pooten hebben, en geen aan de achterzyde:
in het tweede zal men die gene fchikken die
*er drie aan de voórzyde , en geen aan de
achterzyde hebben: in het derde, de Voge*
len dié vier vingeren hebben, twee voor- en
twee achterwaarts , gelyk de* Pappegaaijen,
enz. In het vierde de viervingerige Vöge4
len, die ’ er drie aan de voorzyde en een aan
de achterzyde hebben ; gelyk de zingende
Vpgelen, als de Nachtegaal , Leeuwrik en
Kolobrietjes: in het vyfde de Vogelen met
gepalmde pooten, die met vier vingeren aan
de pooten gewapent zyn, waar van ’er drie
voor en een achter ftaat; gelyk de Eén den
en Duikers: .in .het zesde de half gepalmde;
gelyk de Water-ftaaft, die-'yier vëreénigde
vingeren heeft: in ■ Het Zevende;, die met ge-?
palmde pooten en'drie fingeren gelyk de
Pinguïn : eindelyk in hét-abhtfte', de daétylo-
bes'Vogèlen , die vier vingeren hébben dié
ter wederzyden met franjes Bezet, ën waar
van verfcheide drie vingeren voor en een achterwaarts
hebben, gelyk de Fuut en de Koet;
De Liefdensbedrjven der Vogelen ^ hunne, nestel1
, hunne paring , hunne eiferleggwgy‘
hunne woonplaats, hunne tochten, hunne
vlucht, de' during van hun leven., bun r-j
gezang , hunne ' voortgang , hunne
vederen, enz» '
De Lente fchynt de tyd te zyn die tot de
liefdensbedryven der Vogelen gefchikt ,is; .
het is alsdan dat de zaadballen van de nian-
hetjès aanmërkelyk beginnen op të zwellen,
en dat zy alle geneigtfchynen om hun foort
te vermenigvuldigen. Men heeft, onder de
Vogelen, eénige die meer tot de liefdensbedryven
.geneigt zyn als andere, zelfs mannetjes
die veel geilder als de-wyfjes, en wyfjes
die veel verliefder als def mannetjes zyn. Om
dit oogmerk van de Natuur te vervullen ^
zoo ziet men deze dieren niet: alleen met de
fchooriheit van hunne vederen pralen, maar
z y zingen byna dagelyks door -liefde. . Dé
mannetjes fchynen elkanderën den voorrang
te betwiftenwïé ‘hét welluïdendfte en lang-
dürigfte zingen z a l;, gelyk men zulks in de
Nachtegalen én Baftaart Nachtegalen opmerkt,
zelfs ziet men de Hanen met trots-
héit b et hoofd ophëffén óp het gezicht van
hunne -medeminnaars. De Tortelduif vormt
pen klagent en teder 'geluit. Iedere -vogel
heeft een -byzonder gezang en ge fch reeuw',
waar door men hen- van elkanderen ondeffcheiden
kan. Z y verflaan elkanderen , en
de eene geeft de andere altoos antwoord; en
vermits onder dit foort van dieren, de mannetjes
(zonder ’ef een èënig. van uit te zonderen}
altoos veel beter zingen als de wyf-
jes, zoo fchynen deze de voorkeur aan die
gêné van haar foort te geven die haar: het
ineefte bekoren', en het meefte hare gunftbe*
Vvyzen te verdienen.
' Alle de m an n e tje sd ie , volgens Redi,
twee roeden hebben, en die o f gekamt, of
gelpport, o f gebaart zyn , dekken-hunne
wyfjeS. niet op dezelve wys : -een-ige houden
haar tëgens den grondden andere recht over
einde. Wanneer/de paring volbracht is,
houd het groot-fte gedeelte elkanderen gezel-
fchap gedurende het overige van het jaar, I
tot - aan de volgende c lente. Zie het Werk
van Jiervey ^ over de Weortteellng.
De wyfjes der Vogelen léggen de eijeren:
zy bebroeden hén völftandigidóor-hare eige
warmte, tot dat de'jongen uitk-omen.
De:-Hen, dié een fchat'voor den Menfch
is , lecht byna dagélykfch dn eenige jaarge-
tyden; andere Vogelén leggen ofiveffchillig I
een geheel jaar door,- en weder andere maar
een maal in het jaar. De hoeyeelhëit der I
eijeren is aan ieder foort in hét byzonder be-
paalt; want- zoo mén ’er eenige van vver-
breekt, o f wegneemt, zoo leggen zy weder I
een ander diergelyk getal om het broedzel
volkomen te maken ; dit merkt men vooral I
in de Eenden, Zwaluwen en Muiïchen op, I
Eindelyk de Vogelen, die het minfte nadee-
lig en de befte tot fpyzên zyn? zyn die gene I
*die'het fterkfte vermeenigvuldigen. Vo or’t
toverige , men heeft öpgemérkt dat die* gene
•onder deze. dieren die hunne jóngen voeden,
'’ er gewónetyk maar een kléin getal hebben;
'die gene; in tégendéel wier jongen alleen
eeten zoo ras zy uit de eijeren voortkomen,
hebben ’er ach tien en &omtyds meer. Maar |
boe veel voorzorgen nemén zy voor hunne
jongen niet!-mén kan niet anders als bekoort
zyn door. het werktui gelyk- géftet van het ei
zelfs,, en over de geboorte en de opvoeding
'van de jóngen. Beginnen wy eérft met de
neften té befchouwén.
■ Dé Vogelen*' bouwen en vormen hunne
-neften meteèn yerwohdèringswaardige k-onft;
• ee'mgë maken liern onder het gras bp de aarde;
andere op de •boom'en-, o f hangen hem
-aan dé takken der boornen; andere plaatzeti
bem in de heefters; andere in de holligheden
'der boornen ; andere-in de aarde; andere m. •
ihec
h'cfrièt ; andere in deofpleten der- rotzen;
eindelyk vvkar zy hem ook plaatsen mógen,
zoo: is het altoos onder een beièhutzel, ,’tzy
onder /de,;kruiden', o f onder éen groote tak,
of onder b y een gefehikte bladeren.
1 Men kan , zecht de . Heer Pluche. , zich
niet. genoeg verwonderpu over dé, gelykvor-
migheit die men tuffehen de.nefteó der- voger
len van eert fo or t, en die. vark'ëén' andër
vindg alsmede: lover1 dé'vertiuftighjeit:,:-!ziönér
lykheit en voorzorg : dié loveral heèrfcht.
Wanneer mén' op. eén plaats, éenverzameling
van ftukjes .verdroogt hout; fchorfen , droö-
ge bladeren , h o o i, ftroó.., mofch; werk,
paardehair , katoen , ' wol , zy.de , fp.inne-
wébbeii, vederen.,v.en een menigte; anderen
geringen woorraad voörónderftelt;; z<óp. zal
men: onze bewoouders, van de lucht wel ras
op deze kermis ter-markt zien komeiv Deze
heeft een takje mofch nóodig;! die vraagt om
een veder; een ander moet ëen ftoppel hebben,
en weder een andere ontbreekt eén weinig
w o l: zomtyds ..ontftaan ’er gefchillen,
alsdan trekt een iéder zoo vëë.1. tot zich als
hy kan, én .voert aiies:naar zyn neft wat hy
bekomen kan;-: De'uitwendige de e len van
dén.neft zyn van grove' ftoffen ge vormt, om
tot een - grondflag te verftrekken -.hier- tóë-
worden doornen, biezen, grof hooi en het
dikfte. mofch gébruikt : op dézen, cerftén
gróndOag die noch - geen : gedaante . be.eft ,
plaatzenilzyifyndèr ftoffen die zy in het ronde
buigen , uitfprèiden. en • door‘.elkandëfeh
vlechten, : deze zyn. indiervoegeh: -gefchikt
datiZy de Infeébenoen'de winden uit denneft
keereh.*: Iedere, fo óft: lteeft e.enr.byzondere
fmaak o f wyze om zyn neft te bekleeden,
zy verzuimen nièt :om het inwéndige.gedeelte
met . vederen te bedekken ,' o f om het.met
wel enz. té; beklëedén', uit. vreesfdat hmine
eijeren zouden. kneuzen ó f : breken-:, • en (om
hen èn hunne, joh gen in een geftadrge warm*
te te onderhoaden.
Dé üitgebreidheic van ;den‘-neft vis evenredig
thet' het; -getal der jongen dié géborén
mpeten worden , en nooit overvalt' hen de
legtyd voor dat den neft vol tooit Ts.: De
Werktuigen van.de. vogelen zyn de ’ béide
ftukken van hunnen bek , ën zy .brengen
met dit:'werktuig werken yoort waar , in
men ;de nethèic der. Mande makers / en de
behendigheit. dér Metzelaars opmerkt: men
heeft ’er waar van alle-deeien met elkande-
ren . verbonden en zamengehecht zyn , door
middel , van een. kó o rt, • dié. de . vogel van
werk’ , ?:henpip ,. paardehair, on fpinrag -zar
•n^enftelt,-; een dezer.is die van de Mujchi Z ïcdjt
woord* ;;
.Andere',* vogels , gelyk de Meerl en dé
Hoppe., beltiyken, hó-t. inwëpdige, van bun
neft' njec een dunne laag plaafter , die alle
de. ondergeplaatfte ftoffen te zam en hecht en
by elkanderen hóud , en die .door behulp
yan een weinig, mofekt o f vyérk. dat z y ’ er
aan vaftheqhten wanneer het npch yérfch is,
inwendig een muur o f béhange vertrek vormt
?t f geen. een volmaaktë .zinnelykheit' bezit.
Andere .eindelyk, gelyk* de Zwaluwen , mk-
■ ken: een-.peft. zonder hout, zonder hooi, ën
zonder zamenhechtzelen : zy mengen hét
fto f met he,t water -dat zy onder bet vliegen
van de oppervlakte van het water in hunnéii
bek opnemen, en vormen zich. een verblyf-
plaats •• die„é.en geheelé zonderlinge,..vorm
heeft.*,
: Het is dus dat de Vogelen , vóór hunne
jongen, een vafte verblyfplaats vormen,
die zy 11 iet onver fch i-llig op aïlp pjaatze h aan-
leggen, ; maar:.altoos op zoo- eene altyaah-zy
zich,.in ruit onthouden, k o n n e n e n voor
hunne vyandeu beyeiligt zyn. - Alle bebroeé
één-, zy hunne ;eijereir met zoo ..vééT gedult,
dat zy liever honger lyden zullen ajs .hen
onbefchermt laten met. hun voédzel elders
té; gaan zoeken. D e Vogel , die ( een zoo
vlug'en zoo, tonrulfeg diex .is, vergeet op dit
o ogen blik .-zynen aanc,, -pm, op zyne eijèrpri
gedurende de bepaalde tyd re blyven zitten.
Maar . laateii wy to t dé .Hiitorie der eijeren
o vergaan. ;
De eijeren der Vpgélen vèrfchillen door
de kleur der fchaalën en door hunne'gróote:
alle'hebben z y ; een fchaal o f fchors die vry
hard,, w it, -breukigjeu kalkachtig is , en inwendig:
zyn zy met ,een vlies bekleed ’t geen
het,-.geheele ei ©mvangt/ Wy zullen het ei
der Hoenderen tot een voorbeeld nemen,; in
welk de.> deelen veel merkbaarder zyn : -men
ónderfeheid ligtelyk het geel o f de doijer ,
dié in het midden geplaatft is;- het eerftewit,
dat de doijer omvangt; een tweede wit, waar
in;.het ;middèlfte-gedee 1 re dryfe; de banden die
dé doijer omtrent het midden van bet ei ophou**
den; de vliezen, waarvan het eene de doijer,
eén ander het eerfte wit befleit, en een derde
èn vierde’die alles omvangen; en eindelyk de
fchaal die alles befchermt» Het middelfte
word eerft ge vormt, en het laatftede fchaal,
deze verhard zich- van dach tot dach : deze
korft heeft een ’dubbele nuttigheit: 1. zy
ftelt