fertatic óver het Purper der Ouden , die die
het Magazyn van December 1751 ontleent is,
door den Heer Templemann : in de befchry-
ving^ die men in/dezelve van deze Schelpen
geeft, welke het purpervocht vóórtbrengen,
heeft men de wyze bygevoegt om het ’er uit
te trekken : dit is voor een gedeelte hQt geen
w y in. de artikelen T rompetten en Rotshoorns
befchryven zullen , en*reeds in dit
®Pg^g.eev-en hebben. Wy-zullen hief, in navolging
van den Heer Templemann, noch op-
geeven; 1. dat de handelwys o-m de Trom-
pet-Purpervifch te verpletteren , ten einde
*er het Purpervocht uit te trekken , gebrekkig
rs, om dat hoe meer ’ér te gelyk van het
vJeefch en den, drek van het Dier uitgedrukt
word, hoe minder fchöonheit het purper hebben
zal ; • a. dat men zich van een bekken
van tin bedient om het vvarm te- maaken , en
het water uit te dampen , in welke men het
verpletterde Dier uitfpreid-, en even als ontbind
; 3; dat men ’er zee-zout by voegt-;
n ie t, zecht hy , om de kleur levendiger te
maken, maar om haar voor verderf te-'bewa-
ren;. 4. dat. noch Arifloteles, noch Plinius;
dé veranderingen der kleuren gëkent hebben
welke in liet purpervocht gefchieden, welke
veranderingen wy hier voor opgegeeven
"hébben, om dat zy het eensklaps rood deden
worden,, met het in een groote meenigte wa^
ter te ontbinden...
P U T . Men geeft dfezen naam aan
een holligheit die loödlynig in de aarde is
Uttgebolt , tot dat men een onderaardfebe
ftroom van water gevonden heeft ; deze war
terftroomen verzwakken niet, ofdroogen niet
op', als na een lange droogte : dit zyh zqo
veel onderaardfche wellen o f fonteinen, web-
ke weder voórtkoomen en beginnen te vloei-
jèn wanneer men aanhoudende regens krygt,
waar van het water met in de aarde door te
zypelen ,haar nieuwe voorraad verfchaft. Dit
fdort van water is altoos veel raauyveren on- v
verteerbaarder , als dat gene dat in de vrye
nicht ftroomt. Men heeft Putten van zoetwater,
en Putten van-zoutwater , enz. Wanneer
men het werktuigelyk geitel- van de ge-
meene wellen en Fonteinen begrypt, zoo
moet men mede dat van de Putten begrypen.
Men moet dus niet verwondert zyn dat men
mede Patten heeft, welke beurtelings, en anr
aere welke volftandig water hebben ,. en we.r-
der andere waar van het water heet o f koud
i s ,w y kennen. e.en-> Put. die.een, te. zanders-
-ling verfchynzel, verfchaft , dan dat wy hem
hier ftilzwygende zouden voorby gaan*
Op de Kult van Plöugaltelr, naby Breit,
aan de. overtocht van -St. Jean , aan de.zyde
van Cornouaille , heeft men aan den mond
van de Rivier Landernau , een Put van wa^-
-ter dat; altoos zoet is , waar van het oppervlak
van den grond zomtyds gelyk met dé.zee
is wanpeer zy laag isl Het verwondering
verwekkent verfchynzel van deze.' P u t, is
dat hy voi-word wanneer de zee laag. is , en
zyh water uitlooft wanneer de zee hoog word ,
zonder dat men eenige vermenging van deze
beide wateren bemerken kan , 'gelyk wy zulks
zelfs op dé plaats door proefneeNmingen bezocht
-hebben.. De waterwel die deze Put water
verfchaft , vermindert in langduurige
droogtens, gelyk die van het' grootfte gedeelte
der andere bronnen. De Heer Deslandes, Cöm-
miflaris. en Controlleur van de Franfche Zeemacht
,-^van welke wy reeds met lo f gewa<*
gemaakt hebben ,. heeft van dit verfchynzel
aan de Akademie der Weetenfchappen van
Parys verllag gedaan.
Men.-geeft mede de naam van. Putten aan
de holligheden die men in de mynen vormt
om het water by een te verzamelen, en .‘by
de groef te koomen., om ’er eerft deze vloei-
ftpf uit te. pompen.,, en ’er. vervolgens, de erts
uit te halen..
P U T T E R . Men geeft dezen naam aan
den Diftelvink , vermits hy byzonder ge-
fchikt is om'afgericht te worden om het water
door middel .-van een emmertje, te putten
wanneer hy drinken w i L , Z/V D i s t e l v
in k ..
P Y L H O U T , S'p Ó RKENHOt) T,
H o n d s b o om , Frangula. Dit is een ’'groote
heefterdie voornamen tl yk in vochtige plaat-
zen groeit, hy brengt roos wyze bloemen voort,,
op welke ronde.beziën.volgen^. die door een
groef verdeelc worden-, welke hen dubbelt
doen fchynen , zy zyn eerft groen , vervolgens
rood , en eindelyk zwart wanneer zy
r-yp zyn.. Zyne bladeren zyn fchoon groen,,
en vry gelykvormig aan -die van den Alant-
wortel, maa'r veel zwartachtiger , en beurtelings
op de takken geplaatft; zyn fchors is uitwendig
zwart., en-inwendig faffraan geel. Het
hout van «dit boompje is wit en zagt, men
brand het tot ligte kolen, die het befte tot
het zamenftel van. buspoeder gefchat worden..
Hon*-
Horidert ponden van dit' hout, zecht de
Heer Duhamel, ’ t geen in Vrankeryk vier
Eivres koft, brengt niet meer als twaalf ponden*
kooien voort. In eenige.'Landfchappen
van dat Ryk, maken de Schoenmakers van geen
ander hout tot- de fchoenpinnen gebruik ; de
tweede fchors van den wortel van dit boompje,
word door de Landlieden regens de waterzucht
en afgaande koortzen gebruikt; dit
•geneesmiddel purgeert onder en boven-.
P Y L S L A N G l Ac&ntias.' Men geeft
dezen naam aan een 'Slang, om de fnelheit
niet welke zy op "haren prooi fchiet. Men
ziet een van deze Slangen in het.fraaije kabinet
van den Senaat'van Boulogne : zy heeft
de dikte van een, wandelftok , en is omtrent
drié voetén lang ; derzelver kop is dik, en
zyne kleur afchverwig"; het overige van haar
lichaam is bruin. Deze Slang, welkers beet
veel gevaarlyker als die T a n den Adder is ,
heeft men meèmgvuldig in Egypte ,■ en Ly-
biën. Wanneer zy op de grond lecht, zoo
kronkelt zy z ich , voor dat zy toefchiet, de
•ringên van haar lichaamnoen in dirgevalde
u i tw e r k i n g v a n fpringveeren.Zy verbergt zich
zomtyds op de boomen , van welke zy met
zoo veel geweld affehiet , dat zy , zoo men
zecht, een uitgeftrektheit van dertig voeten
afleggen kan.
Men'vind , in Indiën en Nieuw Spanje ,
van dit foort van Slangen,- die een- groene
kleur hebben , zy fpringen op de menfehen,
en zyn zeer boosaardig, wanneer zy jongen
hebben.
P Y L S N O 'E K , Spbynena. ■ Dit is een
foort van zeevifch, die Artedi zecht, dat tot
het geflacht der Makreelen behoort. Te Li-
vorno, en door geheel Italiën , geefc men
hem den naam van- Luzzo-niarino. Rondelet
onderfcheid' ’ér twee foorten van. Z y zyn
lang, jn hebben een fpitze fhuit. Zy hebben
veel overeenkomft met dé Snoek in gedaante,
waar door men hen , te Roomen,en
te Montpellier, uit onkunde van den rechten
naarti, zomtyds Zee-Snoek, hoort noe*-
iffen.
De Pylfnoek van het eerfte fo o r t, heeft
een lang enduti lichaam, de bekis-lang enuit-
ftekende , en de'onderkaak grooter als de
©pperkaak; hy eindigt in een punt,. en om-'
vangt de opperfte. Deze kuaken- zyn zoo wel
aamengevoegt | dat men zeggen zou , dat ’er
geen.fgleet imwaa,/fchoon.zyn bek. zeer. wyd
is ; want dit is een zwelgzuchtigë vifch : zyn
bek isr inwendig geel : zyne tanden zyn zeer
fcherp, en in wendig omgekromt: men telt
.’er vier in de opperkaak. In het midden van
de onderkaak heeft hy een tand die veel grooter
als alle andere is; hy fluit in'een opening
van de opperkaak.- Zyne oogen zyn groot
en hebben twee openingen boven zich ; van
den kop tot aan den ftaart loopt een enkele
ftreep , over het midden van het lichaam ,
die uit fchubben is te zamengeftelt; zyn buik
is wit , zyn rug zagt, en zyne kieuwen vry
openftaande ; de eerfte van zyne rugvinnen
heeft v y f doornen: zyn vleefch is wit , aangenaam
van fmaak , hart en droog.
Het tweede foort van Pylfnoek gelykt, zecht
Rondelet, naar de Haring-Houting; zyn ftaart
is fpits , en eindigt in een vin die zich uitbreid;
zyn vleefch en beenderen zyn door-
fehynent; hy heeft over het midden van zyn
lichaam een rechte ftreep , die van de kieuwen
naar- den ftaart voortloopt. Deze Pylfnoek
is veel kleinder en witter als de voorgaande
; het vel van zyn buik is zwart, en
hy heeft een lange blaas die met lucht vervult
is aan den buik..
T Y L S T A A R T , %ie- N a r i -N a r i .
P Y L S T A A R T , Pafiinace. Dit is een
Zee-vifch , waar van men drie foorten on-
derfcheid , die tot het geflacht der viflehen
met' kraakbeenige' vinnen behooren: het zyn
foorten van Rochen.
De eerfte heeft een=ftaart , die. in kleur en-
rondheit, naar den wortel gelykt , die mep
Pinjlernakel noemt. Zyne vinnen zyn gelyk
de vleugelen van een-Tortelduif uitgefpreid.
Deze platte en kraakbeenige- vifch, heeft een
gladde k u it ;. hy heeft een lange, fpitze, en
zaagswyze doorn aan wederzyden. en aan den
ftaart geplaatft, die lang en buigzaam is , en
altoos in dikte a f n e e m t . Deze angel is vergiftig,
zelfs na de dood van het'Dier. Deze
vifch heeft een fpitze bek , en- de oogen boven
den mond geplaatft; en onder dezelve
openingen, in plaats van neusgaten, en andere
openingen voor de kieuwen : zyn mond,
fchoon,klein en tandeloos zynde , is echter
inwendig wyd. Zyne kaaken zyn hart, en-
ruuw; hy- zwemt plat leggende : hy heeft alleen
een kleine vin aan den- ftaart; hy onthoud
zich in de flykachtige plaatzen , niet
verre van de ftranden.,, en leeft van vis-
fchen..,
X x 3, ' E>e-\