geen fchaalen hebben : deze Slangen zyn ros
o f azuurblaauw. Seba > die ’er v y f foor ten
van optelt, ze ch t, dat die van het vyfde
een verfchrikkelyk en dreigent gezicht hebben
, en dat zy zeer fterk met de kaakeü-klap-
peren.
47. De T e RN a t a a n .s c he S l a n g :
z y is prachtig met een foort van 00gen gevlakt
die met een roode ring «geboort ^yn, en
waar mede haar rosachtige fchubben die de
gedaante van een fchuinfe ruit hebben , ver-
fiert zyn.
48. De VlRGINIAANSCHE SLANGEN.
■ Seba befchryfc ’er twee foor ten van : de eer-
•He heeft een geele afchvet wige huit, die met
bruin gefpikkelt is ; de dwars fchubben van
den buik zyn witachdg, haar kop is zeer prachtig
gemarmert, haar lichaam en Haart zyn
lang en dun ; deze Slang voed zich met Vogelen.
Die van het tweede foort voeden zich
.niet Kikvorfchen , het opperfte van haar lichaam
is met geele en in ordre.geplaatHe ftreep-
jes omringt, de fchubben van haar buik zyn
geheel w i t , haar bek is met fcherpe tanden
gewapent, en haare oogenzyn doordringènt.
49. De V l i e g en d e S l a n g en v an
A mb o i na , Seba geeft ’er twee' foor ten yan
o p , ’ tgeen een foort vanPyljlangenzyn: zie
dit woord. Die van het eerfte hebben alleen
ilaande, zwarte, met wit gevlakt en met franjes
bezette fchubben ; die van den buik zyn
wit. De fchubben van die van het tweede
foort zyn op den rug blaauw en met wit ge-
mengt, en het uit-einde van haaren Haart is
ketenswys. Men vind dit foort van Slangen
mede in veele andere Landen.
5<x De Z e e - S l a n g . Dit is een Vifch
die zagte vinnen heeft, en door Artedi inden
rang der Lampreijen geplaatfl word. Rondelet
haalt twee foorten van Zee-Slangen aan ^
die van het eene foort zyn v y f o f zes voeten
lang , haar lichaam is rond , gelyk dat van
een A a l, en baar kop gelykt naar die van een
Conger-Aal; zy hebben tanden in den bek
en in ’ t gehemelte , men merkt twee uitflek-
ken aan haare kieuwen op; haar rug is geel,
haar buik afchverwig. Die van het andere
foort gelyken naar d§ Land-Slangen ; haare
kleur is rood , haar rug met dwarsflreepen
bedekt, haar mond klein en met fpitze tanden
bezet , die naauwkeurig tegens elkande,-
ren fluiten , haare kieuwen zyn , gelyk die
van de gefchubde Vilichen bedekt: het ge-
heele oppergedeelte van den rug is met fyne
. hairen bezet , die haar tot vinnen verflrek-
ken. Labat zecht dat hy een Zee-Slano- p-e.
zien heeft die tien voeten lang was, entree
voeten in om trek- befloeg , haare fhuit was
blaauwachtig, met zwart en geel gefpikkelt
en even alsgevernifl;de rug was met fleekcls
ter hoogte van zeven duimen bezet; de Haart
gevorkt, en zy had drie genagelde vleugeltjes
ter wederzyden ; haare pogen waren levendig,
groot, en in het midden van den kop
geplaaiH. De Viflchers yreezeji dit foort van
Slangen.
S L A N G E N - E E T E R , Deeze naam
geeven de Egyptenaren aan den Vogel Ibis.
S L A N G E N H O O F D , S langen*
k r u id , W i l d e O s s e n t o n g ,’ Ecbium
v u lg a r e . Dit is een Plant die in de Velden,,
en tegens de muuren g ro e ith a a r wortel is
lang , zoo dik als een duim , en houtachtig;
haare fteelen zyn twee voeten hoog , ruuw,
wolachtig, en met ro.ode vlakken gefpikkelr;
haare bladeren zyn fmal, wolachtig, ruuw in
het aanraken , en van een laffe fmaak. Haare
bloemen die de gëheele lengte van den Heel
omkleeden , zyn trechters wys gevormt, en
hebben een blaauwe purperachtige kleur: op
dezelve volgen vier te zamengevoegde zaa-
den, zy zyn gerimpolt, en hebben ieder afzon
derlyk de gedaante van een Slangenhoofd,
hier om heeft men deze Plant Slangenhoofd
genoemt.
Men wil mede dat deze Plant nuttig tegens
de peeten der Adders is: men heeft meer ze-
kerheit van haare bevochtende en borflzui-
verende eigenfehap: zy verzagt de fcherptens
van het bloed, en zuivert hetzelve*
S L A N G E N H O U T . LignumColuhri-
num. Dit is een houtaehtige Wortel , die
de dikte van een arm heeft, en ondereen-
bruine en gemarmerde fchors, een hart, za-
mengepakt hout bevat, dat geen reuk , maar
een • fcherpe en bittere fmaak heeft.. Men
noemt dezen wortel Slangenhout, om dat
men zecht, dat het de beeten der Slangen ge-
neeft, o f volgens andere , om . dat dc fchors
van deze wortelen, gelyk het vel van:. een
Slang gemarmert is. Men brengt dit hout
van de Eilanden Samor en Timor. Deze
boom brengt een. foort van Braak-Noóten
voorts,
voort die veel kleinder als de gewoone
Braak-Nooten zyn ; maar zy gelyken naar
deze door haare zelfHandigheit, fmaak , en
kleur : fchoon eenige Lieden dit Hout zeer
hoog tegens de afgaande koortfen roemen ,
zoo fchynt deszelfs gebruik echter niet zonder
gevaar te zyn : want men vind van Lieden
gewag gemaakt, die dit hout ingenoo-
inen hadden , en door beevingen en gevoel-
looshéit aangedaan wierden , ’t geen foort"
aelyke toevallen zyn, als die door de Braak-
Nooten veroorzaakt worden.
S L A N G E N -O O G . De Juweelliers
geeven dezen naam aan de Paddefteen o f Bu-
nofiteSi ’t geen niets anders als een tand , of
van den Goudbraaflem , o f van den Knor-
vifch is» Zie deze woorden. Noch geeven
zy zomtyds dezen naam aan de kringswyze
vlakken yan een foort van Agaat, dat onder
de naam van Onix bekent is , en dat. men in-
diervoegen klieft, dat het een oog verheelt.
Zie O n ix .
S L A N G E - S T E E N . Veele Lieden’
geeven dezen naam aan de delf bare Ammons-
hoornen. De Reizigers geeven de naam van'
Kaap fche Slangenfteen, aan een zam en Hel dat
door lconH bereid word: de Indiaan fche Bra-
minen behouden het geheim van deze zamen-
ftelling alleen voor zich zelyen. Deze door
konft gemaakte Heenen hebben de gedaante
van een Boon , hunne grootte evenaart 'die
van een franfeh. oortje : zy zyn in het midden
witachtig, en hemelsblaauw in den omtrek.
Zoo ras zy op de beeten der gehairde
Slangen gelecht worden , ’t geen een foort
van Cobra is,en zelfs op die der andere Slangen
zoo hechten zy ’er zich zonder zwachtels
of eenige andere onderHeUning aan vafl;
zy trekken zoo veel vergift tot zien als zy bevatten
konnen, waar na zy van zich zelfs afvallen':
men lecht hen alsd-au in melk die zy
geel maken door zich van het vergift te ontdoen;
hier na lecht men ’er hen weder op de
wond_, tot dat zy ’ er zich niet meer aan hechten
, waar uit men befluit dat zy al het vergift
tot zich getrokken hebben. Zie daar het
geene men van de krachten van dezen Heen
vertelt. Wy hebben ’er de uitwerkingen ,
door gebrek van gelegentgeit, niet van ge-
z>en; maar wy hebben opgemerkt da.t'de fteen
^Cobra-een Huk gekalkbrand Been is:men'
geeft die de naam van Piedra del Cobra,. Men IJS 8! den kop en in de maag van de Slang
die men Senembi noemt, Heenen , die men
voor tegengiftig houd. Men geeft mede de
naam van Slangenfleenen, aan een foort van
Onix. Z ie O n i x .
S L A N G E V E L , Senecta Anguinum.
Men geeft dezen naam aan het vei dat de
Slangen afleggen , wanneer zy , om dus te
fpreeken , ruyen : men vind het , dan eens
tuflehen de Heenen, dan weder in de hooien
der aarde , ;en zomtyds onder de wortelen
der bod men : men maakte voormaals «menigvuldig
gebruik van deze oude flangenvel-
len tegens de fmerten in de ooren, tanden en
oogen : men maakte ’er hier toe een af»
kookzel van. Zomtyds draagen de zwangere
vrouwen hen noch om de lendenen om de
miskraamen voor te koomen, en om de dey-
en , om de baring te bevorderen : zoo veel
vermoogen heeft het vooroordeel 1
S L E E D O O RN,2/tf S l e e p r u im e n -
b o o M.
S L E E P R U IM E N B O O M , W i lde
P bIu im e n b v Dm j P run u s Sylveftris, Dit
is een doornachtig en zeer takryk boompje,
dat zeer gemeen in de heggen is. Zyne bladeren
hebben de gedaante van een lans, zy
zy zyn gerant, en hun fmaak is zaamentrek-
kende , zyne bloemen zyn rooswys , w it,
bitter, eenigzins aangenaam van reuk , en
talrykr op deze volgen vruchten die zoo groot
niet als de gemeene Karflèn zyn , zy zyn eerH
groen , en worden blaauw onder het rypen.
De bladeren, de fchors, en de onrype vruchten
van dezen böom verfriffehen, en zyn za-
mentrekkende : hier ojn maakt men '’er mee-
nigvuldig gebruik van in de bloedHortingen
en buikfoopen. Maar de bloemen van dezen
Pruimboom en zyne rype vruchten , bezitten
de eigenfehap om den buik week te maken;
ih plaats dat zy zamentrekkende zyn wanneer
zy noch groen zyn. Men bereid in Duitfch-
land van de Wilde Pruimen , bier en wyn,
deze dranken zyn nuttig tegens den buikloop
en onmatige maandHonden: men laat de wilde
Pruimen in een oven droogen, en laat hen
vervolgens met het mout giflen, waar van
men het Bier brouwt.
Men perfl noch mede-het fap uit deze onrype
Pruimen, en men doet het kooken , en
tot de zelfHandigheit van een vaH uittrekzel
verdikken; men geeft dit de naam van D u i t -
fche Acacia, en gebruikt het in plaats van de
ware