éindens geplaatH is , met een kléine opening
Omtrent het midden , door welke het in en
üit gaat; het lecht negen o f tien eijeren , en
zomtyds een noch grooter getal.
Dit Vogeltje onthoud -zich gaarne alleen*,
èn zelfs wanneer het een van zynes gelyken
vind, vooral wanneer het een mannetje i s ,
zoo vechten zy met elkanderen , tot dat een
van beide als verwonnen zynde , de vlucht
neemt: het is altoos vrolyk , vlug en leven-
dig: het draagt zyn Haart even als' een Haan
opgefchorc: het voed zich gewonelyk met
Wormen en Spinnekoppen : het onthoud
zich doorgaans in de heeflers en ftruiken :
men kan het niet als met veel moeite vangen:
het is nooit treurig, maar heeft altoos
luft tot zingen ; hier om hoort men het des
morgens en des avonds van verre, en voorat
des Winters. Wanneer het tam gemaakt is ,
zoo zingt het op een bevallige wys , en zelfs
op een hoger en welluidender toon , als een
zoo klein*-tieliaam fchynt voort te kennen
brengen : :zyn lieflykfle gekweel hoort
men in de maand Mey , ’t geen dé tyd van
zyne liefdensbedryven is. Deszelfs jongen
Zyn moeijelyk om in een kooitje opgevoed
te worden.
" W y zyn ooggetuige geweeft, dat in verfcheide
Landfchappen van . Vrankryk , de
■ Land-Lieden befchroomt zyn , niet. alleen
om deze Vogeltjes te dooden, maar zelfs om
hunne netten te flooren ;. elders befchouwt
men hen als een byzonder geneesmiddel regens
de Heenen der nieren order blaas, wanneer
men ’ er het vleefch raauw van é é t , o f
hen verbrand , en ’er de afTche van met. witte
wyn inneemt: op.wat-wyze men ’er gebruik
van maakt, zóo dryven zy de pis zeer
Herk af.
2. Het G e k u if ö e W in t e r k o n in k -
J e , Regulus criftatus: dit is^het kleinfle van
alle Vogeltjes die men in Europa heeft; de
Italianen geven het dé naam van Fïor-rancto
([Goudsbloem}: het heeft op de kop een zeer
Ichoone o f glansryke vlak , o f goudgeele
kuif, dié met Saffraankleur gemengt is : hier
©m is het door de Ouden met de grootfche
samen van Regulus en Tyrannus genoemr.
Het kan, wanneer het wil , dit foort van
ku if geheel verbergen en Onzichtbaar maken,
met zyn voorhoofd te rimpelen , en de zyden
van de vlak zamen te trekken’:• zy is langwerpig,
en rechtflreeks over het midden van
(denkop uitgeftrekt, van. den bek af tot aan.
denhals; zy is met een zwarte Hreep omringt
: de zyden van den hals zyn groen achtig,
blinkende en geelachtig ; de oogen zyn
met wit omringt; de hals en rug zyn treurig
groen, en trekken op het geel : de borfl is
bemorfl wit , de pennen der vleugelen zyn
taankleurig , en eindigen aan de binne zyde
met geele-, en aan de buiten zyde met witte
vlakken : de bek is dun , zwart, recht, en
kort; de regenboog der oogen nootenkleurig,
en de pooten en klaauwtjes gedachtig. Het
wyfje lecht zes o f zeven eijeren , die de
grootte van groote erwétén hebben :. zy maken
hunne neften in de Olm- o f Dennebóo-
men , en Hellen hen Van groene Möfch, te
zaaien die met S-pi mie web ben gemengt i s , ’c
geen hen zeer Hevig maakt. Deze neften
hebben de grootte van een kaatsbal. .Het
gekuifde Winterkoninkje voed zich met kleine.
Infecten; het fluipt mede door de heggen
én flruikén.
. 3. Het OnreEKüiFD'E W in t e r k o n
in k j e , Regulus non criftatus dit is veel
kleinder als het Gemeen© Winterkoninkje
maar veel grooter als het voorgaande. De
boyenHe vederen van het mannetje zyn donker
groen, die van het wyfje zyn veel bruinder
: de kin en de zyden van het hoofd onder
de oogen zyn gedachtig ;v het heeft een
vlak van dezelve kleur ter weder zyden van
de bbrH by het begin der vleugelen ; de on-
derfle vederen zyn witachtig; de bek is bruinachtig
, en zeer dun ; de bee,nen en pooien
zyn k le in .g ed a ch tig in het mannetje,|en
zwartachtig in het wyfje ; hun gekweel :ge~
lykt naar den fchorren; toon der Springhanen
: z y onthouden zich in de Boflchen en
WoeHynen , en zetten zich op de toppen
'der Eikeboomen : zy maken hunne neften
van Mofch en Stroo , en zy j>ekleeden hen
inwendig met harren en vederen : zy leggen
gewonelyk v y f eijeren-, die met rood ge {pikkelt
z yn ..
Men voed de Winterkoninkjes in de kooitjes
met zwarte Maankop. Men geeft mede
de naam van Indiaanfeb Winterkoninkje,
o f Muskus M'uftch , aan het. wyfjé van het
'Kolibrietje\ zie dit woord»
W I N T E R K E R S , Barbare a-. Dit is
een foort van Kers die op den oe ver der grachten
, langs de beeken én de Hroomende en
HilHaande wateren, en zomtyds mede in daverden
groeit. Haar wortel is. langwerpig
midmiddelmatig
dik, wit, langlevende, en fcherp
van fmaak : hy fchiet verfcheide Heelen ter
hoogte van een . en een halve voet u i t , zy
zyn getakt-, mergachtig en hol , de,bladeren
zyn veel kleinder als'die der Rapé, eenigzins
geiykvormig mét die der Kers , en donker
groen en blinkende , de toppen zyn met lange
airen van geele en kleine; bloemen bezet ,
die iéder ui,u, ■ .vier. kruiswys g.efchikte■ bladeren
teza.tnengeHe.lt zyn : ’er volgen kleine,
langwerpige , kegelvormige en malfche peulen
op, dierosachtige zaden bevatten : men
kweekt deze plant mede in de moeshoven tot
faladé aan: zy bloeit in de maanden Mey en
Juny, blyfe den geheel en Winter groen, cn
vermeen igtvuldi gt zeer gemakkelyk.
Deze Plant is afvegende cn wondheelen--
de : men maakt ’er afkookzels van , die zeer
nuttig in het graveejachtig kolyk , de fcheui>
buik , en beginnende waterzucht zyn : de.
Boeren in Vrankryk. Hampên deze Plant een
weinig en laten haar geduferide een maand in
Olyf-Ólie vveeken, en bedienen ’er zich vervolgens
met veel nut van , als van een uitmuntende
balfem tegens de wonden.
W I S S E , zie W ik k e . •
W I T B O R S J E o f W i t h a l s j e , Al*
bccula. Dit is een Vogel die in de Lente in
Engeland aaïïkoomt, en dit Eiland in den
Winter verlaat; zyn bek is vooreen gedeeL
te zwart, en zyne vederen byna geheel w it,
vooral aan den hals: het onthoud zich in de
heggen en tuinen , en leeft van Vliegende
Harten , V liegen en, andere Infeéten ;: het
verbergt zich , en. fpringt van de eene haar
de andere zyde. door de Hruiken , in welke
het zyne neH, naby de aar^e,maakt: het uit-»
wqndige gedeelte van dezelve , beflaat uit
kleine Heekjes van kruiden en drooge Hrooitjes
, het middelfle uit.fyne biezen en zagte
kruiden , en het inwendige uit paarde hair,
en fyne hairen : het lecht v y f eijeren , die
een bruine zwarte kleur hebben , die met
wie, en groen gemengt is.
W I T B U I K J E , Fitriftora, Dit is een
kleine Vogel, waar van men verfcheide foor-
ten heeft, die door de grootte , kleur , en.
plaats die zy bewoonen , verfchillen. Het
Witbuikje is gewonelyk graauw aan de bo^
ven.zyde , maar het heeft een witte buik,
en de yederen van den fluit hebben dezelve
kleur; andere zyn afchverwig, maar hebben
mede een witte buik, enz.
Het Witbuikje is zoo groot als een Mufch ,
en zoo dik als een Mees ,aeszelfs zwarte bek,
gelykt naai* die van den Pluvier : dejpooten
en het uic-eindc van den Haart zyn "zwart ?
de vlucht van dezen Vogel is niet langdurig^
hy geeft een kleine fchreeuvv wanneer hy
opvliegt, en hy vliegt langs het oppervlak
van het water: hy heeft geen aanhoudent gezang.
Deze Vogel kan noch in een kooitje,
noch in een vogelvlucht leven, en zyn vleefch
is niet fmakelyk. Hy.maakt zyn neH in holligheden
der.fleenbopen of der vervallen ge-:
bouwen. Hy lecht v y f o f zes eijeren. Men
ziet hen de Landbouwers volgen om de wormen
en andere Infeplen te verflinden , dia
door de ploeg opgedol ven worden. -
. Het Engelfche .Witbuikje broed zyne jongen
in da oude Konynenholen uit. Meti
vangt een menigte van deze Vogeltjes met de
lymliangen , door middel van een fluitje „
waar door zy gelokt worden.
W I T - G O U D , zie P l a t in a d e l ,
P in t o .
W I T - P I K , zie P yn b o o m en D en-?
NEBOQM.
W I T S T A A R T . Deze naam geefc men
aan een foort van Arend, o f Wouw, die,
wanneer hy al zwevende vliegt, de kop niet
opheft, gelyk de Roofvogelen , maar altoos
naar de aarde ziet: hy vliegt meer by het-op-
en-onder gaan der Zon, als op andere tyden
van den dach. Deze Vogel taH de Hoenders,,
Patryzen, Konynen, en Hazen aan; hy ont-^
houd zich aan de randen der boflchen.
. W I T V I S C H . De Groenlanders geven
dezen naam aan een foort van Walvifch, die
alleen twee tanden aan de onder zyde heeft,,
zecht Anderfon, in zyne NatuurJyke Hiftorie
van Groenland, Deze Vifch heeft een ipitze
kop; hy fleeft geen vinnen op den rug,maar
eene opening om. het water uit te werpen;
hy heeft twee operiingen , en het onderlle
gedeelte van het bekkeneel, maar die zich in .
de vleesachtige buis vereenigen, om een wa-
terfprong voort te brengen. De Witvifch is
geel achtig wit; hy is vyftien o f zeflien voeten.
lang; hy verfchaft weinig meer als twee
vaten fpek : dit is zoo week dat ’er de har»
P p p p p 2 poen