Moflelen 'by uitriemenheit fchoon zyn , en
haar veel in groote en zwaarte overtreffen.
Lifter zecht dat het voornaamfte gebruik
dat dé Inwoonders van Lancafter in Enge-
- la n d van de Moflelen maken, is , om de landen
naby de zee , te metten , uit welke men
haar Biet karren haalt. De Heer Lintneus
zê ch t, dat de' grond van het Landfchap Hel-
fingie in Zweeden, voor het grootfte gedeelte
uit deze fchelpen beftaat: hy voegt’er b y ,
dat de Nederlanders en Engelichen, de Mos-
felen eeten , (/en hy zou ’er de Franfchen
mede -hebben konnen byyoegen j ; maar dat
dé Zweede , haar nooit eeten.
De Zee-Moflelen worden het hoogfte ge-
fchat; zy hebben inderdaad mede , een veel
-beter fmaak, en zyn veel gezonder als de
Rivier-Moflelen. Men moet de malfche ,
aangename en welgevoede verkiezen. Haar
vleefch ontlaft den buik , verfchaft weinig'
goed voedzel, en is niet dienftig als voor die
geene welke een goede maaghebben, en echter
moet men ’er noch een gematïgt gebruik
van maken ; want zy zyn moeijelyk om te
verteerèn, en brengen lymerige vochten
voort: zy worden -zelfs voor koorts-verwek-
kende gehouden, en pm verltoppingen in den
onderbuik te veroorzaken. De Geneeshëèr
Moering haalt verfcheide voorbeelden aan ,
welke bewyzen, dat de moflelen onderhevig
zyn, om vergiftig te worden , door de ziek-
tens die Zy lcr-ygefi, en die haar zeer gevaar-
lyk in het gebruik maken. Eenige lieden ,
wierderr door benaauwtheden', fluiptrekkingen,
enz. aangetaft : de-hülpmiddelen in een
diefgelyk g e v al; zyn de braakmiddelen , en
de tegengiften. Men wil dat de moffelfchef-
peu gêbrant, en tot poeder-gebrachc zynde,
een uitmuntent pisdryvent middel zyn. Ik
denk dat zy mede opflorpent zyn. De Paar-
defmits gebruiken tegens de vlakken en flippen
van de oogen der Paarden , dit poeder,
bywyze van eén droog oogmiddel , ?t geen
zy in hunne oogen blazen.
"De Rivier- o f Vyver-Mofleleh , zyn van
veel geringer hoedanigheit als deZee-Mofle-
ler i: zy zyn hermaphroditen,, en vermeenig-
vnldigen haar geflacht, zonder een mannetje
van haar foort. De Heer Merry , heeft deze
ontdekking gedaan : hy zecht ffiedey dat
de fchelp van de Rivier-moflel -zich opent ,
door middel van een krachtige'vcdér, en zich
doör de zamentrekking van- twee flerke fpie-
ren , weder toefluit. Deze vifch zwemt in
het water, en vertoont zich zomtyds op des-
zelfs oppervlak : hy kruipt echter doorgaans
over het flib, op welk hy byna altoos in ruft
blyft. De teeldeelen.van dit dier, zyn twee
eijerhuizen, en tw.ee zaadblaadjes; ieder ei-
jerliuis , en ieder zaadblaasje heeft'zyn by-
zonder kanaal. Het is^door middel van deze
vier kanalen, dat de eijeren en het zaadvocht
van de m offel, zich naar de opening van den
aars begeeven , alwaar deze twee jgroiidbe-.
ginfelen zich in het uitgaan vereenlgen ’t
geen genöeg tot de yoortteeling is. Voor
het overige , het is aanmerkelyk dat de eijerhuizen.
van deMoflel zich alleen in de lente
van hunne eijeren ontlatten , ‘En ’er zich
niet voör den herfft weder mede vervullen;
hier uit ontftaat dat men hen altoos in den
zomer ledig vind , ;en in den winter met. ei/-
jeren vervult. In dit.dtër, gaat de lucht dosfr.
-den aars, in de long over. Zie de Memoriën
van de Akademie der Wetenfcbappen van Pa-
rys , voor het jaar 1710. En wat de wyz'ê
van voortgaan en fpinnen van dit dief betreft
, die van het jaar 1706.
'Schelammer zecht, dat in Duitfchland de
Moffelen zeer meehigvuldig in de rivieren
zyn , en naaf die der zee gelyken , zoo 'wel
in grootte ais in gedaante , maar dat zy zoo
goed om te (reten niet zyn. .
De Vyver-Moflelen zyn altoos grooter als
die der Rivieren ; maar dit zyn echter dezelve
dieren. Haare beweeging doet haar groeven
in heE zand en in de flyk vormen, en |er
zich ter diepte van twee o f drié voeten indringen
: zy opent gelyk de Rivier-Moflelen,
haare twee fluitfchelpen , en doen ’er een
grootê tong o f plat lichaam uit voortkpomen.
Men merkt op , dat deze Vyver-Moflèlen,
meer eenzaam leeven, als de Rivier-MoflTe-
len. ’
Eenige Rivier-Moflelen , verfchaffen vry
fchoone paarlen; tot deze behsören de Mos-
Iclen die men in Schotland, in Beyeren, te
la Valogne in Lotharingen, en té Saint-Savi-
nien, vind.
V e-r s t e e n d e M o s s e l e n , MytulU-
tes, dit zyn Zec-Moflelen , welke delfbaar
geworden zyn, zy zyn dikwyls verfteent, en
zomtyds gemineralifeert; gemeenelyk vind
men alleen de noot die in de fchelp.gevormt
ij.
M O S T A A R T -, S'tnapi. - Dit is een
plant van welke men twee voorname foorten
onderonderücheid,
om het gebruik dat men ’.er van.
maakt,
De G r o o t e a a n g e k w e e k t e , M o s -
t a a r t , o f de G e m e e n e M o s t a a r t ,
Sinapi, deze groeit menigvuldig op de oevers
der gragten, tuflehen de fleenen-, en m
de nieuw omgeploegde landen : men kweekt,
baar mede in de velden en tuinen aan. Haare
wortel is houtachtig , wit , vezelachtig,'
en koomt ’s jaarlyks op nieuw voort : zy
febiet een Heel uit die v ie r_ o f v y f voeten:
hoog,, mergachtig, een weinig wollig,en getakt
is : haare bladeren gelyken-vry wel naar
die der rapen ; haare bloemen zyn klein-, geel.,,
en kruiswys gefchikt; zy vertoonen zich in
T.uny | wanneer zy afgevallen z y n z o o vol-:
gen^’er vry korte en hoekachtige peulen op,,
welke met rondachtige, rosachtige en- zwart-
achtige zaden, vervult - zyn , zy h.ebben e en
fcherpe en prikkelende fmaak'. Dit zaad
werd vooral in de keukens en. in de Genees-
konft -gebruikt,- gelyk'mede-het volgende.
De W i t t e. M o<3 t a.a-r t Sinapi album,-
groeit' natuurlyk in de velden tuflehen het
graan men kweekt haar mede aan. | Haare
wortel is enkelvoudig en vezelachtig •. zy
fchi-et een Heel u it , die een en een half voet .
lang , getakt, wolachtig en ledig is ; haare
bladeren, zyn mgefneden en rüig. Haare bloemen;
die.- in Mey en Juny te voorfchyn koo-
iiten:, zyn welriekent, en verfchillen vandie
van het vorigevfoort niet, als alleen dat haare
Heeltjes -langer .zyn *. zy worden van- ruige
peultjes gevolgt, welke in een lange en ledige
punt eindigen, en met rondachtige , wit-
achtige , o f r.oHe zaden , vervult zyn;; deze
zaden hebben een fcherpen--fmaak, en z y a in
July en AuguHus ryp. ■;
Het zaad van het, eerHe foors is veel by-.
tender, het verHerkt de maag, weerflaat het
Hheurbuik , en is nattig tegens de bleeke
zucht en flaapzücht: men gebruikt haar zoo’
wel inwendig* als uitwendig : men bereid
haar, ,om het vleefch fmakelyker ie maken,
met half verdikte wynmoH, o f met een weinig,
tarwe bloem en azyh; en men maakt Ier,
door middel van een -moHaart-meule-n-, een
vloeibare, fcherpe , - en bytende pap v an ,
die men.op tafels voordient, ;om :met het
vleefch. gegeeten te worden , en met welke
men verfcheide faufen bereide. De be’He
MoHaart is ,. die van Dy on-, Angers , en
Keulen.; zoo men onder die-van; Parys ,ge.eri
wit MoHaartzaad mengden,zoo zou zy mede
zoo goed zyn,
De MoHaart, op de wy^e b,e.reid ^yude,
gelyk wy gezecht hebben , i$ nuttig voor ber
jaar.de lieden , zy bevordert de verteering ?
maar verhit mede zeeï Herk. Wanneer men
zich vergenoegt om haar alleen tegens d#
dampen die naar de herffenen opHygen , te
ruiken, zoo verfchaft z y aanHonds verligting:
zy wekt de ilaapzuchtige mede op. Haar
zaad is een der krachtigfle kaauw- en niesmiddelen
in de beroerte : zy is, mede uitnemende
tegens het fcheurbuik. Men maakt
mede van de moHaart brandende pappen ,
welke men naar zynen wil verzwakken kan.
Deze pappen werden tegens de _ heupjicht ,
en kwaadaartige gezwellen gebruikt,.
M O T , K i/e e -rw o rm y H o ü tw o rm
B o e kw o rm , Tinea. De hiflorie der Motten,
bied ons wetenswaardige zaken aan, en
het is van des temeer aanbelang, om deze
foorten van'Infeéten te kennen , om dat ’er
eenige onder zyn „ die groote fchaden aan
onze klederen y.huis-fieraden , en bontwerken,
veroorzaken ; hier om .zullen wy de wyze ,
om haar te pnderfcheiden , te verdelgen, en
om ’er zich Voor te wachten, zeer omflandig
befchryven .': in een woprt, w y zullen een
denkbeeld geeven van haare oprfprong , gedaante
verwiHelingen , arbeid , verwoeflin—
gen, woonplaats, voedzel, en vernuftigheit,
vólgens het gene ’ er de Heer de Keaumur,
van gezecht heeft,
Hoe gemeen de Motten ook zyn mogen ,«
zoo zyn *er echter weinig lieden die haar ken^*.
nen, om dat deze Infedten in bedekte woo-;
ningen. leven: dit zyn vyanden die des te ge--
yaarlylcer zyn , om dat zy befchadigen zonder
dat men ze .gewaar word. Deze Motten
zyn een. foort van rupzen , die, om dat zy een-
gladde , zachte , en tedere huit hebben , genoodzaakt
zyn om zich klederen te vormen ,
by wyze van kokers o f fcheden , om. zich te
bedekken, dit doen zy inderdaad mede. Eenige
maken zich kokers , welke zy over al
met zich voeren , en dit zyn de wczentlyke
Motten : andere vormen zich pnbeweegbaa—
re kokers , in welke zy voortgaan , en die
hen. verbergen wanneer 'zy vportgaan. De
Heer deReaumur noeiTit deze la a t je , valfehe
o f baftaart Motten.
. Het grootHe .gedeelte der Motten zyn we--
zentlyke rupzeii, welke in Vlinders veranderen
y, want mei heeft, mede zekere foorten.
van