n N U M I D I S C H E K R A A N V O G
E L o f J u f f e r . De Oude Natuurkundigen
hebben deze Vogel dus genoemt, om
dat hy uit dit AfrikaanfcheLa.ndfchap koomt,
eb dat hy zekere gebaarden heeft, welke met
die van een Vrouw overeenkoomen , welke
bevalligheit in haaxe houding en wyze van
voortgaan tracht te vertoonen.
De Numidi/cbe Kraanvogel is een zeldzame
V o g e l, zyne vederen zyn graauw , en
loodverwig , en even als blaauwachtig ; hy
heeft op de kop eenige vederen die kuifswys
opilaan, en een en een half duim lang zyn;
de zyden van deze kuif zyn zwartachtig. Men
merkt ter zyden van ieder oog een ftreep van
witte en zeer dunne vederen op , die achter
de oogen om, opryzen,, en hem uitftrekken,
o f een foort van groote ooren vormen. Het
voorfte gedeelte van zyn hals , heeft zwarte
en noch veel fynder vederen , die op een bevallige
wys op zyn borft afhangen; zyne
pooten zyn met fchubben bedekt; zyne hagelen
zyn zwart en middelmatig gekromt;
zyne voetzolen zyn gelyk Sagryn , gekorreld
Men heeft eenige van deze Vogelen in
de Diergaarden van denKoning vanVrankryk
gehad. * zT/d’ de Memorien van de Akademie
der Weetenfcbappen van Parys , lilde Deel,
Ilde Stuk.
N U M I S M A L E S , zie P e n n in g s
t e e n e n .
N Y L P A A R T of R IV IE R P A A R T ,
Hippopotamus , dit is een halfflachtig Dier,
dafzich meer in het water , als, op het land
ophoud; het gelykt uitwendig naar het Paart
en den Os ; maar deszelfs vqprnaamfte kenmerk
is , dat het vier genagelde vingeren aan
.zyne pooten heeft, en in iedere kaak vier
fnytanden, waar van de bovenlte in paren
van elkanderen gefcheiden zyn, en de onder-
fte vertoonen zich een weinig op dezelve
wyze in de onderfte kaak ; de twee middel-
fte zyn veel langer als de zylingfche. De
Heer de BriJJin zecht, dat het Nylpaart in
’ t geheel vier en veertig tanden heeft; te weten
, agt fnytanden , vier hondstanden, en
twee en dertig maaltanden : deze tanden zyn
zoo fchoon als Y v o ir ; de hondstanden zyn
lang en gekfomr. Dit Dier is van de kop
tot aan- de ftaart, dertien voeten, lang : de
rechtftandige middellyn van zyn lichaam , is
vier en een halve v o e t : zyn kop is twee
cn een halve voet breed, en drie voeten
lang; de opening van zyn bek is een voet;
zyne beenen zyn drie en een halve voet lang,
van het lichaam tot aan derzelver uiteinde,
en beflaan drie voeten in omtrek. Zyne poten
zyn zeer dik , in drie deelen gefcheiden,
en vormen vier yingeren, die overal met een
nagel en een foort van -hiel omringt zyn,
die zoo veel als een vyfde afdeeling vormt.
Zyn muil is dik en vleezig : hy heeft kleine
oogen, en dunne ooren , welke drie duimen
lan® zyn- Zyn ftaart, die de lengte van een
voM heeft, i$aan het begin dik , en eindigt
eensklaps in een punt: zyne huit is zeer dik,
hart, eri heeft een donkere kleur : hy heeft
weinig o f geen hair , uitgezonden aan het
einde van de fta an, en aan de muil , aan
welke hy knevels, gelyk de Leeuwen en Katten
heeft.,
Men heeft, in het Kabinet van de Kruidtuin
te Leyden, een Nylpaart, dat ons vry
overeenkomftig met' deze befchryving toe-
fcheen. Men. ziet mede een kop van dit Dier,
waar van de huk bereid is , in het Kabinet
van de Auguftynen , op de plaats des Vittoi-
res te Parys. Dit Dier onthoud zich in de
N y l , in de Niger , in de Gambia , en in ’t
algemeen in alle de Rivieren van de Zee-
Kuften van Afrika-; het koomt .dikwyls boven
het water, om te ademen, en te rinne-
ken : het flaapt in het riet, op den oever der
R iv ie ren én het is niet zeldzaam , dat men
’er ontmoet die vyftien hondert ponden weé-
gen. Hunne tanden zyn by uicftek hart; hun
geluid is een zwaar rinniken, en hun gezicht
is doordringent en verfchrikkelyk. De ppo-
ten en tanden zyn de eenige wapenen die het
van de Natuur ontvangen heeft: hunne lpop
is zoo fnel niet dat zy menfchen die zoo vlug
als de Negers, zyn achterhalen konnen: dit
maakt hen zoo ftout. dat zy hen op het land
durven aantaften. Men draagt zorg om hem
den weg af te fnyden, dienaar de rivier loopt;
want hy zoekt dikwyls minder om zich te
verdedigen', als om naar het water weder te
keeren : maar wanpeer hy in het water is,
zoo verdedigt hy zich aanllonds; want hy
zwemt met gemak, en tracht zich zoo te
plaatzen , dat hy alle zyne krachten gebruiken
kan. Hy koomt zeldzaam in Zee ; en
fchat het zoete water hoger, vooral wanneer
het tuifchen weilanden en bebouwde
velden doorftroomt: het fcbynt dat de Haai-
jen en Krokodillen, het Nylpaart duchten,
want men heeft hen nog nooit tegens elkanderen
zien vechten. ■ -
Het vel van het Nylpaart o f Rivierpaart,
ijs op de rug by uitfték hart, gelyk mede op
de fluit , en het buitenfte gedeelte der dyen:
de-musketkogels rollen ’er over , en de py-
len fluiten Ier op a f ; maar het is aan de
buik en aan de binne zyde der pooten veel
zagter: het is ook op deze plaatzen , dat die
geene die met vuurroers , pylen en affa-
gayen gewapent zyn , het trachten te kwet-
zen. Dit Dier heeft een zeer taai leeven,
en geeft zieh niet ligtelyk over : de-Europeanen
die ’er jacht op maken , trachten het
met bout-kogels*dc pooten te breeken ; en
wanneer het eens ter aarde v a lt , zoo zyn zy
’er in zeker voegen mee.fter van : de Negers
die met een mes in de hand, de Krokodillen
pn Hayen aantaften , durven dit fpel met
de Nylpaarden niet bezoeken. Zoo dit Dier
in het water met een lans gekwetft word,
zoo neemt het een drygént gelaat aan; het
werpt zich met woede óp het vaartuig ,
waar in het zyne vyanden gewaar word, en
fcheurt ’ er zomtyds met zyne tanden , aan-
ihèrkelyke ftukken u it ; zomtyds maakt het
’er- een gat, door een ilag met zyn poot in.
Zoo het een floep is , zoo werpt het dezelve
om , hoe groot zy ook -zyn mag. W y hebben
hier voor gezecht dat het Nylpaard in
het riet en in de dichte ftruiken op de oevers
der Rivieren flaapt; vermits het zeer
hart-fnörkt, -zoo verraad het zich zelfs hier'
door, en doet die geene die het zoeken, de
plaats ontdekken op welke het.ruft : in déze
gefteltheit, kan men het ligtelyk verras-''
fchen , en dooden ; maar men moet bet.
zonder gerucht te maken naderen , want’
het heeft, een zeer fyn. gehoor. De Yi,s-
fchers'zyn ’Zeer-beducht voor dit D ie r , ’ c
geen noch hunne 'netten , noch hunne vifch
ontziet., zoo min als eenig ander Dier, dat
het verraflehen kan: dc Negers zeggen ,. dat;
het grooter vyand van de Blanken als van de
Zwarten is. •
De wyfjes werpen haare jongen op het
land : zy zoogen ’er dezelve , en voeden hen
’ei o p : zy leeren deze jongen om zich op
-het mihfte gerucht, in het water - te dompelen.
De Negers Van Angola, Congo, del Mina
, en van de Weft-Kuft van Afrika , be-
ichouwen de Rivierpaarden , als een foort
van Godheden : zy noemen hen Fetifo. Zy.
eeten hen echter , wanneer zy hen dooden
■ konnen.
Volgens het verhaal van den Vader Lab a t,
IJ. D e e l .
zoo weet dit, Dier , dat zeer bloedryk is ,
zich op een zonderlinge wys , ader te laten:
hier toe zoekt het een fcherpe en fnydende
punt van een rots , en wryft ’er zich zoo
lang tegen , tot dat het zich een genoegzame
opening gemaakt heeft om zyn bloed te laten
uitvloeijen : het maakt geweldige beweegin-
gen wanneer het niet fterk genoeg lo o pt; en
zoo ras het oordeelt dat het een genoegzame
hoeveelheit gelooft heeft , zoo gaat het zich
in de flyk wentelen , en doet nier door de
wond weder fluiten. Zoo dit verhaal waar
is , zoo zou deze halfflachtige Wondheeler
doen vermoeden , dat de Konft der Aderlating
, zoo oud als de wereld is ; en dat zy
tot de order der Natuur behoort.
Men bedient zich van de huit der N y lpaarden
, om fchilden en rondafien zamen te
{tellen: wanneer het droog en welgefpannen
is-, zoo wederftaat het de pylen, aflagayen,
en zelfs de kogels. De Portugeezen gebruiken
dit leder tot dezelve oogmerken, als dat
der Oflen ; en het is oneindig beter , wanneer
het wel bereid is : men zecht dat de In-
diaanfche -Schilders het bloed van deze Dieren
, onder hunne verwen gebruiken. De
groote tanden o f flagtanden, worden door
de Tandmeefters zeer gezocht, welke zich.
t oe le ggenom door konfl gemaakte tanden
in te zetten : zy hebben bevonden , dat de
kleur" van deze niet'geel word , gelyk die,
welke men van Yvoir maakt; dat zy veel
harder, en dus beter tot het gebruik zyn :
men maakt ’er .meede kleine dunne plaatjes
van , die men op twee plaatzen doorboorc,
om Ze aan een lint te konnen reigen ; dit is
een draagmiddel, dat . eenige Lieden tegens
de kramp , heupjicht, en bloedflortingen ,
dragen ; maar het geen hen waarfchynelyk
weinig nut verfchaffen kan.
Het vleefch der Nylpaarden , word zeer
hóóg aan de Kaap de Goede Hoop gefchat;
men verkoopt het aldaar tot zeven, en agt
fluivers het pond : ’ t zy het gekookt o f gebraden
is , zoo; is het een zeer aangename
fpyze voor de Inwoonders , zelfs voor de
Negers en voor de Portugeezen , die aan de
rivieren woonen , van de Niger a f , tot aan
de Nyl. Dit vleefch is gewoonelyk zeer
vet, en riialfch : het heeft een geringe wildbraad
reuk en fmaak. Het vet van dit Dier,
word zoo .duür als zyn vleefch verkocht :
fchoon het Nylpaart een halfflachtig Dier
is , zoo is het echter door de Portugeezen
onder de viflehen geplaatfl:, waarfchy*
Y ; nelyk,