zyn. De Slakken hebben nooit meer als twee
dogen , maar derzelver plaatzing verfchilt :
in eënige zyn zy op het uiteinde'der beide
hoornen geplaatft; in andere aan de voetfteun
dezer hoornen o f in derzel ver midden ; eeni-
ge zyn ’er zelf van berooft.
De mond der Schelp-Slakken is onder het
hoofd geplaatft , en hy verfchilt in de foor-*-
ten door zyne grootte, gedaante en plaatzing.
In de Sqhelpvifichen , gelyk de .Oe-'
Ilers , is de mond , in het ondérfte gedeelte
van de Schelp , by het- fcharnier , geplaatft
: hy is uit vier dunne blaadjes en een
vezelachdg zamenweefzel ge vormt * die met
de maag door middel van een zeer korte flok-
darm gemeenfchap heeft. Deze mond trekt
door zyne geftadige beweeging wanneer her
Dier zyne fchelp opent, het water tot zich.
Men merkt in de Slakken twee kaaken op,
een booven- en een onderkaak, die-in eent-
ge met kleine tanden , o f kraakbeemge' beentjes,
bezet zyn , zy zyn overeenkomftig met
het hoorn^zeer hart, én haare punten zyn
naar de maag omgekromt, zy hebben meede
een loogt van.tong, maar men heeft deze deelen
in de Schelpviftchen niet konneji ontdekken.
Men moetna deze ontdekking niet verwondert
zyn , over de fchade die de Schelp-
Slakken aan onze moeskruiden en vruchten
toebrengen.
De vérflindende Schelpflakken hebben ge-
woonelyk geen kaaken ; maar zy hebben in
derzelver plaats een foort van fnuit die naar
hunnen wil in hun lichaam te rugTcpert: hy
is min o f meer lang, aan zyn uiteinde met
een ronde ópening doorboort, met eenkraak-
beenachtig vlies omzet, en met tanden ge wapent.
Deze verflindende Schelp-Slakken tasten
andere Schelpdieren aan, doorbooren
hunne fchelp , en zuigen haar u i t , om zich
te voeden. Allé de Schelp-Slakken hebbenden
hals die het hoofd •onderftcunt, en dit
deel , van het overige van het lichaam , af-
icheid. De ScheTpvilTchen hebben niets-dier-
gelyks. Het lichaam der Schelpviffchen van
het foort der Slakken, is in hunne fchelp ge»
draait én gevormt: het is mede in de Schelp-
Slakken by wyze van een krultrek gevormt,
en in de. andere- Schelpvïflcben is het plau
De Voet is in- de Schelpdieren een verzaame-
ïing van fpieren-, door welkers behulp , en
een golvende beweeging , het Dier zich van
ce eene plaats naar dé andere beweegt en
voortkruipt, maar dit géfeh-ied' altoos voort- ■
glyende dus is. de voortgaande beweeging,
Van de Schelp-Slakken. Dit deel., dat in de
platte Schelpviflchen verfcheiden is , dient
hen altoos tot deze gebruiken niet: het dient
tot een fpringveder aan de Dunfchalen , om
met kracht te fpringen , en het is niet aan-
weezig in eenige -Poorten , gelyk de Oe-
fters.
Dé fhêér Adanfon 'geeft de naam van-Mant
e l in plaats van halsband, aan een fpier-
achtig vlies , dat ge woonelyk zeer dun is
-en ’t geen dé inwendige wanden vati de fchelpen
bedekt en bekleed.- De onbeftendigheit
en onregelmatigheit van deszelfs gedaante
die volgens de verfehillende beweegingen vanher
‘Dier verfchilt, heeft hem overgehaalt
om het dezen naam te'geeven. In eenige
Schelpdieren omkleed dit vlies den hals van
het Dier;. in-andere vormt het wezentiyk een
foort van mantel, die niet alleen het inwendige
van de Schelp omkleed en omvat,. maar
zelfs het uitwendige meéde* In de-Schelpviflchen
,- gelyk de Oeftérs, verdeelt zich dit
vlies in twee deelen , en bedekt het geheele
lichaam tan het Dier. Het voornaamfte gebruik
van den m'antel in de Schelpdieren, is
om te beletten1, dat het water niet tegens den
wil van het Dier in de Schelp indringe , of
om het ?e f na zyne begeerte in te houden.
In dé platte Schelpdieren, by voorbeeld , in
welke-het in twee deelen gefcheiden is, voegen
deze twee ftukken , wanneer de fchelp
zich opent, zich naauwkeur-igï tegens elkanderen
; indiervoegeh, dat het water van Buiten,
’er niet jnvloeijen , noch bet geen in de
fchelp- bevat is, ’ér niet uitvloeijen kanzonder
dat het Dier zulks begeert.
Men merkt ter rechter zyde , op- den rug;
van de-Schelp-Slak, .,een o f twee openjhgen'
op, ’ t p en 'd e luehtpypen zyn , die tot de-,
ademhaling- van- het Dier dienen. Een weinig
beneden deze luchtbuis, ziét men een andere
openingy dié ’er alleen door een middel
fch o t van afgescheiden is , dit is, in zyne-
aars.. In de platte Üchelpviflchen, heeft de
mantel zonrtyds twee openin gen, *t geen de
ïuchtbuizen'zyn , door welke het Dier de
lucht én het flykachtige-water i-nzuigt, ’ cgéen
zyn voedzel uitmaakt... Dè lucht en het water
die de .Schelp-Slak door haaré luchtbuizen
iiTZwe+gt, worden in vier kleine kieuwen-
óvergebrachc, die de nodige lucht tot het leven
van hef Pier doorz-ygen en affeheiden..
Men karr'gemakkelyk deze kieuwen indé'plat-
te fchelpen, gelyk dé Oefters orrderfcheidénv
Het zyn vier vliesachtige blaadjes,,die by uic-
Pek dun , by wyze van een halve maan gevormt
^ én uit een zaamenweefzel zaamenge-
ftelt zyn, dat als ‘kleine orgelpypen die zeer
dicht by elkanderen ftaan , gefchikt -is ; op
den rug van iéder van deze blaadjes , is
een rei van'kleine eironde gaaten geplaatft,
door welke het water in de buizemo vergaat,
en hen doet-opzwellen. De drek van de
Schelp-Slakken is wormswys , en even als
kleine kluuwtjes van touw of garen gedraait;
in plaats dat die.vaiivde platte fchelpen korl-
achtig is. Het hart heeft in de Schelp-Slakken
een merkbare beweeging, eri is op de oppervlakte
van het lichaam geplaatft; in plaats
dat het in de platte-fchelpen, zich in het inwendige
bevind. WïHis verzekert dat hy in
de Oefters de uitzettende en zateentrekkende
beweegmg van dit deel, waargenoomen
heeft, i jg ■— ■
De een fch el pi ge Slakken , zyn aan' haare
fchelp alléén door een eénige fpier waftge-
hecht die de gedaante van een lint heeft , zy
is aan 'de fchelp vaftgehecht , en' breid zich
takswys in het lichaam van het Dier u i t ; de
Slakken die een bovenfehelp hebben, doen
haar door middel van een andere fpier , be-
weegèn. Onder de platte Schelpen heeft men
’er, die , gelyk de Oefters, maar een fpier
hebben, w.elke dwars over haar lichaam loopt
om zich aan de Sluitfchelp vaft te hechten,
op welke men’er altoos > het indrukzel van
zien kan; in de andere foorten heeft men ’er
meer of min , die óp verfehillende wyze geplaatft
zyn. : Het gebruik van deze fpieren is
om de valdeuren te verwyderen o f elkanderen
te doen naderei’i, naar den w il, en volgens de
behoefténs van het Dier. Dus hebben de
wezens die hetveronachtzaamftedoorde N atuur
fchynen te zyn, e'en verwonderenswaardig
werktiiigelyk geftel; maar ’er is mogelyk
niets,-gelyk de Heer Adanfon zeer wel aanmerkt,
waar door de.Schelpdieren vreemder,,
en te gelyk verwonderlyker fchyhen , als
door de Sexen. In eenige is de Sexe onder-
fcheiden; men heeft onder deze mannetjes en
wy?jes? .gclyk in de Purperhoorns ; in andere
is zy vereenigt. Deze worden Hermapbro-
diïen genoemt.
Men kan, volgens- dè weetenswaardige
Waarneemingen van dezen Akademift , drie
• ioorten van I-Iermaphrodismus in de Schelpdieren
onderfcheiden. 1. Die in welke men
geen deden tot de voortteeli-ng opmerkt, ’ t
zy manpelyke o f vrouwelyke , en die zonder
faorc. van paaring huns-.gelyken vóórtS
C H E L P D I E R . |H
brengen: dit isbyzonder aan de phftte Schelpviflchen.
1. Die geene die de beide deelen
der. Sexe vereenigen , en echter zich zelfs
nier, genoeg zyn.; maar het behulp van een
ander Dier van hun foort noodig hebben ,
wanneer zy: elkanderen te gelyk bevruchten;
het eene verftrekt het andere tot een mannetje
, terwyl ieder ten zyn en opzichten , te
gelyk de werkzaamheden aan een wyfje verricht;
dit foort van Hêrmaphrödismus ontdekt
men in de Land-Schelp-S 1 akken. 3. Die
geene die de beide werktuigen der voorttee-
ling bezitten, hebben de vereeniging van een
ander Dier van hun foort noodig , maar zy
konnen elkanderen niet te gelyktydig , bevruchten
, om dat hunne teeldeelen te verre
van elkanderen verwydert.zyn. Deze on-
gunftige pl&atzing.verplicht hen, om geduu-
rende de paaring , op elkanderen te ftygen.
Wanneer een dezer Dieren de werking van
mannetjeten opzichten van een ander verricht,
zoo kan het niet te gelyk door het geen
dathetten wyfje verftrèkt, bevrucht worden,,
fehpon het Hermaphroditiefch is ; het kan
zulks op dien tyd alleqn door een derde worden,
geen zich op zyn lichaam omtrent de
zyde als mannetje plaatft. Het.is om deeze
reeden, dat men zomtyds een- groot getal van
deze Dieren , by wyze van een roozenkrans
met elkanderen vereenigt ziet , .zy voegen
zich met de ftaarten te zaamen. Het eenig-
fte voordeel dat dit foort van Hermaphrodi-
ten boven de andere Slakken bezit, welke in
Sexe onderfcheiden zyn,. is dat z y , als mannetje
, een ander Dier bevruchten- konnen ,.
en te gelyk als wyfje , van een derde bevrucht
worden. Hen ontbreekt alleen , volgens
de aanmerking van den Heer Adanfon
om alle foorten van Hetmaphrodismus te ver-
eenigen , dat zy zich. zelfs bevruchten konnen
, en dus te gelyk,. vader en moeder van
een zelfde Dier zyn.. Deeze zaak is , gelyk:
hy aanmerkt, metonmopgelyk, vermits ver-
fcheide van beide noodzaakelyke werktuigen '
voorzien z y n ; en moogelyk zal een Onderzoeker
der Natuur , dit foort van voorttee-
ling ontdekken,, die ons niet vreemder als die-
der platte Schelpviflchen,. Polypen T en zoo*
veel andere diergelyke dieren moet voorkoo-
men, die huns gelyken zonder éenige merkbare
paaring.T voortbrengen-, en zelfs zonder
behulp van de werktuigen die in de- andere
dieren tot de ' voortteeling' noodzaakelyk.
zyn. Inde Schelp-Slakkcn wier Sexe verdeelc
is, ziet men dat dc opening van het vrouwe-
Q.00.3, lyLe:
IHHHBS