maakt vervolgens nieuwe infnydingen in den
zelfden boom : de tweede inzameling gefchiet
omtrentden veertienden September; en fchoon
men als dan geen nieuwe infnydingen maakt,
zoo houd den harft tot den achtften November
met uitvloeijen aan: men vergadert hem
alle acht dagen, en na dezen tyd is de inzameling
niet meer geoorlooft. Om fchoone
Maftik te verkrygen , moet men helder en
lk.il weder hebben* Het fchynt niet volkomen
zeker te zyn dat de Maftikboomen, welke
in Italië' en Pro^ence. groeijen , Maftik
uitgeven, zoo zy dezen- harft voortbrengen,
zoo is dit echter in een geringe hoeveelneit;
want de Maftik welke men in den koophandel
heeft, koomt uit de Levant.
Men brengt het hout van de Maftikboomen
uit de warme landen tot oits over; het is uitwendig
graauw, inwendig w it , en heeft een
zamentrekkende fmaak. Vermits men het de
eigenfchap toefchryft van het tandvleefch te
verfterken, zoo maakt men ’ er een foort van
taiidehborfteltjes van , . en gebruikt deszeifs
afkookzel in de zamentrekkende gorgeldranken.
In Italië trekt men uit de vluchten van
dezen boom een olie , op dezelve, wyze als
men die van de Lau^vrier in Languedoc bereid.
De olie , die men ’er in de Levant
•uitperft, werd door de Turken hooger als de
olyfolie gefchat, zoo wel om te branden, als
in de geneesmiddelen. Den olie van den
Maftikboom bezit een zamentrekkende kracht,
welke hem nuttig maakt ingevallen in .welke
men deze middelen noodig heeft, gelyk in
de uitzakking van den aarsdarm en de lyfmoe-
der*\' %
De Maftik is een harft van een ligte fpece-,
ryachtigen, harftachtigen en zamentrekkende
fmaak. De befte moet uit kleine korlen be-
ftaan, welke helder, doorfchynende, en ligt
geel zyn, en een aangenamen reuk hebben;
zy verbryzelen onder de tanden , worden
door de hitte zacht gelyk de wafch.^en ontbranden
op de kooien. 'D e inwoonders van
Chio kauwen byna alle Maftik, om de tanden
en het tandvleefch te verfterken, en den
adem een lieffelyken reuk'te geven. Zy hebben
meede de gewoonte'van haar onder hun
brood te mengen, om het fmakelyker te doen
zyn.
Vermits men verfcheide foorten van boo-
men heeft welke Maftik voortbrengen, zoo
zyn ’er eenige foorten welke de Ichoonfte
verfchaffen ; maar deze geven minder hoe-
veelhek uit: het is deze ivlaftik die de befte
hoedanigheden heeft, welke de Kooplieden
mannetjes Maftik noemen , ’t zy dat z y uk
een mannetjes -Of wyfjes boom vloeit; en zy
noemen de geringer foorten,. wyfjes Maftik»
De befte Maftikboomen groeijen in het zui*
delyke gedeelte van het Eiland Chio., Het
is ongetwyfelt dit foort van Maftik die de
Vrouwen in het Serail, en'deborgerlykeligte-
kooijen in Turkyën, byn.a. geftadig kauwen,
om haaren adem een balfem reuk te doen verkrygen
, en'om haar tandvleefch vaft;, en
haare tanden wit te maken.
Men gebruikt de Maftik inwendig, om de
maag te verfterken, de buikloop en brakin-
gen te doen- ophouden; zy behoort tot het
zamenftel van verfcheide balfemen en plaa-
fters. Men fmeert haar op een ftuk taf, dat
men op de flapen van het hooft lecht , om de
tandpyn te ftilleiu Eindelyk de Maftik Iaat
zich* gemakkelyk ontbinden , en'kan in het
zamenftel van. verfcheide verniffen gebruikt
worden.
Alle de deelen van den Maftikboom, zyne
knoppen, bladeren, vruchten, defchorsvan
de takken en wortelen zyn zamentrekkende*
In de Ephemerides van Duitfchland, roemt
men het afkookzel van het hout van den Mas-
tikboom , onder den naam van Drinkbaar
Goud van een. gewas , als een byz onder geneesmiddel
regens de jicht en de zinkingen;
in een woord, om alle de werkingen van
he't lichaam behulpzaam te zyn,. met de fpan-
ning der zenuwen te herftellen, en defcherp-
tens der vochtende verzachten.
M A T R I C È N , M o e d e r s , Matrices*
Men geeft deze naam aan de omkleedzels der
Kriftallen en andere fteenen, en aan die- der
mineralen en metalen: men .geeft meede de
naam van Matrices o f Lyfmoeder aan dat
vleezige gedeelte van de wyfjes der dieren,
dat door-de Natuur gefchikt is' oni het zaadvocht
te.ontvangen , te ftooven en te volmaken,
o f ten minften om het te bevatten en
te huisveften.'
De metaalachtige Matricèn o f Moeders,
andersAe metaal-aderen , zyn gewoonelyk
fte en achtige o f vafte lichaamen, welke het
onderaardfche werkhuis fchynen waar in de
metaalen zich zamenvoegen , zoo wel de zuivere
als de gemineralizeerde. Hoffman wil
dat deze Matricèn voor de vorming der Metaalen
beftaan hebben, welke ’er zich in bereid
en hun verblyf genoomen hebben. Sthal
twyfelt aan deze voor-aanwezigheit, omdat
deze Matricèn , volgens zyn gevoelen , te
zamengepakt zyn , dan dat zy door de me-L
taaltaalacHöge
dampen o f nitwaafletningen doordrongen
zouden konnen worden, welke haar
bevruchten moeten met ’er in te dringen.
Mogelyk waaren -zy minder hard en porie-
achuger, voor dat zy door de dampen doordrongen
, 'en van de metaalachtige doorzygin-
gen vervult wierden. De Heer Bertrand
zecht dat de gemeenfte Matricèn der Metaalen,
delfbaare lichaamen en Mineralen zyn,
welke reets'gtondbeginfelen van Metaalen in
zich bevatten : men heeft, zecht h y , alge-
meene Matricèn , gelyk men byzondere heeft.
De algemeene zyn de fpleten o f Metaal-
aderen welke de lagen van de rotzen der bergen
kruiften. Zie het woord M e t a a l -ad e -
r en .
De falbandes o f zoomen welke de Metaal-
Aderen onderfteunen, moeten meede als zoo
veel Matricèn befchóuwt worden. In deze
zetten zich langzamerhand de kleine metaal-
•achtige deeltjes néder die met de vochtige
dampen omvloei jen , o f door de onderaard-
fche uitwaademingen opgeheyeri worden.
Vermits de zachtfte zoomen, gelyk dé fpath,
vervolgt de Heer Bèrtrand\ het gemakkelyk-
fte doordrongen konnen worden, zoo zyn zy
.ook meede doorgaans de rykfte in metaalen.-
Zoo deze zoomen hard gelyk de quartz,
hoornfteeh o f berg kriftal zyn , zoo worden
dé metaaldeel-tjes elders heen gevoert, o f wel
zy hechten zich aan de Oppervlakte van de
minder doordringbaare lichamen.. Mogelyk
heeft men zekere aarden o f fteenen welke
meer gefchiktheit hébben om deze o f die foort
van Metaal te ontvangen ; het geen als dan
byzondere Matricèn voortbrengt.. Deze Ma-
tricen zyn dikwyls zacht en weinig zamenge-
palct voor dat zy de uitwaaftèmingen ontvangen:
zy verharden zich eenftemmig mét de
metaalachtige deeltjes. De^e Matricèn fchy- -
iïen dé M ineraaTkundigen, .zeer nuttig tot de
vorming en bewaring der Metaalen , om dat
zy dezelve in haaren' boezem bevatten , en
hen voor den invloed van de lucht, het water
, en de hitte befchutten; ’ t geen volkoo-
men middelen zyn o'fti de erts te ontbinden,
te veranderen en weg te voeren eindelyk
deze Matricèn dienen dikwyls tot byvoegze-
lën , :om de Metaalen zelfs te fmelten en te
zuiveren. Men kan over dé vorming vap de
Ertzen o f Metaalen, de Specimen Bcchèria-
rum van Sthal; de Scheikundige .Kruidmen-
van Neumann ; verfcheide gefcbriften
van Henckel ;• dé Dijfertatie over de Matricèn
der Mét alen van Hofftmann; en de Verhande-
Imgèn.i over: de-z Natuurkunde -^, Natuutjyke
Iliftorie , enz* van Lehmann, raadplegen.
Agricola en Kcenïng hebben meede eenige voldoende
Zaken betreffende deze ftoffe gezecht.
M A Y E R , BUturn. Dit is een zeergc--
meene plant, die in de vette gronden, en in
de moeshoven groeit , men onderfcheid ’er
twee algemeene foorten van , waar van de
eene wit en de andere rood is. De eerfte
fchiet ter hoogte van vier voeten op. Haaren
wortel is lang en zoo dik als een duim,
hy heeft een laffen fmaak. Haaren fteel is
ftevig, wit en getakt. Haare bladeren gely--
lcen naar die van dé beet. Haare bloemen
zyn klein , zy hebben helmftyltjes, en zyn
groenachtig; op dezelve volgen langwerpige
-zaden, welke veel overeenkomftmet die dei*
Atriplex hebben* Die van het tweede foort
zyn rood, een weinig zwart, en verfchillen,
om dus te fpreken , van die van het eerfte-
•niét, als 4 oor de kleur en kleinheit der bladeren,
welke zomtyds naar die der Solanum
gelyken : mén fchat haare krachten bevoch- -
tigent, verfriiïent en verzachtende te zyn.
M E A R . - De Negers van de Kaap Verd'
in Afrika, geven dezen naam aan een vifch
die de groote en ten naaften by de gedaante
van den Kabbeljaauw heeft. Hy is een wei--
nig dikker ,' maar vat echter het zout «zeer
wel ; men eet een meenigte van deze viffehen
in dat land.
M E C H O A C H A N , Mechoacanna*•
Men geeft dezen naam als meede die van
Witte Rhubarber o f Amerikaanfche Scamon- -
nea, aan een witachtige wortel welke ligte—
üyk vermoliepit, en die naauwelykfch zyne
krachten drie jaaren behoud. • In den koop—-
handel is dezen wortel in ftukken o f fneeden,
welke droog, en witachtig''zyn, zyne zelf-
ftandigheit is een wéinig zacht en vezelacht
ig , en zynen fmaak zoetachtig, dat met een
zekere fcherpte gemengt is , welke zich in ’t
eerft niet doet gewaar worden; maar echter
zomtyds brakingen verwekt.- Hy yerfchilt
van die -van den Wilden Wyhgaart, met w e l- -
•ke men hem dikwyls'ver wart heeft, omdat
h y zanten gepakt;-en niet fponsachttg, noch
bitter, noch ftinkende is. Men noemt hem
Mechoachan, nah* den naam van een landfehap -
van Zuid Amerika; alwaar de Spanjaarden
hem eerft gevonden hebben : men brengt hem
meede uit verfcheide andere nabuurige landschappen
, gelyk Ninaraqua, .Quito en Brazil,
alwaarrhy groeit..