cp M IE R . M I E R E N - Ë E T E R .
I
zyn.m.oogen ; . e4 het zyn waarfcTiynelyk 3e
jongen van deze Mieren. Het zyh deze kleine
lichamen, welke de Gomlak, de roöde
kleur verfchaffen , die zy fehynt te. hebben
want-, wanneer zy ’er geheel van ontbloot:,,
p f ’er weinig van voorzien is , zoo^ geeft zy
ïnaar een naauw afvërfzel van zich.. Het
fehynt dus , dat de gomlak niets anders als
è.en foort van wafch is , die door deze Mieren
vergadert w o rd , gelyk de Honingbyëh
pnze gèmeene wafch vergaderen ; 9t zy dat.
dezelve in de maag der Mieren bereid word;
’ t z y dat. zy' ze in den flaat in welke zy is óp
de bloemen en.hoornen vinden.
Men heeft Mieren op het Eiland Madagaskar
dié méde celletjes op de takken dér
tióomen van een foort van gomlak vormen,.
Maar deze heeft volflrekt de reuk en kleur
-van^wafck. Deze Gomlak geeft geen kleur
u,it, én kan geenzins om te verwen gebruikt
wórden noeh-om ’ér Zegellak van te maken;
'echter bedienen ’er zich de Inwoonders
van dit Eiland als van Lym en Maftik .vah.
Vermits. déze Gomlak in den Koophandel,
in geen aanmerking koomt, zoo is zy minder
bekent.. , .
De Mieren in Pegu bereiden en bearbeiden
de gomlak,. geduurende acht maanden van het
jaar tot aankweking en behoud van jhaare
jóngen. Het is van deze gomlak dat 3é men-
féhe'n gebruik, hebben weten te maken , met
Haar tot fchpone fcharlaken verf"Van de Levant
te gebruiken, als mede tot zegellak, èh
de- verniffen. ..
Men fcheid de gomlak van de flökjes af
met haar te laten fmelten: men wafcht haar;
en men 'giet haar vervolgens pp een marmer—
fteen ,. op welke zy tot;platen .flalt , en men
noemt haar alsdan plat lak -of fchUlak.
De gomlak in korlen is het grove over-
fehot dat overblyft, wanneer men-’ér het af--
verfzel uitgetrokken hnéft, het is, deze gom-
lak die-men tot zegellak'gebruikt.„Men kleurt,
deze lak met vermilloen : de zwarte lak is
met zwartzel gekleurt; en de geele waar in
goudé ‘flippen fchynen te zyn ,.. met oprement.
, i ■ j
De Indianen , maken van hunne gekleurde
gomlak,. een zeer hart deeg , dat zeer fchopn
róód is, van welke zy armbanden vervaardigen^
De óhtbindiiïg #elkè Mén deze irfféëlen hécfc
doen ondergaan , bèwyzén dit ztifir : Mén.
haalt haar met brahdeWyh over én Mén bve
köömt?èr dat géne vah dat Edü dè mdgnanmïïè
om zyne groote hoedanigheden genoeiiit word,
die men het töéfch'ryft , öm het IicïMaM të
verflerken , en.de vervallen krachten te her--
flelleh..
die Mdni//^r- genoemt worden.
De Mieren bevatten een-zuur dat vry-wel
ontzwagtelt is ; eéh béwys hier van H,. dat>
wanneer men eenfblaauwe bloem in éenMle--
réurneS. .werpt, zy:aKaau:röödxzal: worden.-.
M I E R E N - E E T E R , T a Ma ü .dua:,;
o f A m e r i k a AiSrseHE V o s , dit is een
dier dat de Inwoonders van Cöngo Umbulu.
noemen,, en welkers-kenmerk is , ge é il tanden,
te hebben , maar het lichaam gèheel. met
hair b edektmen ondérfcheid. ’éi: vier. fo or - •
tén ,van... ’ .
Hpt'eëffle,. is de Mierèn-Eëier % Tdmdnóir9,
'of de Gr dot e Amerikadnfcbe Mièren-Eeier,..
Myrmecopbagd.. Dit dier heeft Van het einde
Vah den iïaart tót aaii dat van den bek,,
zes én eeri halve voeten iëngtë; zyne achter—
fle beerten zyn een voet laiig , en derzelvër
uiteinde gelykt naar dat vah. die der Beérert;
de vöörfle zyn eéil Weinig langer ; hy heeft
Viér vingers kan de vPórfté. pooten, en v y f aan
de achterfle welke alle-mét fterfce hagel eir
ge wapent zyn ; de twee middelfte vah dé
voorfle pooten zyn de langlte , flerkflé eh
krömlle,: zyn fnuit is zeer lang mtgérekfc ;
de^opening van zynen.bek is zeef klein;_ zyn-.
péren zyn kort eirond , en . zyhe pogen-
kléin : Zyh fla'af.t is , . 'gêlyk die der paar—
~ den , uit, lange hairen zamengefteit , .Welke-
plat gelyk die Van het overige van zyh lichaam
Zyn ; die van den hals en kop fchyhen .
voorwaarts gekeert; zy zyn alle Met wit ge—
mengelt, maar echter veel zwarter Omtrent
het achterfle gedeelte Van het lichaam. Men •
merkt een. groote zwarte flreep. op , die de
borfl overdwars bedekt,.langs de zyden voort- •
loopt, en op den rug eindigt,,.ómtfent op de
helft vah zyne lengte ; de achterfle been en :
zyn zwart; de yóornaamfte zyn.’vvi't,. en
hebben een zwarte vlak omtrent dé klaaü- -
wen : dit is het grootïle foort Vah Miereh-
Eeter: ,men vind hem aan de Kaap dë Góede
Hoop, in Guyana, en in Brazil. Walmeer
zyn flaart naar den rug opgeheven is -, zoo ^
verflrekt hy hem tot een Eonnefcherm.
Het tweede foort 'is dé Mië'ren-EeïeY - Van
Guyana ; hy is de helft'kléinder als de voo'r--
gaande : hy verfchilt ’er noch’ dóór Zynen
flaart van , 'die b^ha kaai. i s , en door zyne
kórte hairö'n.. Allé de achterfle deelen van i
, zyh ;llchkam.;5 ;hebben:;'een '.flf.oo.: kleur; bet
M IE R E N -E E T E R *
voorfle gedeelte is ros bruin: maar men vind
hém mede in Brazil.
Het derde fo ó ft , is de Mieren-Eeter met
lange ooren ; Hy heeft niet méér als drie vingeren
aan de voofïle pooten , en v y f aan dé
achterfle; zyne óoreh zyn lang en afhangende
; de oogen vry g ro o t; de flaart lan g;; en
fpits uitloopende zyn lichaam is met lange
hairen bedekt, welke licbt kaftan je bruin aan
het bovenfle gedeelte, en veel donkerder aan
het önderfle gedeelte zyn* Men vind hen in
Oofl-Indië: wanneer zy jong zyn , zoo Hebben
zy een yleefchkleur.
Het vierde foóft , is de kleine Mieren-
Eeter. De .Gu.yaneezen noemen hem Ouati*
riquagu,' en de Ethiopeërs die te Suriname
wópnen Cpati : dit is de kleinfle van alle
Mieren-Eeters': hy is omtrent vyftien duimen
lang wanneer men ’ er zyn flaart onder
.rekent, die veel langer als het overige
Van zyn .lichaam is ; zyn hals is zeef k o r t;
de ópening van zynen bek is vry groot; zyn
ooren zyh klein; zyn pogen g ro o t; hy is
geheel met geelachtige hairen bedekt, die
met gryze gëmehgt, en zoo zagt in het aaii-
raken, als zyde zyn.
De tong van deze dieren is lang en'rond,
gelykvprmig aan die der Ekflers , en in diervoegen
, dat zy ze gemakkelyk konnen uit-
fteken en intrekken3 wanneer zy honger hebben
laten zy haar op de aarde hangen , om
mieren te vangen zoo ras ’er zich deze in-
Fepten pp koomen plaatzen , en zy voelen
dat dezelve’er genoegzaam mede beladen is ,
zoo trekken zy haar in , en zwelgen de mie-*
ren op deze wyze.door. Het is met de klaau-
wen o f nagelen van de yoörfle pooten , dat
zy de mieren-neflen opdelven en omwerpen ,
om Zich met derzelver inwpondexen te voeden.
De Mierën-Eeter gaat zoo langzaam
voort, dat men hem gemakkelyk gangen kan.
Wanneer men hem met een flok flaat zoo zet
hy zich op zyne achterfle pooten , gelyk de
Leeren. Vermits hy niet byten kan, zoo
verdedigt hy zich met zyne klaauwen : hy
flaapt den geheelen dag, met de kop tuflchen
de voorfle pooten ; wanneer hy drinktkopmt
er water uit zyne neusgaten .: hy heeft één
zeer taai leven; hy gaat alléén des nachts uit,
en zyn yleefch .heeft eenen kwaden jeuk. De
rnaiinetjes hebben dit byzonder, dat derzeï-
m zaadballen inwendig,: onder de huit, bedekt
zyn. De wyfjes werpen zoo Veel jon*
ge.n als -zy mammen hebben : dit is haar Vé-
n^eep .met de Zeugen : dit foort van dieren
MILDE . MILDKRUID. MILLEPOR: 91
heeft men #lleen in de Wefl-Indië. Men wil
dat zy zich vah hunnen flaart, gelyk dé Meerkatten
bedienen , om zich op de takken der
bo’omen te houden.
M I G U E L de T U C A M A N . D it is
een Slang van Paraguay , en van het Foort
van die gée’nè welke men Tweehoofdige Slang
noemt. Zie dit woort.
M I L D E . Deze plant brengt bloemen
met hélmflyltjes vó ó r t, men onderfcheid ’er
drie foórten yan_i dé witte , deroode, en de
ftinkende Milde. Déze laatfle is opflyging-
keërende Men; gebruikt in de keukens , zoo
wel als ip de Gene.eskonll, de bladeren van
de tweèéërflè foorten , in plaats van de blader
ëh der Beet; ’t zy tot fpyze , ’t zy tót
verzagtende, verfriffende en purgeerende af-
kookzels. ;
M I L D E ('PIEÈSTER.A cHt i g e ) , dit Is
een klein boompje 'dat zilyerachtige bladeren
voörtbrengt, dié het byna den geheelen winter
behoud.
M I L D K R U ID , St e e n v a r e n ,
ter ach. Déze' plant die natuurlyk de vervallen
gebouwen en rotzen bemint, is doof het
grootfle- gedeelte der Kruidkundigen, als één
foort van Vrouweiïhair bëfchouwt. Hak
wortel is zwartachtig, en vezel ach tig r zy
fchiet een groot getal bladeren u i t , welke
gegolft, goudkleurig, en , in zekervoegen,
getykvormig aan die van de boomvaren zyn:
zy zyn glad , aan de boven zyde groen, en
aan de ander zyde met kleine fchubbetjes bedekt
, tuflchen welke zich hoopjes' bolronde
vliesjes verheffen , die volgens de ontdekking
van den Heer de Tournéfort kleine vruchten
behelzen , welke niets' anders als een
foort van flo f zyn , ’t'geen naar.dat van dc
Varen en het Vrouwenhair gelykt. De I11-
woouders van Languedoc noemen deze plant
Vergult Kruid.
"Ceterach , is een Arabïefche naam. DeZe
plant word algemeen nuttig vöor de mild-
ziektens gehouden : zy verzagt de fcherpc
vochten , en herflelt de verflapte ingewanden;
en hier door bevordert zy de borflzui-
vering.
M I L L E P O R I .T E S , Saxum abrotandi-
des ; dit is. een foort van Madrepka , o f Koraalgewas,
dat gemeénelyk de gedaante van
M 2 ' een