tyds te ver'geeffqh , op de iplaatzen alwaar
zy voorby komen moeten. Hy is natuurlyk
plomp en lafhartig, maar hy word door de
behoefte vernuftig, en ftouc door denoodza-
kelykhen; wanneer hy door den honger ge-
perlt word , zoo trotzeert hy het gevaar ,
koomt de Lieren aanranden die onder de
bewaring der menfchen liaan, en vooral die
gene die hy wegliepen, kan , als Lammeren
en jonge' Geiten ; wanneer deze ftropery
hem gelukt, zoo koomt hy dikwyls met
hetzelfde oogmerk te rug, tot dat hy door de
menfchen en honden gekwetit, verjaagt en
mishandelt is ,. hy verbergt zich-gedurende
den dach in zyn hol , koomt ’er niet voor
den nacht u it, doorkruift de velden en waart
om de woningen, rooft de Dieren die men
veronachtzaamt heeft, taft de Véeftallen aan,
krapt en graaft de aarde onder de deuren op,
koomt ’er woedende in , brengt alles om het
leven voor dat hy zynen prooi ukkieft en
■ wegvoert:. Wanneer hy in deze tochten
Biets bekomen Jtan , zoo keert hy naar de
dichtfte der bolïchen weder,, tracht het wild
op te doen, zoekt , volgt hetrfpoor,. jaagt,
vervolgt de wilde Dieren, in hoop dat een
andere W o lf hen keer en zal, hen in hunne
vlucht grypen:, én zy den roof deelen zul-
ï™. liipdelyk wanneer zyne behoefte on-
matig is , zoo Helt hy zich voor alleabloot,
talt de vrouwen en kinderen aan, en werpt
zich zelfs, op de mannen , word verwoed
door deze buitenfporigheden- die gewonelyk
door de. dolheit en dood eindigen. ’Lr word
niet meer als.eene dolle W o lf vereïfcht, om
verfchrikkelyke wanorders in een geheel land
te veroorzaken , zoo wel onder de heeften
als onder de menfchen; de wonden die dit
dier toebreng tzyn byna altoos doodeïyk,
o f worden van- dolheit gevolge. De W o lf
vreeft, zoo men ze ch t, het vuur en alle
lcherpe geluiden , die men wil dat op hem
een indruk maken , die hy niét verdragen
kan, en hem noodzaakt om te vluchten. Het
is naauwlyks te geloven , feboon men het
v e rzek e r td a t een man die des nachts door
een verhongerde W o lf vervolgt word, hem
kan doen vluchten, ’t zy-met vuur uit een
fteen te flaan, op een. horen te blazen , o f
met e.en bofch Hemelen te. rammelen.
Het is niet. waar, ’t geen eenige jagers
zeggen--, dat de W o lf door. den honger ge-
perft zynde aarde- e e t; dit denkbeeld fchynt
nier van voortgekomen te z y n , om dat
maa de. Wolven, zomtyds, oen prooi, heeft
-Zien opdelyèn * die zy 'begraVéti : en be-
. fpaart hadden na dat zy verzadigt waren
om ’er zich by gebrek van te. konnen bedienen,
deze .voorzorg ziet men de Honden-
. en verfcheide andere Dieren mede gebruiken..
De W o lf is ecu vyand van alW.maatfchap-
p y : wanneer men ’ er verfcheide by elkan-
deren. ziet, zoo is dit geen geriöcdfchap van
vreedzame zamenlevijsg;. dit is- een kr.ygs-
zuehtige zamenrotting die met ggoot geraas,
en- een. verfchrikkelyk gehuil gefchied ,. zy
, duid' een ontwerp aan , om het een o f ander
groot Dier aan te randen, als een Hert,
O s , o f Rendier , o f om zich. van een Waakhond
te ontdaan, die voor hen fe duchten
is. W y hebben gezeeht dat hunne j'acht'yd
den avpnd.is, en .zy verkiezen hier toe vooral
tniftig weder ; en wanneer'zy over een
Rivier trekken willen , zoo gefchied dit in een
keten, zy houden elkanderen met de.tanden
hy den ftaart yaft, uit vrees dat de ftroom
hen wegvoeren mocht: zoo zy een wond
bekomen hebben, die hen doet bloeden, zoo
wentelen zy zich zoo lang. in de l-yk,'.- ;.,t
dat het bloeden geftempt is ; de ftfcrkfte on,-
der hen klopt aan de deuren- der boere woningen
, om de Honden uit te doen komen,
en neemt ftraks de vlucht, midierwyl houd
zich ’er een op fchildwacht om hen te oven-
vallen, wanneer zy buitenkomen. Zooras
hunne krygsbedryven voleind zyn>zoo fcheh
den zy zich-van een , en keeren in ftilte
naar hunne eenzaamheit weder. Zelfs duurt
de zamenwoning van. de mannetjes en wyfr
jes niet lang, de eene zoeken.de andere niet
meer als eenmaal-in het jaar,.en onthouden
zich. niet lang by een. Het is in den Winter
dat de Wolvinnen verhit worden; ver-
fcheide mannetjes volgen e'en wyfje,. en-der
ze zamenrotting is noch bloeddorftigcr als
de voorgaande: want zy betwiften haar el-
kanderemmet veel verwoedheit; zy knorren .
zidderen , bevechten en veiTcheuren elkanderen,,
en het gebeurt dikwyls, dat zy die
gene onderling verfcheuren die zy den voor**
rang gegeven hebben., Gewonelyk. viueht zy
zeer. verre, vermoeid-haar minnaars-, en wykt
ter zyde, terw.yl zy flapen,.met devlugfte
o f meefl beminfle van. hen..
r De loopsheit duurt niet langer als twaalf
o f veertien dagen; de mannetjes hebben geen
merkbare tyd van verhitting, zy konnen in
alle tyden voortteelen, zy begeven zich vaa
wyfje tot. wyfje , naar, mate; dat. zy in ftaar
zysfo
•j:yri Om hen te ontvangen.' De Wolven paren
op dezelve wys als dé Honden , zy hebben
gelyk deze een beenachtige roede, die
met een wrong omringt is , zy zwelt op.,
en belet hen zich -van elkanderen te fehei-
den. De tyd der dracht is omtrent drie en
een halve maand, en men vind eerft geboren
Wolven, van het einde van de maand
April tot in july. Het is altoos in het midden
der boffehen en ' in e.en dieht.be waffen
plaats, daf de Wolvinnen hare jongen werpen
, die gewonelyk ze s ,; zeven, acht, en
zelfs negen in getal zyn, maar nooit minder
als drie. De moeder zoogt hen gedurende
verfcheide weken, eenige tyd hier na brengt
zy hen bofehmuizen , jonge haazen, patry-
zen , en levendige Vogelen." De jonge Wolven
fpeelen éérft met hen, waar na zy ze
verworgen; de Wolvin verfcheü-rt haar alsdan
ën geeft aan ieder e en ftu k ; zy komen
uit het nefl niet voort, waa-r in zy geboren
zyn , als ten einde van zes weken of
twee maanden ; zy volgen hunne moeder ,
die hen naar een plaats brengt‘alwaar zy
drinken konneii; zy brengt hen weder naar
hèt nefl, o f verbergt hen elders , wanneer
zy eenig gevaar ducht: zy volgen haar dus
gedurende verfcheide maanden. Wanneer
mén hep aantaft; zoo verdédigt zy- hen uit
al haar macht, en met de ukerfte verwoedheit,
fchöon zy op andere tyden, gelyk alle
wyfjes, veel vreesachtiger als- de mannetjes
is. Het is gewonelyk niet-voor den-ouderdom
van tien maanden o f ‘èen jaar, dat
de jongen haar verlaten |: wanneer zy zich
reeds zoo krachtig bevinden dat z y hare hulp
ontbeeren konnen. In deze tyd hebben zy
hunne tweede tanden bekomen, want dè
éerfte vallen in den ouderdom van zes maanden
uit, zy bezitten in deze tyd de nodige '
krachten, wapentuigen en vernuftighdt om
Op den roof te> konnén uitgaani
De mannetjes en wyfjes- zyn ia-. den ouderdom
van twee jaren tot de voortteeling
'bekwaam. De Jagers verzekeren dat zy in
alle hunne- drachten meer mannetjes als wyf-
jes voortbrengen: dit beveiligt de waarneming,
die vry algemeen fchynt , ten min-
ften. in? • deze ge wellen-, dat on'der alle de
fborten, van dat der menfchen af , de Natuur
meer mannetjes als wyfjes vooitbfengt;-
deze Dieren groei jen twee o f drie jaren, en
leven ’er vyftien o f twintig; De Wolven
worden grys door ouderdom; alle hunne tan*
den, zyn alsdan afgeflecen; men ziet ’er echter
in Lapland die reen. witte kleur hebben*
-zónder dat zy oud zyn : dit yerfchynzel. is
hen gemeen met alle de-Dieren die metjhaür
bedekt zyn , ,en deze bevrozen luchtftreek
bewonen*. Z y flapen wanneer zy verzadigt
o f vermoeid zyn , maar doorgaans meer des
daagfeh als des nachts , hunnen flaap is altoos
zeer lós ; zy drinken dikwyls-, gelyk
alle verfcheurende dieren; fchopn zy zeer
verflindzuch-tig zyn , zoo konnen zy het echter
drie o f vier dagen zónder eeten uit-
houden , mits zy geen gebrek aan water hebben*
De W o lf heeft veerkrachten in de fpiër-
ren van den hals én der kaken ; hy draagt
een Schaap in zynen muil, zonder dat he-t
de aarde raakt, en loopt echter veel fnelder
als de Herders; indiervoegen dat de Honden
hen • alleen- achterhalen , en zynen prooi ontweldigen
konnen. Hy loopty ,gaat, en waart
geheele dagen,en nachten;, hy is onvermoék-
jelyk, en dit" is mogelyk het eenigfte Diep
’ t geen men door het te jagen niet afmatten
•kan. Wanneer de W o lf in een-flrik valt,
■ zoo is hy indiervoegen, en zoo langen tyd
door den fchrik overmeefiert,. dat men hem
een halsband om doen kan, hem vaftkluis.-
• teren , muilbanden , en- vervolgens overal
leiden- waar men-wil, zonder dat hy het min-
fte teeken van toorn o f ongenoegen durft
geeven. Gesner verhaalt, dat een Vrcu.v,
een. Yofch en een W o lf des nachts, in een
put i gevallen, zjmde, zy ieder op hun plaats
bleven .zonder dat zy zich. ver-roei^n durfden
tot dat men den volgenden; m.orgen deze. drie
gevangene by elkariperen vond:, men dood’e
de W o lf en de Vofch eerft, en trok ’er vervolgens
de Vrouw uit die byna dood was,
fchoom zy geen ander nadeel, als de fchrik-
geleden hack
Dei. W o lf heeft zeer goede zintuigen, zyn-
gezichtip gehoor , en vooral zyn reuk zyji
uirnement: de re.uk van het v’ eefch lokt hem
• e-.m uur verre.. .Wanneer hy uit een ibofch
voortkoomt, zoo-, verzuimt hy nooit om in
.den wind- op te gaan; hy houd aan de buf—
ten zyde Hit,-ruikt aan-aile zy-den,. en ont-
- vangt dus de uitvlpeijingen der liahamen, rt
zy doode of. levende , die de wind naar‘hem
toevoert. Hy fchat het v-leefch der levende
dieren hóger als dat der doode , en echter
verflind hy dé flinkentfte krengen. :• hy bemint
het ménfchenylees,. en mogelyk- zou.
h y nooit igeen ander eeten.zoo hy de {berk—
fte was. Men heeft gezien dat de: Wolven-
' d9i