deze doornen zyn de eeni'gfte wapenen die
de Pieterman bezit om zien regens de Vls-
lchers te verdedigen. Wanneer zy ’er door
geftoken worden, zoo zwelt het deel op, en
de zwelling is gewönelyk van ontfteking,
fmerten e-n de koorts vergezelt. Deze doornen
hebben zélfs al hun vergift niet verloren,
als het dier dood is en - wanneer ’er de
koks by toéval door gekwetft -worden, zoo
-overkomen hen byna dezelve toevallen, even
als o f het dier noch leefde* Het is om deze
zonderlinge- eigenfehap, dat do Regering
in Vrankeryk doorBevelfchriften aan de Vis-
fchers en Vifch verkopers "geboden heeft om
dezelve af te fnydem i v :>x-j
Volgens 'Lemèry , -beftaaf het hulpmiddel
tegens deze kwaal in het-gebruik van de fcher-
pe en Vlugge ftoffen, enz. als ge'èit van wyn,
een mengzel van ajuin eh zout, o f wel het
vleefch van den Pieterman-zelfs; volgens de
Heer Andr-y, moet men op de wond de lever
van dezen vifch leggen.
■ P IG O OF P IG U S OF P IC L O . Dit
is een foort van Karper die zeer gemeen in
de zomer in het Meer Cojno, en het Meer
Majeur is: men vind hen in groote menigte
gedurende veertig dagen i Rondelet noemt hem
Cyprinus aculeatus, Deze-vifch heeft een gevorkte
ftaart, en grooté fchubben, uit welke
witte doornen voortkomen. Zyn buik is
w it , en trekt op het bleek rood, en zyn rug
zwartachtig blaauw. De grootfte van deze
viffehen wegen y y f o f zes ponden. Men heeft
’er die hunne kuit op den oever ichieten: hun
vleefch heeft beter fmaak als dat van den Karper
, zeeht Rondelet.
P I K , H a r s t p i k , G r o e ib a a r - p i k ,
zie de woorden P y n b o o m en D é n n é -
b o o m.
P I K A C H T I G E T U R F - A A R D É ,
Terra bituminofa turfacea. Ëenig-e Schryve-
ren geven deze naam aan een. bruinachtige'
zwarte en brandbare aarde, welke men, zoo
mén zeeht, twee uuren van Grenóble vind.
Z y is even als^ gekorrelt, zeer kleverig en
rekbaar: men vind haar mede in Zwitzerland,
naby Zurich.
P I L L U L A R IA . Dit fs een zonderlinge
plant, die in de omleggende fïreken van Pa-
rys groeit, en van welk de Heer Bernard de
juffie* in het jaar 1739 de Eiftorie aan de
Akademie der Wetênfchappen van Panrs ge«
geven heeft. Hy heeft de overeenkom&n
aangetóortt, welke zy met de Varen hebben
kan,; door de wyze op welke zy groeit. Hy
heeft ’er het kenmerk van bepaalt, ’t geen op
het. onderzoek van de deden her hloem cre-
grond is die tot dien tyd onbek-ent waren-, en
welke hy zeer wel onderzocht .heeft; ; gelyk
mede hare zonderlingheden, door behulp van
het microscoop. De naam Rilular'ïa\zeeht deze
bekwame Kruidkundige , drukt zeer. wel de
-bolachtige gedaante uit, die de knoppen der
bloemen van deze plant hebben. ■. k
De Pillularia is een zeer laage waterplant
die kruipt eiVter aarde lecht. ’ Hare wortelen
zyn langedr,aden,.die enkelvoudige buigzaam
en rond' zyn, zy zyn gewönelyk wit, recht-
lynig in de aarde ingedrukt , en aan hun uiteinde
vezelachtig. Iedere wortel koomt altoos
en juift onder ieder blad voort, die op
ronde, groene, geknoopte fteeltjes en op
de kleine takken van deze plant geplaatft-zyn:
hoe vochtiger de grond is , hoe beter de wortelen
gevoed zyn. De takken en ftelen-van
deze plant zyn zoo gelykvormig, en Zoo-doeleen
geflingert, dat het moeijelykis, zeeht de
Heer de juffieu^ om hen van elkanderen te
onderfcheiden. Hierom heeft zich deze Aka-
demift vergenoegt om een tak te befchryven
die zes duimen lang'f\ en een halve lyn-: dik
wa s, hy was met kleine takjes en wortelen
bezet, welke deze tak aan do aarde vaftge-
hecht hielden , o f op een -foort van moFch
dat gemeen op dé moerasachtige plaatz-enis;
De takken van de Pillularia Zyn met beurtelings
-ftaande -zy - takjes bezet, en eindigen
in een wollige verhevehheit, die eenigzins
plat aan de zyden is ;aafi.eenige-der kleine takken
, en aan het einde der groote, alwaar déze
knoppen het dikfte worden , kQomt .een
wol achtig blad voort, fat wanneer het èerft
uitfpfuit, by : wyze van een flapgetrek gerólt
is , en vervolgens de gedaante1'van een kaak
aanneemtv
De bladeren komen beurtelmgfch aan de
beide zyde der-takken voort: zy zyn enkelvoudig,
groen ,*malfch, eindigen-in éèu punt,
vry oVéreenkómftig met die der biezen, en
zomtyds v y f duimen lkng. Dé blóëmeif zyn
onder ömkleedzelsgélyk dje der vyö-en bedekt7:''
zy hebben een byzoiidëi-ewyzë van zich
te openen. Z y komen in dén fch'oot der takken
voort; en vier van deze bloemen die ie-
dërinecnfyn en dun vlies bevat zyn, zyn
altoos in een gemeen omkleedsel- befloten,
wel-
Welkers gedaante die van ëëri ró-ridè' klöot is ,
en hy is' mét ■ groehe^hairén bèzë'tj wanneer
deze ryp z yn , 'ZQÖ'/hébbeii zy- dé grootte van
een pepefkorl; z y openen zich alsdan , on
fdhéidén zich in vief gelyke deelën, :die ieder
met een hoek aan, de fteel vaftgehèc'ht
zyn, die; hen óriderjieöbt. Iéder déél van-de
ból is hol, en deze hólligheithevat een bloem,
die te gelyk maiinélyk en vrouwelyk is,- zy
is uit helmftyltjeS eh ftampers zamëngeftelt,
welke op een gemeene moederkoek geplaatft
zyn. - ‘ : /
De moederkoek van de bloém is een vliés- •
achtige ftrook , die:met.vier ryem heimftyl-
tj'es ter wederzyden, en aan de randen bezet
is. Voor ’t overige , zeeht de Héér de ju s -
fteu , is het getal der ftdnipéftjes die- eirond
zyn en geen ftylcjes, maat eeiïfoort van mondjes
hebben, verfcMllent in de byzondère bloemen
der Pilularia. Hy heeft- ’er twaalf, in
êenige , en zeftien ö f twintig in andere ge-
relt: deze ftariipértjès zyn zó ó v e e l vrucht-'
beginfelen o f eijeren- Iédere blóéiir heeft
twee' en dertig helmftyltjes, die1 men alleen
met behulp van een vergrootglas ontdèkkeir
kan, en nóch beter methetmicroscoop Men
vind in de Memorie van welke wy gefpró-
ken hebben , eeri uittrekzel van zeer wetêns->-
tvaardige prgefnëemingen omtrent, deze in het
water groeijende plant, 'enz;' - ’
De Heer de ^uffieu plaatft de Pil) ui ar ia in
het geflacht der Varen, om deszelfs- wy3 van-
voortkoomen en gröeijén*; om dat^dé1 gedaante
der bladeren van de Varen die y wanneer
zy noch nié-t ontlooken zyn, mede een foort
van kolven verbeelden; om derzelvér gé mee--
ne reuk , en lymerige fmaak die met eenige
zamentrekking gemengt is , enz.-' *
Deze plant groeit nr Engeland en in móèA-
rafTcirvan het bofch van Fontainebleau , enz.
Zy fchynt hartlevcnde té zyn: haare jonge
takken die van het eerie jaar' tot het andere
duuren, dienen óm haar te vernieuwen: ter--
wyl de oude vergaart :men kan haar opplaat-
zen aankweeken , op welke het water niet
geheel verdroogt. De Heer dë Juffieu gift;,
aat de: Pillularia verdunnend , infnydend en
«.fzetténde is , gelyk de Varen..
P IL O R I S , dit is een foort van Muskus-
R o t , die men op de Antillifche Eilanden
vind. Z y heeft dezelve gedaante als onze
Europifche Rotten ; maar zy -weegt vier ma-
I®rt; zoo zwaar , om haare grootte. Haaf
®uik is Wit,. en haar,rug z wart. Z y ru ikc zö o ;
fterk naar de muskus, dac:zy de'lucht met-
deze reuk vervult, in alle plaatzen waar zy
zich begeeft; maar vooral op die, alwaar z y :
haar neft.maakte. Z y neftelen dikwyls in do-
kelders der huizen , maar zy teelen zoo fterk
niet voort als de gemeene -Rotten. De-Jn-
woortders van Martenique welke deze dieren
eeten , zyn genoodzaakt om hen, wanneer,
zy ze van het vel ontbloot hebben, een nacht
in de lucht te laten leggen, en ’er zelfs het
eerfte afkookzel yan weg te werpen, om ’er
de te groote muskusreuk van af.te neemenr
meo noemt haare gedroogde nieren , Mus~-
kus-nieren : zy worden zaadverwekkend ge-
Rhat. Zie M u s k u s - R o t .
P IM B E R A H . Dit is een zeer groote
Slang van het Eiland Cylon : zy heeft de
dikte van een menfeh, en is in evenredigheit
lang: dé tamme en wilde dieren zyn haar ge-
woonen p rooi; zy gebruikt veel lift om heq
te verraden : zy verbergt zich in de voetpaden
door welke de Damharten hun wég
neemen ,. en dooden hen met een flag door
een foort van pen die.zy aanhaar-ftaartheeft..
Men w il, dat zy zomtyds eem Rhee^Bok geheel
doorzwelgt,- wiens hoornen haar buik
dóörbooren en haar dus dooden. Seba zeeht
dat deze Slang een•> verfchrikkelyk aanzien
hêé-ft r om haare groo^fe oogeia, welke in ’ t
midden van haar kop geplaatft 'zyn : haare beide
-kaaken zyn met zaagswyze tanden bezet ,
haar bek heeft een .fchelpswyze r a n d h e t
voorfté gedeelte van haar kop is met afth-
verwige graauwe fchubben bezet, die met
groote en fchdone vlakken vérziert, en met
dwarsloopendé-,. en'kruiswys -gefchikté ftraa—
lén,- ge voort zyn : de fchubben van het op--
peffte gedeelte van deri rug. zyn rosachtig ,
en met groote en zeer fc-hoone dónker bruine
vlakken , van een onregelmatige- gedaante ge-
fcliaduwt;. maar zy Zyn 'in'het verband ge-
plaatft van den kop tot aan den ftaart, welke
dun is.. Door deze fchoone mengeling loo-
pen zwarte en driehoekige. vlakkeb. Tbef. //.-
/ . 91. n. 1.
• P I M P E R N O T E N , Stapbilodemlron. .
De bloemen van dit boompje kootnen in afhangende
troflén voort, zy zyn langwerpig,
röoswys gefchikt, en hebben een geelè kleur.
Op deze bloemen volgen vliesachdge vrucht-
ten , o f veel eer blazen die met lucht vervult,
en in twee o f drie deden , door vlies--
achtige middelfcliotten geicheiden zyn;..Men