gen , en wel in diervoegen , dat zyne klaau-
wen naby den kop , en zyne knyen omtrent
den.aars van het wy fje koomen. Men heefc
in Engeland , Duitlchland , en Vrankeryk,
Reigers-huisjes. Belon 'zecht, dat men in
zynen tyd , een aanmerkelyken Koophandel
in jonge Reigers dreef. Men heeft voor ee-
nigen tyd uitgevonden , om kleine-hutjes te
vormen, die men op Haken langs de beeke-n
plaatft; en die alleen met traliën gedekt zyn;
het zyn deze die men Reigers-huisjes noemt,
om dat de Reigers zich gewennen om hunnen
neft in deze huisjes te maken; de jongen die
men ’ er uithaalt, worden vry hoog gefchat ;
en geven inderdaateen vry aanmerkelyk voordeel.
De jonge Reigers zyn veel aangenamer
van fmaak als de Kraanvogels , en worden
voor een Koninglyke fpyze gehouden ;
hierom maakt den Franfchen Adel veel werk
van dit gerecht : in eenige Landfchappen van
Vrankeryk maakt men ’er uitmuntende pafty-
en van , die op de befte tafels voorgedient
worden. De andere Volken , fchatten het
vleefch van dezen Vogel zoo hoog niet. Ari-
ftoteles.zecht, dat den Arend den Reiger aanvalt,
en-dat deze laatfte Vogel, al ftrydende
fterft. De'Reïger, wiens vlucht een uitfpan-
ning. der Konin gen ., en groote Heeren is ,
tracht, wanneer hy door de Saakeï- o f Gier-
Valk befprongen word, om de hoogte te winnen
met opwaarts te vliegen , en geenzins
om zich te verwyderen met zyne vlucht naar
een afgelegen plaats te richten, en hy plaatft
zynen bek onder de vleugelen: door deze lift
verdedigt hy zich zeer wel tegens_de Roofvogelen
, die hunnen bek tegens deborftplaat- -
zen, wanneer zy den Reiger aantallen willen.
De Reigers zyn eenzame Vogelen. Vermits
zy lange pooten hebben, zoo zyn zy gewoon
om zich, geduürende'den dach, in het
water te onthouden, -alwaar z y een groote
verwoefting onder de kleine vilTchen aanrechten;
hunne lengte en hunnen bek, zyn hen
van veel nut om hunnen prooi op een groo-
ten afftand te konnen vervolgen , én te betrappen.
Deze ftandplaats is hen mede nuttig
om de aanvallen der Roofvogels en viervoetige
Dieren te vermyden. Men ziet de
Reigers zomtyds mede op de hoornen zitten
flaapeh. Hunne groote vleugelen welke fchy-
nen een Dier dat een zoo klein lichaam heeft
tot een laft te moeten verftrekken |j zyn het
tot een oneindig nut om groote beweegingen
if l de lucht te maken , en om. zware latten
maar zyn nèft over te brengen , die zomtyds
een o f twee uuren van de plaats verwydert
op welke hy vifcht.
Het vet der Reigers Is verzagtende en op*
lollende; het verzagt de fmarten der"jicht,
wanneer men het by wyze van een fmeerzel
gebruikt; men fchat het mede nuttig om het
gezicht helderder te maken, en om-de droef
heit weg te neemen. Eenige , Viiïchers be-
fmeeren ’er hunne netten mede om ?er de vis-
fchen in te lokken. _ .
De Kleine afchverwige Reiger o f Kwak ,
heeft voor ’ t grootfte gedeelte vederen welke
gelyk die van den Kievit gêvlakt zyn, het
overige der vederen van zynen rug zyn afch-
verwig ; zyn kin , ke e l, borft , ; buik, en
het inwendige gedeelte van zyne dyen zyn
wit, zyne nagelen zyn zwart, en de middel-
fte is aan de buiten zyde getant., Ray zecht,
dat deze Reiger van het tweede foor t, de
NySticorax der Duitfchers is,, en dat hy dus-
genoemt word, om dat hy des nachts op een
wanluidende toon fchreeuwt., even als of hy
braken wilde.
Men heeft noch een derde foort van Afcb-
verwige Reiger, wiens agterfte vinger langer
als de andere is •: onder de achterfte Vederen
van het hoofd, heeft hy een kuif die uit ve*
deren zamengeftelt is , wélke naar hairen ge-
lyken, zoo wel om haare groote fynheit als
dunheit: het onderfte gedeelte van zyn bek
Is Toodachtig, en zyne vederen zyn afchver-
wig, en bruinachtig; de groote pennen van
zyne vleugelen zyn met wit gefchakeert; die
yan den ftaart zyn zeer lang ; de fchouder-
vederen zyn met lange ; zwarte , rofle, en
witte vlakken bezaait, en zyne dyen zyn rosachtig.
Vreemde Reigers.
De Witte Reiger behoort tot, het groote
foort ; zyne vederen zyn geheel wit t- zy-n
ftaart is lang , maar hy heeft geen kuif; ten'
mlnften is zy niet zichtbaar ; zyne beenen
zyn zwartachtig , en In het midden blaanw;
de kleinfte vinger heeft twee gewrichten , de
tweede heeft ’er drie y de midcfêjfté vier, en
de laatfte vyf. Dit foort van Reiger die men
in Bretagne en in Engeland vind, onthoud
zich aan -de moeraflen , naby de Zeemen
heeft noch andere Witte Reigers , die veel
kleinder en gekuift zyn; hunhen bek is. zwart
en blaauwachtig, en hunne pooten zyn groenachtig;
men vind 'er'zelfs welkers kop hu-
fraanvervwig is. ^ n
De Blaauwe Reiger heeft de grootte van
tden gemeenen Reiger ; zyn bek is fchoon
;<reel? en een weinig gekro'mt aan den punt,
'dti zyn kuif heeft een 1'oodachtige kleur.
De Bruine Reiger is een foort van Brnirie
Butoor.'- ■ \
De Kaftanjebruine Reiger is -de kleinfte
-vah alle foorten van Reigers ;' zyne vederen
*zyn byna alle faffraankleurigbruin; zyn ftaart
-is zeer klein ; zyne pooten en beenèn hebben
een- donkere roode kleur , en zyn kop
-en hals zy-n voor eengedeelce met geele vederen
bedekt.
De Gekuifde Reiger is de Vogel die by . .dé
.Natuurkundige onder de naam van Kuifvogel
bekent -is. Zie- dit woord.
Die van Amboina is een foort van Zie^
-dit woord. ■
De Gefternde Reiger is de Butoor o f Roerdomp
vo. n welke wy aan het einde van dit
•artikel fpreeken zullen. Albin haalt een witte
Reiger aam, dié men aan de moeiallen van
Lincoln in Engeland vind»-
De Amerikaanféhe gekuifde Reiger is vier
ien een halve voeten hoog: zyn kleur is geel- ■
achtig en brüin, en zyne groote vederen zyn
z w a r t . 1
De Reiger mét een kromme bék heeft zeer
'bevallige kleuren : zyné'dyen -zyn met vederen
bekleed , ’ t geen byzonder aan dit foort
van Reigeris: voor ’t overige is deze Reiger
èèti foort van Wulp. Wat de kleine' Reiger
met een lèpelswyze bek betreft, zié op hit
WÓÖrd L EP EL. AAR.
Men heeft noch verfcheide foorten van
'Reigers die aanméfkelyk om hunne afchvër-
wige geele, o f geele gróenachtige kleur zyn, ~
en van welke, de Graaf Marfilly fpreékt. De
Italianen-' geeven de namen van Squacio en
Sqiiajotta aan een Reiger die verfcheide kleuren
heeft: zyn bek is kort en dik , en heeft
een geele roeftkleur. Men heeft op de An-
'tillifche Eilanden'twee foorten van Reigers
die zeer weinig van onze gemeene Reigers
verfchillën, zoo dit niet door een zeer by-
zondere zaak is dié men in deze Vogels op*
merkt; zy hebben in de zelfftandigheit van
het vel van den buik vier geele vlakken ,
die twee duimen lan g, en een duim breed
zyn, en twee andere diergelyken^aan de bei*
de bouten , maar deze zyn dikker , en zóó
bitter als gal. Men moet dezelve wegfny-
dèn ; watit deze bittere'ftoffe is zöo fterk ,
dat wanneer men e’en van deze Vogelen mét
ander vleefch te gelyk kookten, en deze voor-
I I . D e?e ï4. "
zorg niet gébruikt had , het onmogëlyk zyn
zou om het te konnen eeten. De Invvoón-
ders noemen deze Reigers Krabben -eeters ,
om dat zy zich met Krabben voeden.
De Brazilliaanfche-Reigers zyn de Soco ,
de Cocoi, de Guiratinga ot de Garza der Portugezen.
Men vind mede Reigers in Brazil
'en Louiftana, welkers vleefch goed om té
eeten is.
Befchryvirtg ’van den Butoor of Roerdomp*
' Deze Vogel die men als een luye o f ftiK
zittende én bloohartlge Reiger befchouwt,
is met roode ftarswyze vlakken geteekent:
waar van-zyne haam van Géfiarnde Reiger is
voortgekoomen; men noemt hem mede' Butoor,
Buiorius , om dat hy met zynen bek
in de flyk gedompelt fchre.euwt, 'en dat hy
het geloei der Stieren- nabóotft waar door
hy zich een half uur verre laat hooren. Men
bnderfdheid twee foorten van Butooren o f
Roerdompen; waar van den eenen roodachtig
*en den anderen; gekuift ïs.
' - Het vleefch van die van ‘het eerfte foort,
heeft by uitftek een wild-fmaak. Op plaat-
zen op welke men veel-vifch heeft, blyft hy
onbeweeglyk zitten om zynen prooi af te wachten
: 'hy trekt zyn hals in ; en zoo hy door
een Jager overvallen word die niet weet wat
gebruik hy van zyneTi fpitzen bek maken kan*
zoo word deze onmisbaar doorhem gekwètft.
De gekuifde Butoor is; de kleinfte van alle de
Vogelen van het geflacht der Reigers. Zie
hier de befchryving van den gemeenen Bu*-
toor.
De Butoor. is eèri water Vogel , die de
-gedaante van den graauwen Reiger h e e ft: hy
heeft omtrent drie voeten lengte , van. den
punt van den'bek a f , tot'aan het uiteinde
van de nagelen. Z yn : kop' is -klein en fmal;
-de kruin is zwart; dé keel en dé zyden van
den hals- zyn rosachtig , met zwarte 'en regel-
inatige vlakken ; de hals is met lange, vede-
Ten bedekt; in diervoegen dat dezen Vogël
korter en dikker fchynt- als hy inderdaat is.
Alle de overige vederen van den Butoor zyn
vaalrood, o f ros met zwart gevlakt: zyn ftaart
is zeer kort én klein; zyn bek recht, fterk,
naaldwys, zeer fpits , aan beide zyden fny-
dende, en groenachtig van kleur; de onder
kaak fluit in de boven kaak; de regënboógën
van zyne oogen zyn geelachdg ; de opening
van zyn bek "is zeer wyd : zy ftrekt zich tot
'voorby de oogen uit, en in diervoegen dat
Cc c zy