hy heeft twee kieuwen aan iedere zyde , een
enkele en een dubbele , en breede en platte
tanden, Hy voed zich met Wier en andere
Zee-Planten; zyn vleefch is goed, lig t, 'en
gemakkelyk te verteeren: zyne darmen hebben
een violet reuk , en men werpt haar niet
weg. Men eet hem gekookt', gebraaden o f
gerooflert. Men vangt deze Vifch te Mar-
leille , en hy is zeer gemeen op het Eiland
Rhodes.
Men wil dat de Scarus de eenigfle Vifch
is , die des nachts tuflchen de Rotzen flaapt,
dit is de reden waarom hy nooit des nachts
gevangen word. Qvidius en Plinius zeggen ,
dat deze Viflc-hen elkanderen beminnen , behulpzaam
zyn, en verdedigen. ETtanus zecht,
dat een Scarus,. die in een fuik gevangen is,
nooit tracht ora ’er met den kop uit te gaan,
maar door middel van zynen Haart, met welke
hy de opening tracht te verwyderen , om
’ er achterwaarts uit'te koomen ; terwyl hy
hier toe poogingert aanwend , word hy door
een andere Scarus geholpen, die hem by den
Haart trekt om ’er hem uit te redden. Deze
Vifch is van een zoo verlieft geflel , dat de
Viïïchers , met een leevendig w-yfje-, een
groot getal mannetjes vangen konnen.
Het tweede foort is de Scarus varius ; zyne
oogen en onderbuik hebben een purperkleur;
het overige van het lichaam is voor
een gedeelte -zwart, en voor een gedeelte
blaauw , en de fchubben' zyn met donkere
Vlakken bedekt; zyn mond is klein , en de
tanden van de boven kaak zyn breed; die van
de onderkaak zyn weinig in getal en fcherp.
Op den rug, enbyna tot aan den Haart,heeft
hy vleugeltjes die met een klein vlies aan elkanderen
gehecht zyn ; de vleugeltjes naby
'.de kieuwen zyn breed , en hebben byna een
eironde gedaante ; hy heeft aan het midden
van den buik twee roode vlakken. Dit is een
fchoone Rotsvifch ; zyn vleefch is zagt en
malfch ; alle de Oude Geneesheeren hebben
’er veel werk van gemaakt. Men vangt hem
in de Middelandfche-Zee , naby Antibes en
Marfeille.
S C E C A C H U L Dit is een Plant die in
Arabienen in Tartaryen groeit, en welkers
bloemen, die naar die van de groote Vioïet-
teir gelyken , in mannelyke en vrouwelyke
onderfcheiden zyn ; op dezelve volgen zwarte
zaaden, die, volgens het gevoelen van de
In woond.ert, gelyk mede de wortels zeer zaadverwekkende
zyn. Z y noemen het zaad van
deze Plant Culcul o f K ilk il, het heeft een
zoetachtige fmaak. Deze Plant, die op fcha-
duuwachtige plaatzen groeit, is zeer zeldzaam
, haar Heel is laag en geknoopt,
S C H A A L V I S S C H E N , Cruftacea.
Men verHaat door dit woord,- die Viflchen
dié met een korfl bedekt zyn , die op zich
zelfs genoomen hard is , maar zagt is in ver-
gelyking van de fchubben o f Heen achtige
fchelpen van de Schelpdieren. Zie dit ïébord.
Men plaatH in het getal der SchaalviiTctien,
de Kreeften, Homars, Garnalen, en alle de
fborten van Krabben , wier fchaalen; een
middelfoort uitmaken tuflchen de Schelpdieren,
en zagte Dieren.
De Schaal viflchen hebben noch bloed noch
beenderen; men onderfcheid in hen een hoofd,
een-maag, een buik-en ingewanden. De kop
en den buik van deze Dieren zyn onbeweeg-
gelyk, en met hetgeheele lichaam verknocht;
de 'twee eerfle tanden die zy hebben , zyn uitwendig,
en moeten als maaltandenbefchouwt
worden, die gefchikt zyn om hun voedzelte
vermalen; tuflchen deze twee tanden , hebben
zy een foort van- tong. Hunne twee
oogen zyn booven de mond geplaatfl, en zy
hebben geen oogleden ; hun • kop -is met
twee hoornen ge wapent, welke heb dienen
om zich tegens hunne vyanden te verdeedi-
gen, en om hunnen weg te peilen: zy hébben
acht pöoten , behalven twee andere die een
foort van armen fchynen te zyn: hun vleefch
is roodachtig. .
De Schaalviflchen bewoonen de Zee-kree-
ken, de monden der Rivieren , de flykach-
tige plaatzen, en de fpleeten der Rotzen ; zy
leeven van flib , onreinheden , en vleefch :
.de mannetjes zyn grooter als de w y fje s , zy
paaren in de Lente , en blyven zeer lang in'
dezen Haat, het wyfje brengt kleine roode
eitjes v o o r t, die met een dun vlies bedekt,
en aan den buik vaflgehecht zyn : de uitwendige
eitjes zyn onvolmaakt, en verkrygen
door de tyd hun volkoome grootte. Hun
vleefch is meer o f min aangenaam van fmaak,
maar moeijelyk om te verteeren. Alle dé
SchaalviHchen , veranderen alle iaaren van
huit.-
.^ S C H A A P , | | R am.
S C H A R , Quadratulus. Dit is een zeer
platte Zee-vifch^ die een ruitswyze gedaante
heeft gelyk de Ta rb o t; hy is wit aan de eejne
en .graauwachtig aan de andere zyde , en
heeft kleine roode vlakken. Wanneer deze
Vifch groot word verkrygt hy de naa\n van
Schol. Zie dit woord.
S C H E E R L IN G , zie D o l l e -K er-
VEL«
S C H E L L E K R U ID , zie G o uw e ,
S C H E L P D E K Z E L , zie B ove-
SCHELP.
S C H E L P D I E R . Dit is een Dier,
wiens lichaam zagt is , geen merkbaare ge*
wrichcen heeft, en geheel o f ten deeie met
met een omkleedzel van een harde zelfflan-
digheit en krytachtigen aart bedekt is , en ’t
geen men Schelp noemt; .dit is eene zclfflam-
digheit, die met opbruifling, in. de zuurs
vochten ontbind, en aan welke het Dier,
door een o f meer fpieren vaHgehecht is. Het
is deze Schelp die het voor de belediging der
vreemde lichaamen befchut, en waar in het
zich op het minHe gevaar verbergt. Het Dier
is inwendig in zyne fchelp alleen door twee,
of uiterlyk door vier fpieren vaHgehecht;
waarin hetvan de SchaalviHchen enlnfeéten
onderfcheiden is, die ’er een groote meenig-
te hebben , welke over de geneele inwendige
oppervlakte van hunne fchaal verfpreid
zyn. ' f-
Zoo ’er iets is , dat ons reden geeveil kan,
om ons te verwonderen over de wyze op
welke .de Natuur tot haar oogmerken , door
verfchillende middelen geraakt, zoo is het,
wanneer men ziet dat in de gewoone Dieren,
gelyk de Vogelen, viervoetige Dieren, Vis-
fchen , kruipende Dieren , enz. de beenderen
met fpieren en vleefch omkleed zyn, aan
welke zy tot een fleunpunt.verflrekken;waar
tegen in de Schelpdieren, de fchèlp, die men
als de beenderen van deze Dieren belhouwen
kan., vermits zy ’er het oogmerk van vervult,
met tot een grondflag en Héun te vertrekken
, in tegendeel de fpieren en het vleefch
omkleed..
Alle de Schelpdieren , hebben eene alge-
tteene overeenkomfl; maar de gedaante en
het getal der deelen, die het Dier en de Schelp
tjitmakeh , veroorzaaken groote verfcheiden-
Jjeden onder hen. De deelen van het Dier,
§§§ U1twendig zyn, die het gezicht en het ge-
oel gemakkelyk doen gewaarworden enher-
ennen^ zyn twintig in getal: zy zyn echter
Al*. D e e l .
alle n ie t, in alle de foorten van Dieren verl
i g t * De deelen van de Schelp, en die alle
niet eigen aan iedere Schelp zyn , maaken
een getal van tien uit, Wy zullen alle deze
byzonderheden onder een, oogpunt L by een
voegen.
■ OnderfcheidiHg der Schelpen.
De Heer Adanfon , die zich zoo veel en.
mogelyk meer toegelecht beeft om de Dieren
te belchryven dieu de Schelpen bewoonen ,
als om een befchryving van hunne Rok o f
behelp te geeveu, onderfcheid vier foorten
van behelpen ; ten iA e , die van een eenig
Huk , dit zyn de Eenfcbelpige ; ten «2de, die
geene die uit twee Hukken van een ongelyke
grootte ,' en zomtyds van een verfchillende
fwrt zamengeHek zyn , waar van de eene plat
is , en tot een Dekichelp , o f Schelpdekzel
dient ; -dit zyn de Schelpen ddeBovefchelp en
hebben; ten 3de, die geene waar van de twee
Hukken , die men Sluitfchelpen noemt, ten
naaflep by gelyk zyn ; deeze worden Twee-
fchèlpige Schelpen genoemt; en ten 4de , die
geene die door de verzameling van yerfchei-
de Hukken gevormt wprden , welke gewoond
yk van een ongelyke grootte zyn, dit zyn
de Vleefchfchelpige Schelpen.
De Heer Argenville, die zyn Heltzel der
Schelpen op Waarneemingen grond, die vergeleken
en verandert zyn, volgens het geene
Ariftoteles , Plinius , Bioscorides, Aldrovan*
dus, Gesner, Jon ft on, Rondelet, Me Ion, Li-
ft er, Rumphius, Bonanni, Langius, enz. ’er
van gezecht hebben , heeft zich toegelecht
om de fchelpen volgens het uitwendige, en
het omkleedzel te befchouwcn, ’ t geen alleen
de rok van het dier o f de Schelp bevat.
In gevolge hier van heeft'hy de Schelpen
in Zee-Schelpen, Zoetwater-Schelpen
en Aard fchelpen verdeelt. Zie hier het Helt-
z-eLvan dezen Naiuurkundigen: drie Claflen
bevatten de verfchillende Schelpen ; hy verdeelt
hen ; ten iHé , in Eenfcbelpige; ten
2de, in Tweefchelpige; ten3de, in Veclfchel-
De eerfle Claiïe bevat vj^ftien geflachten;
te wee ten , de: Schotels , de Zee-Ooren , de
Worm achtige Kokers o f Pyp^cht/ge Kokers,
de Schippers , de Maanhootns o f Slakken met
een ronde.mond, die geene in wélke hy half
rondis ,en die gene dié een platte mond hebben;
de Trompetten o f Blaashoorns, de Pennen, de
Kasketten o ï Tooien, de Cyiinders , de Rots-
O 00 hoorns, '