcjhied , die het gene zy bevat gefta-
dig drukt;, en wryfe ; zoo heeft de Natuur
hen van een fpierachtige maag Voorzien , en
aan het grootfte gedeelte der Dieren, die zich
met een hard voedzel zonder het te k aanwen
voeden, eèn1 natuurlyke geneigtheit geeven
om keifteenen door te zwelgen , gelyk de
Vogelen zyn die granen ecten. .Deze Kei-
fteeneii vermalen’ door hunne wryving in de
fpierachtige maag , het gene de andere door
middel van hunne tanden, vermalen ; fchoon
de maag van' eenige Dieren echter met een
byzonder vermogen begaaft is , 6tn ‘in de eë-
ne-Vifch , en in de andere , Beenderen en
raauw Vleefch te verteeren.
De Struisvogel, die een verflindent Dier
is ; moet eenige harde zaken doorzwelgen ,
die hem dienen om zyne fpyze te verduuwen,
niaar hy maakt een misbruik van de geneigt-
beit die de Natuur hem hier tóe. gegëeven
beeft, wanneer 'hy Y z e r ,'e n vooral ,. wane
e r hy Koper’doorzwelgt, dat ih zyne'^naag'
in een vergift verandert. Men heeft de maag
van eénige Struisvogelen ge-opent, in welke
men tot zeventig duiten vond, die door hunne
onderlinge wryving op elkanderen, byna
drie vierde gedeeltens afgefleten waren; maat
de Peulvruchten , het H o o i, de Steenen en
Beenderen die men ’er in vond , waren ’ er
geheel groen door geworden, men heeft het
zelfde in de maag van een Trapgans gevonden.
Men heeft mede van die gene verftaan die
deze dieren in de Diergaarde te Verfaillesop-
paflen , dat de Struisvögelen die veel Yzer
en Koper1 doorzwelgen , alle binne weinig
tyd ftèrven.
De Struisvogelen leggen twaalf ofvyfden
groote eijeren. Eenige van deze eijeren kon-
nen een pint vocht bevatten : hunne fcbaal
is zoo hard , dat men ’er vaten van maken
kan , waar van men Zich even als van Porce-
lein bedient. De Struisvogelen leggen hunne
eijeren in het zand , en men w i l , dat zy
aan de Zon de voorzorg laten om. hen uit te'
broeden.
De Heer Adanfon, deze yverige Nafpoor-
der der Natuur , heeft ons onderricht dat de
Struisvogelen aan de Senegal hunne eijeren
bebroeden ; edoch maar alleen geduurende
den nacht. Zyne Waarneemingen rechtvaardigen
de Struisvogelen dus van de onverfchil-
rignejt die men hem ten opzichten van hunne
eijeren te 1 aften lecht. Het gene men hen
dus als een verftandelöosheit v e rwy t, ftrekt
in tegendeel tot hunnen lo f ; om dat zy in
plaats van geftadig op hunne eijeren te bly-
ven zitten, hen maar alleen bebroeden waanneer
zulks nodig is. Men Heeft vergeefch bezocht
om de eijeren der Struisvogelen die in
de Diergaarde te Verfailles opgevoed worden
in de Zon o f in een Athanor met een langzaam
vuur hitte broeden.: men heeft in deze
eijeren geen de minlte gefleltheit tot de voort-
teeling konnen ontdekken
Heeft men dus geen redenen óm te denken
, dat , fchoon men de nodige warmte
vóórtbrengen k an , om deze eijeren te doen
iiitkoomen , echter de groote veranderingen
die in deze Dieren door de verandering van
lüchtftreek is voortgebracht, de zaden die tot
de vermeerdering van het foort dienen tot
in hunne bronwellen verdorven zyn ? Hoe
veëi zonderlinge voorbeelden ziet men niet
van de veranderingen die door de luciuftree-
ken veroorzaakt worden ! Verliezen onze
Honden in Nigrittën hunne hairen niet , als
mede het vermogen om te konnen b'aiïen ?