896 W Y N S T O K .
del die alleen in zeer warme gronden en gun-
ftige jaargetyde Haagt, Om de rypwording
van deze Druiven te bevorderen op plaatzen
alwaar zy door de hitte der zonneftralen
niet zeer bevordert worden , zoo gebruikt
men de voorzorg om eenige beziën met een
fchaar ïait de trollen te 1'nyden, zoo ras zy
iets grooter als erweten zyn, bier door groei-
jen de andere met meer kracht. De zamen-
gepakte druiftroffen zyn de geringfte, zoo
wel voor de tafels als om ’er wyn van te
perlfen. Men kan mede de Muskadeüedrui-
ven , en andere witte druiven van 'eenige
van hunne bladeren ontlailen, en hun loof
en takken gedurende de grootfle hitte der
Zon befproeijen ; de vochtigheit maakt de
druiven zacht, en geeft haar een amber
kleur die het oog vermaakt.
Men heeft eenige Liefhebbers die vroeg-
tydig de jonge druiftrolïen, en andere kléine
vruchten in vleffchen fteeken, in welke
zy volmaakt ryp worden, en langen tyd bewaart
konnen worden, zonder dat men voor
de befchadiging der Infeóten.of de onguurheden
van het weder, beducht hoeft té
zyn.
. Men heeft verfcheide andere middelen om
de druiven te bewaren: men kan lange ranken
affnyden, aan welke verfcheide trollen
valtgehecht vyn , en deze ranken aan hoe-1
pelen vafthechten , in plaatzen alwaar de
lucht nietververfcht word: het zekerftè middel
is dat men haar in kanen o f drooge tonnen
hangt, op dat, wanneer men een van
deze kallen opent, de. lucht de andere niet
verderft. Een ander noch zekerder middel,
maar ’t geen meer omflag baart, is dat men
de druiven den géheelen winter aan den
Wynftok Iaat, en de troffen in twee kleine
zakken belluit, waar van den ëenen van papier,
en den anderen van gewafcht linnen
is. Waerfchynelyk trekken zy alsdan noch
eenig voedzel uit den ftam , en laten weinig
van hare vochtigheit uitwaalïèmen ; zy
zyn in deze bedekzelen voor de belediging
der regenvlagen befchut, en de hagel , vogelen
, rotten en gemeene vorft befchadigen
naar niet. Wanneer de Vorft geftreng begint
te worden, zoo bedekt men de Wyn-
ftokken met matten, en men is byna zeker
dat men zeer fchoone Druiven tot Paaffchen
hebben zal. De kollen van' deze zakken is
gering, en zy konnen verfcheide'jaren achter
elkanderen gebru.kt worden. Men moet
acht geven dat men de kroppen van de zak-
W Y N S T O K .
ken van het- gewafcht linnen eenigzins vall
toebind.
Vermits de geheele kohlt om de Druiven
én andere vruchten te bewaren hier in be-
ftaat, dat men hen zoo naauwkeurig als mo-
gelyk is voor de aanraking -van de lucht befchut,
die de gilling veroorzaakt: men kan
haar noch op de volgende-wyze bewaren,
Men moet de druiftroffen in een vat óp
een bedding van zemelen plaatzen , zonder
dat men ze drukt-of op'elkanderen lecht.
Op deze laag troffen vormt men één ander
bed van zemelen o f affche, en dus vérder
beurtelings tot dat het vat' opgêvult fs , ’ c
geen men vervolgens indiervoègen toeftopt,
dat ’er de lucht niet indringen kan. Deze
druiven biyven dus den geheel en winter -gaaf.
Zoo men haar een nieuwe'frisheft wil doen
verkrygen, zoo fnyd men het uiteinde van
den Heel 'af, en plaatft hem in witte wyn,
even als men de bloemen met de fteelcn' In
water plaats, maar men moet acht geven ,
dat men tot-de witte druiven: witte wyn,
en tot de roóde o f blaauwe, roode wyn gebruikt:
de wyng'eeft is noch beter gefehikt
om baar dat gene weder te doen bekomen,
’t gene zy van hare hoedanighéil verloren
hebben.
Men geeft de naam van Rozynen, aan de
Druiven die men door de- zonneftralen heeft
laten droogen , waar door zy veel ‘zoeter
worden; of wel in een oven., waardoor zy
eenigzins rinfer worden. Men onderfcheid
drie voorname foorten van Rozynen; te weten
die van Damaskus, die de grootlle zyn;
de middelbare, tot deze behooren de Rozyfien
van Froveuce, en de Korinten.,
De Rozynen van Damaskus zyn druiven
die gedroogt, gerimpelt, platachtig, omtrent
een duim lang en breed, bruin, halfdoor-
fchynende, vleesachtig, en met een wezent-
lyk zout bedekt zyn , ’t geen zoet is en naar
fuiker gelykt, zy bevatten Weinig kertjen ,
en hebben een zoete fmaak, die niet zeer
aangenaam is. Men noemt haar Rozynen van
Damaskus, om dat men haar in Syriën na-
by Damaskus inzamelt en bereid. De Wyn-
ilokken , die deze druiven voortbrengen ,
verfchillen van de andere door de verbazende
groote van hunne beziën ; die de gedaante
van een Spaanfche O ly f hebben.
De Rozynen van Languedoc zyn druiven
die in de Zon gedroogt zyn , zy gelyken
naar de voorgaande, maar zyn veel kleinder,
zoet eh-aangenaam van fmaak, en fchynen
ge-
■ .
«ekonfyt. Men bereid haar in Provence en
Languedoc, maar niet naauwkeurig van het
zelfde foort van druiven ; want eenige nemen
’er Muskadelledrutven toe , en andere
weder andere foorten.
■ Zie hier de wyze op welke de Inwoon-
ders van Montpellier hunne druiven droo-
gen: zy hechten de troffen by paren aan een
draad vall, na dat zy ’ er de verdorven beziën
uitgedaan hebben; zy dompelen' haar in
kokent water , waar in zy een weinig olie
doen, tot dat de beziën beginnen te rimpelen
en te verwelken; vervolgens plaatzen zy
deze troffen op Hokken om haar te doen drogen,
en drie o f vier dagen hier na, hangen
zy haar in de .Zonneftralen. Men bedient
zich in de Npordelyke Landen van Rozynen
, om een door konftgemaakte wyn te
bereiden, deze is krachtig en niet onaangenaam
; hier toe laat men haar in water wee-
ken, en vervolgens giften.
De Korinten. zyn gedroogde druiven, die
een purperachtige, zwarte kleur, en de groote
van aalbeziën o f vlierbeziën hebben, haar
fmaak is zoet, en met, een aangename^ rihs-
heit 'vermengt. Men noemt haar Korinten,
om dat men haar vóormaals naby de Stad
van dezen naam aankweekten. Men vind haar
tegenswoordig in die Landftreek niet meer,
’t geen mogelyk door de onachtzaamheit der
Ipwoonders veroorzaakt is, De Wynllökken
die haar vóórtbrengen, zyn gelykvormig aan
de andere, hunne bladeren zyn alleen grooter,
minder ingefneden, Homp, veel dikker,
en witachtig aan de onder zyde; hare korlen
zyn mede veel klein der, én overtreffen
naauwlyks die dér aalbeziën in groote ; zy
zyn mede niet harder. Men kweekt deze
Wynftokken thans op Zante , Cephalonie
en andere Eilanden aan, die onder het gebied
der Venetianen Haan. Men plant alleen
die_.gene wier vruchten zwart zyn. Men fnyd
de druiven in de maand Auguftus af, wanneer
zy ryp zyn , en, laat naar in de Zon
drogen ; wanneer zy droog zyn zuivert men
haar, brengt haar in de pakhuizen , werpt
haar door een opening, die hier toe in het
dak gemaakt is , en vult ’er dus een geheele
kamer mede op. Deze Korinten drukken elkanderen
door hare eigen zwaarte ; en zyn
wel ras indiervoegen met elkanderen veree-
nigt, dat men zich van puntige y-zers moet
bedienen om haar van een te fcheiden, wanneer
men ze in vaten wil pakken om baar
te vervoeren. Men treed haar met de bloo-
XI. D e e l .
te voeten om ’er een grooter hoeveelheit
van in de vaten te konnen pakken, en ’er
dus de lucht uit te houden; zy biyven een
geruime tyd goed.
De Rozynen bevatten een zoet en honingachtig
fap, ’t geen zoo lymerig als dat der
jujuben en Schellen niet is ; men lchryft
haar in de borllzuiverende garfte waters voor,
om de fcherpheit der vochten te verzachten;
en in- verfcheide afkookzels,, om de fchcr-
pe_ en -onaangename fmaak van eenige geneesmiddelen
te verminderen. De Rozynen
zyn met de korlen zamentrekkende , maar,
verzachtende wanneer men ’er de korlen uit
doet. ■ ■ : . - .
Het foort van druiven, die men JSourde-
lais noemt, dienen om verjuis te maken ,
wanneer zy noch groen zyn. Het vocht
dat men ’er uit perft is zamentrekkende,
verfriffende, gefehikt om den eetluft op te
wekken, en nuttig in de brandende koort-
zeu. Men bereid in den Zomer van verjuis,
water en fuiker, een aangename en verfris-
fende drank, die in de zware hitte nuttig
is , vooral voor de galachtige temperamenten.
Men bereid mede mpt de verjuis, uitmuntende
confituren.
W Y N S T O K S T R A N É N . Deze naam
geeft men aan het vocht, ’t geen natuurlyk
droppelswys in de Lente uit de toppen o f
ranken der Wynftokken vloeit, wanneer’er
het fap in opklimc na dat zy gefnoeit zyn:
men wil dat dit vocht nuttig voor de gebreken
der oogen en nieren i s , en dat ’.er
een glas vol van, een dronk menfeh bet ge.-
bruik van zyne zinnen weder doet bekomen.
Men geeft mede de naam van Tranen aan
de gomachtige o f harftachtige fappen, welke
ftremmen wanneer 'zy uit de bomen vloei-
jen die hen vóórtbrengen. Dus zecht men
tranen van den Dcnneboom, Maftik in tranen
, enz. Zie de artikelen Gom en Harst.
W Y T I N G , Merlangius. Dit is een
Vifch van den Oceaan, die een voet lengte
heeft, en zomtyds noch langer is; hy is in
evenredigheit van zynë lengte dun , vooraf
naby den Haart, want naby den kop is hy
' dikker. Deze Vifch die algemeen op de Eu-
ropifche vifchmarkten bekent is , heeft een
kop en lichaam die platachtig aan de zyden
zyn , maar het voorfte gedeelte van zyn kop
is veel platter aan de boven zyde, wanneer
den mond gefloten is, de rug is bol, en de
X x x x x aars