haar rug en het opperfte van haaren kop,
Zyn geelachtig ros; en haaren buik cn pooten
zyn wit.
5. De W i t t e V i r g i n ï $ che R o t
Mus dlbus Virginlanus: haaren ftaart is twee
en een halve duim lang, dik aan deszelfs oor-
fprong en'in een punt uitloopende ; hy is
mèt lange en hier en daar gepla.atfte,hairen
bezet. "Zy hebben een langwerpige kop en
knevels die uit zwartachtige haireh !zamen-
géftelt zyn. Het geheele lichaam van dit dier
is met witte en korte hairen bedekt : men
vind het in Virginië.
6. De OosTERScHE R o t , Mus^ Ori-
entalis. Dit fooït van R o t , die men in de
•Ooft-Indiën vind , is weinig meer als^tweë
duimen lang van het einde van den fnuit tot
aan het begin van den ftaart. Haaren ftaart is
een en een halve duim lang J haare oören en
beenen zyn 'zeer k o r t ; de voeten zyn vry
breed, en de ftaart is dik; de kleur van haar
hair is ros ; zy heeft witte ftreepen op den
rug die geparelt fchynén. Zie Beha? Thef, II,
gag. 22. Tab. 21. 7%. 2.
R O T van P H A R O , zie I chneu-
MON.
R O T H - G U L D E N - E R T Z . Deze
naam geeven de Duitfche .Myn werkers aan
de roode en doorfchynetïde Zilver-Ertz : de
benaming van déze Èrta betekent, Erts van
veel waarden. Zie Z 1 lv.e r .
R O T S : dit is een verzameling van Stée-
nen , die zich aan den oever der Zee , in de
vlaktens, in de valyen, in de bolfchen, enz.
verheft.. Men maakt melding , van de Rots
van St. Michiel , dit is in zekervoegen een
verbazent ftuk Granit rdc beruchte Nantifche
Steen, op welke de lti,nderen-te Nantes gaan
danften , is mede een foort van_ Granit. De
Rotzcn in het B.ofch van Fontainebl eau, zyn
van een foort van Bikfteen te zamengeftelt.
Zie R ot s - S t e e n e n .
Op de'Plaats die la Roquette genoemtword,
en een uur van Caftres-dn Languedoc lecht,
ziet men de beruchte bevende Rots. Deze
zeldzaamheit trekt de nieuwsgierigheit der
Reizigers tot zich, en wekte in hetjaar 1718.
die vanden Hertog vanOrleans, Regentvan
Vrankeryk', op. Zie hier waar in dit aan-
mexkelyke. wonder der Natuur, heftaatdeze;
bevende o f waggelende R o ts , heeft een eironde
gedaante'-': zy is naby den top, en op
het hangen van een Berg'gëplaatft ; zy ftaat
op den -rand van een Rots ,-die veel uitge-
breider is , en omtrent een helling van zes
duimen heeft.' De grootfte’óm'trek van de-
bevende Rots, is zes en twintig voeten ; en
men febat haare zwaarte ,• op meermals zes
honden kwintalen; zy fteünt óp haar fmalfte
uiteinde, en heeft byna geen ander fteunpnnc
als een lyn die van ‘het Ooften naar hét Westen
loopt. Deze Rots beweegt zich zicht-
baarlyk , wanneer een zekere kracht y gelyk
die van een maan, haar van het noorden naar
het zuiden drukt ; vervolgens kan men de
fchommelingen en 'trillende beweeging van
deze Rots, gemakkëlyk door een zéér geringe
beweeging; onderhouden: maar het vreemd-
fte.is , dat zy zich niet fterker beweegt wanneer
men hier toe een grootër getal- krachten
gebruikt; haare fchommelingen zyn altoos.
van het noorden naar het zuiden gericht. De
Heer Marcórelle , Medelid van de Akademie
van Touloufe, fchryft de fchommelingen van
deze Róts, aan de veerkrachtige deélen toe,,
die door de beweeging ontfpannen -worden.
De bewëegende Steen van den Pi.latüs Berg,
in het Canton Lucerne , is óngetwyffëlt deze
uitwerking aan dezelvë oorzaak vërfchul-
digt, als de fchommelende Rots yan Languedoc.
^ :
R O T S H O D R N S . Deze naam geeven
de Schelpkundigen aan een geflacht van een--
fchelpigé Schelpen dié '' géwoönelyk met.
punten en knobbels bezet z yn , zy' hébben
mede een top die mèt ftekels bezet7, én-zóm-
tyds plat is: derzelver mond is altóós üitge-
rekt, getant en ohgetant; de gevleugelde lip
is met vingers o f pooten bezet , en omgevouwen
en verfcheurt,. en; het lichaam gerim-
pelt , en zomtyds glad. Dus zyn dé Schelpen
gevormt, die men doör de naam en van
de Wilde o f Boere-Muzykhoorn; d ë ■ Mtizyb
hoorn,.; de Driehoekige Rotshoorn ■ ; de Tulband
; de Spinnekop; de Bedde-tyk, enz. betekent.
In de vergelyking van deze Schelpen
, zoo vind men aan verfeheide onder
haar, byzondere, en weezcntlyke kenmerken
, in dë gedaante van- haaren rok. Men
heeft hier voorbeelden van in den Rotshoorn
, die geen punten , maar vleugels
heeft ; de Spinnekopshoorn , die zoo, wel
punten als aanmerkelyke vingers o f klaauw-
tjes heeft;;, de-gegroefde Rotshoorn die noclli
punten, noch vleugels, noch knoppen, maar
een platte kop h e e ft, en waar van de mond
gé tan t en langwerpig is.
Men geeft, dit geïlacht van Schelpen, de.
naam van Rotshoorns, om dat zy de gedaante
van een ruige Rots hebben. Het woord Mu-
rex, zecht de Heer Adanfon, uit wiens Werk
over de Schelpen , wy het voorgaande uit-
getrokken hebben, word doof verfeheide Natuurkundigen
als een geüacht-naam gebruikt
van verfeheide foort én van Schelpviflchen,
die de purperverf verfchaffen; waar uit-, volgens
dezen Schryver;, volgt, dat de Purper-
hoorns en de Trompetten , niet anders als
foorten zyn. .
De Heer Adanfon plaatft de Murex in den
rang der Schelpen , die Sluitfchelpen heb-'
ben, en in het geflacht der Purperhoorns.
Vermits de foorten die hy aan de oevers der
Senegal waafgenoomeri heeft, byzondere namen
hebben , en dat de nafporingen van dezen
Akadëmift waardig^ zyn; ómjgèleezen te
worden, zoo wyzen wy ’er den Leezer naar
toe:. ..
Virgilius zecht in het vierde Boek van zy-
nen E n e a s :
Men heeft in het Journaal van Trevoux,
voor de maand Oétober van het jaar 1712,
van een kleine Indiaanfche Schelpflak geipro-
ken, die men ten zuiden van Guatimala vind,
alwaar Noord-Amerika zich met de Landengte
vamDariën vereenigt. Dit'kleine dier,
zecht Lemery , fchynt de- Murex der Ouden
ge weeft te zyn : het,heeft de-.groot e van een
Byë.: deszelfs Schelp is dun cn niet hard:
men verzamelt hen naar mate men ze vind,
en bewaart'ze in eén pot met water; maar
vermits zy zeldzaam zyn, ,zoö hebben de Indianen
zéér langen cyd nodig.om .’er, een genoegzame
-hoéveelheit van te vergaderen ,
om ë.en' ftuk ft o f van een zekere.groote' te
verwën-: eindeJyk verplet men ze met .een
naauwkëurig ’gepolyftc fteen , en men doopt
aanftonds het katoene'garen , - o f het. ft o f in
dit vocht, en het verkrygt. *ei* de luifterryk-
fte purperkleur door die men zien kan. Hoe
meermalen meir deze ftoffen wafebt , hoe
fchoonder en luifterryker deze kleur word,
en zy verandert door den ouderdom niet:
deze verw is zeer köftbaar ; de rykfte Indi-
aanfche'Vrouwen verfieren zich met^de ftoffen
die ’ér mede ge verft zyn.
Tyrioque ar debat Murice lana,
om dat het fap van dez.en Schelpvifch , door
de Ouden gebruikt wierd om hunne rokken
een purpere kleur te geeven , en de Iiiwópn-
ders van Tyfus, munte hier in uit.
De Murex word in Amerika de Riffer ge-
noemt, om dat hy zyn fap uitfpuit, ’t geen
het oprechte purper is. Cochlea verum pur-
puram fundens. Dit v och t, zecht de Vader
Plumier, word in een groote vouw o f om-
flag bewaart, die deze Schelp op den rug, na
by den hals heeft, in de gedaante van een
wei-tafch ; men moet zéér behendig zyn, om
dit vocht' te verzamelen, Want de.vifch werpt
het zeer gezwind uit. Ieder ..van deze Dieren
bevat ’er omtrent zoo veel van als een
kleine note-fchelp bevatten kan. Wanneer
men dit vocht eerft van het Dier bekoomt,
200 is het w it , vervolgens word het-fraai
groen , en eindelyk zeer fcliöon pufperach-
tig rood. Het lynwaat, ’t geen men met dit
vocht verft, behoud altoos zyne kleur. Het
js niet vreemd , vervolgt deezen Kloofter-
img, dat het Purper der Ouden zoo köftbaar
was , wanneer men acht geeft hoe veel ’er
van deeze kleine Schelpviffche'n , vereifcht
wierden , om een eenige mantel te verwen.
R O T S K R I S T A L , B e r g k r i s t a l ,
Cryftallum rupeum. Men geeft dezen naam
o f alleen die van Kriftal by uitnememheit,
aan een doorfchynende, en ongekleurde Steen,
die vuur uitgeeft wanneer hy met het ftaal
gëflagen word, hy heeft de gedaante van een
zeshoekige kantzuil , die aan beide eindens
in een zeshoegige pyrariiied eindigt, wanneer
zyne vorming volmaakt is. Men kan in zom-
mige Rotskriftallen opmerken , dat zy alleen
uit by uitftek fyne plaatjes beftaan die op el-
kanderen gefchikt zyn. Dë Ouden maakten
verfchillénde vafen van Rotskriftal, waar
van de prys zeer aanmèrkelyk was : men be-
fchouwt de fchoone kaarskroonen noch met
verwondering, die van Rotskriftal gemaakt
zyn , fchoon men ze van Boheemfche naar-
bootft.
Men vind het Rotskriftal in alle Wereld-
deelen. In Europa is het den Berg Sc. Go-
thard , die ’er de gröotfte meenigte van uitlevert.
Men heeft ftukken Rotskriftal gezien
die twee hondert en vyftig ponden woegen:
volgens het verhaal van eenige Reizigers,
heeft men. zelfs op het Eiland Madagaskar
ftukken gevonden die zes voeten lang , vier
voeten breed , en mede zoo veel voeten dik
waren. De Myn van Fisbach , in het Land
Hhh 2 der