voor het tweede jaar u it; hy is fterk, hard,
getakt en knoopachtig , hy fchiet uit zyne
knopen bladeren u i t , die veel kleinder als
de onderfte en minder ingefneden. zyn : de
bloemen zyn zoo groot als die van de aangekweekte
Maankop, die ieder uit vier roos-
wys gefchikte bladen te zamen geftelt z yn ,
die een geele kleur hebben ; op deze bloe-
fnen volgen een foort van Peulen , die twee
duimen lang , ruuw in ’ t aanraken , en ge-
kromc zyn, zy bevatten twee reyen zwarte
en ronde zaden , die naar die van de Witte
Maankop g^lyken. Zoo men deze zaden in
de Tuinen in den Herfft zaait, zoo koomen
zy in ,de ~ Lente voort, en de jonge Planten
bloeijên in de maanden Juny en July, en hare
Peulen zyn in de maand Auguftus ryp.
Men laat in Portugal, die gene dip aan den
Steen onderhevig zyn , een glas witte Wyn
drinken , waar in men een halve hand vol
van deze bladeren heeft laten-aftrekken. Grf-
r'idel zecht, dat de Boeren in Provencê zich
van de bladeren van deze Plant, geftampt
zynde bedienen, om de verzweringen te zuiveren
, die op de kneuzftigen en de affchu-
ring van het vel aan de lichamen der Lastbeesten
volgen. Dezelve Schryver zecht, dat hy
Lieden gekeht heeft, die zich zeer wel bevonden
met deze bladeren op dezelve wy-
z e , op de verzieringen der beenen te leggen.
De twee andere Poorten van de Gehorende
Heul, hebben,het eene roode, en het.andere
violette bloemen.
De A a n g e k w e e k t e .zw a r t e Maank
o p , o f T u in -M a a n k o p , Papaver ni-
grum. Dit Poort verPchilt van de Witte
Maankop , om dat hare^bloemen rood , en
dan eens enkel , en dan weder dubbelt, en
van verPchillende kleuren zyn, noch om dat
haar hoofd b f Peul veel ronder , en hare zaden
zwartachtig zyn : wanneer deze Plant
groen is , zoo is z y , als mede hare bloem,
met een olieachtig Pap doordrongen , ’t geen
een onaangename reuk heeft: hare bloemen
zyn een bevallig fieraad der Tuinen , om hare
Pchoone verfcheidenheden : men kweekt
haar mede tot gebruik inde Geneeskonft aan.
De gevoelens zyn vry verPchillende over de
eigenPchappen van deze zwarte Maankop ,
echter gebruiken haar zommige met het zelfde
nut, als de zwarte : het is uit het'zaad
van deze Plant, dat men den Papaver Olie
trekt, waar van wy gefproken hebben : men
brand hem in de lampen , fruit ’er verfcheidö
fpyzen 'in , in een woord, het is de Olyf-
Olie , van het gemeene V o lk , in Vrank*
ryk.
De R oode M a a n k o p der V eld
e n , K l a p p e r r o o z en , K orenbloeme
n , Papaver Rhceas: haar wortel, die zoo
dik als die der andere .Poorten van Maankop
niet i s , is vezelachtig , en heeft een bittere
Pmaak: hy fchiet verfcheide fteelen terhoog-
te van een en een half voet uit; deze fteelen
zyn rond, vaft, met hairen bezet, en getakt:
hare bladeren zyn hier en daar ingefneden,
gelyk die van de Cichorei, w o llig , en van
een bruine, groene kleur : hare bloemen- be-
ftaan uit vier breede, dunne, en zeer luifter-
ryke vuurkleurige bladeren : zy zyn op zoo
een geringe wys vaftgehecht, dat zy door het
minfte geblaas afvallen: zy worden van kleine
fchalen gevolgt , die de grootte van Hazelnoten
hebben, en langwerpig zyn, ,zy ge-
lyken vry wel naar die van de Tuin-Maankop
, en bevatten in vèrfcheide celletjes ,
kleine zwartachtige zaden.
Dit Poort van Maankop groeit alomme in
de Velden, langs de wegen , en voornament-
lyk onder het viafch, met welkers Pchoone
blaauwe bloemen, de luifterryke roode bloemen
der Klapperroozen, een aangename ver-
fcheidenheit uitleveren : men zaait alle de
Poorten van Maankop in den Herfft o f in de
Lente , op dat zy gedurende den geheelen
Zomer bloeïjen zouden ; wanneer men haar
eenmaal in een Tuin gezaait heeft, zoo ontbreekt
men haar no oit, want zy zaaijen zich
zelfs.
De bloem is het voorn aamfte gedeelte het
gene men van ,de Klapperroos gebruikt, zy
is verzagtende , en bevordert de borfïzuivering
in de verkoudheit , en drooge hoeft,
men gebruikt haar in een afkobkzel', by wy-
ze van Thee, in Siroop, en Conferf, en in
Garfte-water. De Heer Chomel verzekert,
dat het een krachtiger zweetdryvend middel,
als het bloed der Steenbokken zelfs is ,; de
kóppen van dit Poort van Maankop , zyn ee-
nigzins Slaapverwekkende.
W I T T E M A L U W E , H e em s t -
w o r t e l , W i t t e He e m s t , AHhaa.
Dit is een Plant die zeer gemeèn-is, en overal
in de Moeraften en langs de beeken groeit.
Haar wortel'die uit een hoofd voortkomt,
is w i t , lang, zoo dik als een duim , rond,,
tyel gevoed, zeer ilymachtig,. eii in takken
verdeelt, hy bevat een houtachtig hart, ’t
geen even als een koort zyne lengte doorloopt.
De fteelen van deze Plant zyn omtrent
drie voeten hoog, dun, rond, wolachtig,
hol, en met beurtelings ftaande bladeren
bezet, deze zyn katoenachtig , zagc, ge-
tant, en aan lange fteeltjes vaftgehecht. Hare
bloemen komen uit den fchoot der bladeren
voort ; zy zyn purperachtig, wit , kloks-
wys ge vormt, en in v y f deelen uitgefnee-
den: ’er volgen platachtige Vruchten op., o f
die de gedaante van een klein koekje hebben,
zy zyn uit verfcheide zaadhuisjes zamen ge-
ftelt, die ieder een zaad van een nierswyze
gedaante bevatten.
Het lymerige fap der bladeren verandert
4e kleur van het blaauwe papier n ie t, maar
4at vaïi dé wortelen doet het .rood worden ;
het is van dit lymerig en zoetachtige fap jf
. waar mede de Witte Maluwe vervult is, dat
hare krachten voornamentlyk afhangen : te
weten, om week te maken, te omfpannen,
en de fcherpheit van de vochten te verzagten
zy is zeer afzettende., en borftzuiverende:
men maakt 'er koekjes met fuiker van, o f een
firoop die de borftzuivering bevordert; haar
afkookzel in een drank o f klifteer gebruikt,
is nuttig tegens de ineeting der darmen , om
té verfrifTen, en tegens het graveel : tot een
pap geftampt zynde gebruikt men haar met
riut op de gezwellen en, ontftoken dee-
lén» '
, W I T T E M I E R E N , of H out-
L u i z e n . Dit is een Infeét ’ t geen zeer ger
meen door geheel Amerika , en in de Ooft-
Indiën is : het taft het hout aan , knaagt en
verderft het. Dit Infeét heeft de gedaante
Van de gemeene Mier ; het is bemorft wit,
en Pehynt olieachtig op het oog en in het
aanraken, het heeft een laffe en walglyke-
rfeuk ; het vermenigtvuldigt op eene verbazende
wys. Op wat plaats deze Mieren zich
ook veftigen mogen , zoo vormen zy -een
klomp van een ftoffe , die de- gedaante van'
zwarte aarde heeft, waar van het boven gedeelte,
Pchöon het weinig gladheit heeft, en
knobbel achtig is , echter zoo vaft is-, dat ’er
het water niet doordringen kan. Men merkt,
in het boven gedeelte geen openingen op ,
Óm dat deze Infeéten nooit, onbedekt voortgaan.
Z y vormen een menigte kleine galle-
Tyen , die zoo dik crThol als groote fchryf-
pennen zyn, zy zyh van dezelve ftoffe als de
II. D e e l .
klomp gevormt, lopen ’er in uit, en geleiden
tot alle plaatzen naar welke zy zich begeven
willen; het inwendige van den klomp
is een doolhof van dit Poort van galleryen,
die indiervoegen 'door een gevlochten , en
zoo fterk bevolkt zyn , dat het onmogelyk is
om te. begrypen, hoe zeer deze In Ce eten vermenigvuldigen
, en de konft die zy in het
zamenftellen van hunne woning gebruiken.
Wanneer men een gat in den- heft maakt, of
een gallery verbreekt, zoo ziet men aanftonds
duizende Werklieden toefchieten , om het
verbroken gedeelte te herftellen. Het is zeer'
moeijelyk om hen uit een plaats te verdry-
ven op welke zy zich eenmaal geveftigt hebben.
Welk éene menigte men ’er ook van
doden mag, en welke Pchaden men ook aan
hare woningen mag .toebrengen , zoo is het
echter genoeg wanneer ’er maar eenige over-,
bly ven, om in korten tyd de Volkplanting van
nieuwe in woonders té voorzien , en die wel
ras een andere verblyfplaats bouwen, met het
leder , het lynwaat, de ftoffen , het denne-
hout, en vooral het zagte hout dat men uit
Europa brengt, aan ftukken te knagen en te:
verderven, zy zyn in ftaat om een huis om-
te doen ftorten met de fondamenten te verdelgen.
Vermits deze infeéten een aangenaam
aas voor de Hoenderen zyn , en men gefta-
dig duchten moet dat zy zich verfpreiden zullen,
zoo zie hier wat men doet; men flaat
, een paal in het midden van een poel, en men
plaatft de klomp op dë paalden naar mate '
dat men ’er nodig heeft om de hoenderen te.
meften, zoo kapt men ’ er een gedeelte van
a f , ’ t geen men voor de hoenderen werpt.
Het is zeer vermakelyk om te zien met hoe,
veel gretigheit zy op deze infeéten aanvallen,
en hoe zy de klomp met hunne pooten en
bek verbreken, om hen te noodzaken ’er uit
voort te komen.. Zie daar het eenigfte voordeel
dat de In woonders van deze'fchadelyke
infeéten trekken.
.W I T T E - N O N . ' Dit is ‘een Rivier-
Vogel, die, zoo als.Beton zecht, zeer be- -
kent in het'Sofonnoifche en Beauvoifche is;
hy is half w i t , en half zw art; maar deze
kleuren zyn op verfchillende wyze vermengt:
hy is veel grooter als de Taling , en kleinder
als de Bruine Eend. Het onderfte gedeelte
van den hals en den buik van dezen vogel zyn
gewonelyk wit, en het opperfte van het lichaam'
zwart: zyne vleugelen.gelyken naar die
van de Èkfter; zyne pooten en ftaart komen
Q q q q q met
I
II